Deel 8 - Verstrooiing van de Joden

Wanneer je kijkt naar het onderstaande overzicht, zie je vóór en na het symbool van de gemeente (nr. 6) een Israëlische vlag (nrs. 7 en 8). Die betekenen dat het gaat om belangrijke gebeurtenissen rondom Gods volk Israël. In dit deel wil ik kort vertellen waar de vlag bij nr. 7 voor staat.

Zoals je al eerder hebt kunnen lezen, is de gemeente (nr. 6) niet in de plaats van Israël gekomen. Het Joodse volk bestaat immers nog altijd en God heeft hen een bijzondere toekomst beloofd (Genesis 13:15 en 17:8). Maar om te begrijpen wat Gods plannen met Zijn volk inhouden (nrs. 8 en 12), is het goed om eerst terug te gaan naar het Oude Testament.

Verstrooiing (Oude Testament)
In deel 2 van deze serie lazen we dat de Heere God besloot om Zijn plannen uit te voeren door één man daarvoor te kiezen: Abram. Die wilde Hij tot een groot volk maken (Genesis 12:2). God sluit zelfs een verbond (overeenkomst) met Abram (Genesis15:18). Het is belangrijk om te weten dat God bij dit verbond een aantal dingen heel belangrijk vond. Zolang het volk gehoorzaam was en trouw bleef aan God, mocht het in het land Kanaän* wonen en genieten van Gods zegeningen en van Zijn bescherming (Deuteronomium 4:40 en 28:1). Als ze Hem óngehoorzaam waren, zouden ze door God Zelf uit hun land worden gezet (Deuteronomium 28:64).
Rond 1050 voor Christus krijgt Israël de eerste koning: Saul. Hij wordt opgevolgd door David. Davids zoon Salomo werd daarna koning, maar hij was God niet gehoorzaam. Hij bezat veel vrouwen uit andere landen en diende helaas ook de goden van deze vrouwen. Op een gegeven moment wordt het volk door God zwaar gestraft voor deze afgoderij van Salomo. Het land viel uiteen in een tienstammenrijk en een tweestammenrijk (1 Koningen 11).
In het jaar 722 voor Christus wordt het tienstammenrijk veroverd door Assyrië. De meeste mensen uit die tien stammen werden weggevoerd uit hun land. Dit wordt ook wel de ‘ballingschap’ genoemd. Zij zijn niet meer teruggekomen.
Ruim een eeuw later werd het tweestammenrijk overwonnen door Babylonië en velen werden weggevoerd naar Babel. Na verloop van tientallen jaren mocht een deel van hen weer terugkeren, maar een aanzienlijk aantal Joden bleef achter in Babel.

Verstrooiing (Nieuwe Testament)
In de Evangeliën - in het Nieuwe Testament - lezen we over de tijd dat de Heere Jezus op aarde leefde. Israël werd in die jaren geregeerd door de Romeinen. Enkele tientallen jaren nadat de gemeente is ontstaan, zijn de Joden door de Romeinen - in 70 na Christus - het land uitgezet omdat ze tegen hen in opstand kwamen. Ze zijn over de hele aarde verspreid geraakt, tot in de verste uithoeken. Zo werd het volk opnieuw verstrooid over verschillende landen. De stad Jeruzalem werd helemaal verwoest. Het enige wat overbleef was een gedeelte van de buitenmuur van het plein waarop de tempel was gebouwd. Dit gedeelte van de muur bestaat nog altijd en wordt de ‘Klaagmuur’ genoemd.  

Door meerdere gebeurtenissen in de geschiedenis, met name door de ballingschappen en de opstand tegen de Romeinen, zijn de twaalf stammen dus verspreid geraakt over de gehele aarde. Deze verspreiding of verstrooiing wordt diaspora genoemd.

Een volgende keer kun je lezen over het (nationale) herstel van Israël.

Wendy Born

Vragen om over door te praten en over na te denken:

  1. Waar kunnen we in de Bijbel lezen dat de gemeente van Jezus Christus niet in de plaats van het volk Israël is gekomen?

  2. Wat beloofde God bij het verbond dat Hij sloot met Abram?

  3. Hoeveel stammen woonden er destijds in Israël en wat is er met hen gebeurd?

  4. Wat gebeurde er bij de verstrooiing van de Joden in het jaar 70 na Christus?

  5. Hoe wordt het gedeelte van de muur genoemd dat bij de tempel in Jeruzalem behoorde en er nog altijd staat? Waarom zou dat zo worden genoemd?