Zicht voor kids op eindtijd en profetie
Deel 6 - De gemeente van Jezus Christus (deel 1)
De gemeente van Jezus Christus (symbool nr. 6) is ontstaan toen een groep mensen op de Pinksterdag de Heilige Geest had ontvangen. Degenen die bij de gemeente horen, worden daarna christenen genoemd. Maar het Joodse volk - Israël - (symbool nr. 7) was er natuurlijk al vóórdat de gemeente ontstond. God heeft Zijn volk niet aan de kant gezet en heeft nog allerlei plannen met Israël. Die plannen (profetieën) zullen in de toekomst allemaal nog worden vervuld (o.a. symbolen nr. 8 en 12). Meer hierover komt in volgende delen aan de orde.
De gemeente van Jezus Christus is dus niet ‘in de plaats van’ Israël gekomen, zoals sommige mensen denken. God heeft met Israël een ánder plan en een ánder doel. Hij heeft Israël als het ware tijdelijk op een zijspoor gezet, maar Hij zal de draad met Zijn volk in de toekomst weer oppakken. Ook hier lees je later in de serie meer over.
Wat is de gemeente precies en waarom is deze belangrijk?
De gemeente wordt in de Bijbel vergeleken met een lichaam en wordt daarom ook wel ‘het lichaam van Christus’ genoemd. Je behoort pas echt bij de gemeente/het lichaam van Christus, als je een keuze voor de Heere Jezus hebt gemaakt en Hem in je leven wilt volgen. De Bijbel noemt dit ‘opnieuw geboren worden’ (Johannes 3:1-5). De Heere Jezus Zelf is het hoofd van het lichaam (Kolossenzen 1:18 en Efeze 1:22-23). In dit lichaam heeft God alle gelovigen een speciale plek gegeven, maar toch zijn we samen één (Efeze 4:16), omdat de Heere Jezus het hele lichaam aanstuurt. We kunnen binnen de gemeente niet zonder elkaar. In Efeze 5 vergelijkt de apostel Paulus de relatie van de gemeente met de Heere Jezus, als de band tussen man en vrouw in het huwelijk.
Toen de Heere Jezus nog op aarde was, heeft Hij gezegd dat Hij Zijn gemeente zal bouwen (Mattheüs 16:18). Dit betekent dat Hij Zichzelf volledig zal inzetten voor de gemeente. Hij heeft immers - uit liefde voor ons - Zijn leven gegeven aan het kruis van Golgotha. We mogen er op vertrouwen dat Hij ons helpt en Zijn plannen uitvoert. Hij zal dit nú met de gemeente op aarde doen, maar ook in de toekomst als we bij Hem in de hemel zijn. Wij leven nú nog op aarde, maar onze uiteindelijke bestemming is de hemel. In feite zijn wij dus ‘hemelburgers’ (Filippenzen 3:20). Jezus Christus wil graag dat wij bij Hem zullen zijn in de hemel (Johannes 17:24). Daarom zal Hij op een dag terugkomen om ons op te halen, zodat we voor altijd bij Hem mogen zijn (1 Thessalonicenzen 4:14-17).
Tot dat moment aanbreekt, is het de bedoeling op aarde te leven zoals Hij het graag wil. In de Bijbel kunnen we lezen hoe we mogen leven tot Zijn eer. Dat wordt een ‘heilige levenswandel’ genoemd (Romeinen 13:8-14). ‘Heilig’ betekent: apart gezet voor God. Leven zoals God het wil, is niet altijd gemakkelijk. In het dagelijks leven komen we veel moeilijkheden tegen die we moeten overwinnen. We kunnen gepest of uitgelachen worden om ons geloof of zelfs vervolgd (2 Timotheüs 3:12). De Bijbel zegt dat dit ook zál gebeuren (Johannes 16:33).
De gemeente mag voor ons een veilige plek zijn met andere christenen om ons heen. We kunnen elkaar helpen, bemoedigen en voor elkaar bidden. De Heilige Geest wil ons daar kracht voor geven.
Ook voor de toekomst heeft de Heere Jezus bijzondere dingen beloofd voor Zijn gemeente. We mogen hier hoopvol naar uitzien (Titus 2:13).
In het volgende deel zal ik meer vertellen over de toekomst van de gemeente.
Wendy Born
Vragen om over door te praten en over na te denken:
Waarom kun je niet zeggen dat de gemeente in de plaats van het volk Israël is gekomen?
Waarmee wordt de gemeente ook wel vergeleken? En Wie is het Hoofd daarvan?
Kun je uitleggen wat het betekent om opnieuw geboren te worden?
Welke heerlijke belofte heeft de Heere Jezus gegeven aan Zijn gemeente?
Wat verwacht de Heere Jezus van ons op aarde totdat Hij ons komt ophalen?
Dit is de titel...
Lorem Ipsum is simply dummy text of the printing and typesetting industry. Lorem Ipsum has been the industry's standard dummy text ever since the 1500s, when an unknown printer took a galley of type and scrambled it to make a type specimen book.