Wat hebben de ontslagen UNRWA-medewerkers eigenlijk gedaan?
31 januari - Meedoen met het aanrichten van het bloedbad in een kibboetz waarbij 97 mensen omkwamen, het ontvoeren van een onschuldige Israëlische vrouw naar Gaza, het uitdelen van munitie en het helpen coördineren van de aanval van 7 oktober door Hamas in de aansturing van verschillende voertuigen. Dit zijn enkele van de beschuldigingen die de Israëlische autoriteiten hebben overlegd aan de VS (inclusief bewijzen) inzake twaalf UNRWA medewerkers en hun vermeende betrokkenheid bij 7 oktober. The New York Times heeft deze ingezien en schrijft erover.
Het rapport is afgelopen vrijdag aan de Amerikaanse overheid overlegd. Het beschrijft de daden van de twaalf medewerkers van de UNRWA op 7 oktober. Twee van deze medewerkers zouden al omgekomen zijn, maar de rest is nog in leven. Tien van de twaalf zouden volledige leden van Hamas zijn (een internationaal erkende terroristische organisatie, die overigens door de VN niet als zodanig wordt herkend of gezien) en één lid zou onderdeel zijn van de Islamitische Jihad. Zeven van deze twaalf beschuldigden zijn leerkrachten, één is ambtenaar, een ander sociaal werker, weer een ander manager van een magazijn en twee werken in het schoolsysteem, maar niet als leerkrachten. Van deze laatste twee is één decaan in Khan Younis. Hij zou samen met zijn zoon een vrouw van Israël naar Gaza hebben ontvoerd.
De Israëlische geheime diensten hebben verder bewijzen van telefoonlocaties in het gebied van de aanslagen van zes van hen op de dag van de aanslag, als ook afgetapte telefoongesprekken waarin men uitgebreid spreekt over betrokkenheid bij de aanval van Hamas. Daarnaast zijn er tekstberichten waarin mensen worden opgeroepen door Hamas om zich te melden op verzamelpunten voor de aanslag en om daarbij wapens, inclusief een raketwerper, mee te nemen.
De beschuldigingen vormen de aanleiding voor tien landen om hun donaties aan de UNRWA (tijdelijk) stop te zetten. Dit lijkt wellicht geen groot aantal, maar deze landen samen brengen wel veruit het grootste deel van de bijdragen op.
Bron: NYT