Overheid kijkt mee - Wet toezicht informeel onderwijs
De wet toezicht informeel onderwijs is in internetconsultatie gegaan. Het is de eerste stap op weg naar een behandeling in de Tweede en Eerste Kamer. Het wetsvoorstel geeft de overheid de mogelijkheid om mee te kijken achter de voordeuren van zondagsscholen, kindernevendiensten, clubs en zelfs de scouting. Maar dat niet alleen: de overheid kan ook daarop ingrijpen. Het principe van scheiding van kerk en staat wordt aldus getreden en de vrijheden van godsdienst, meningsuiting en geweten worden bedreigd.
De wet is ingediend in verband met de zorgen om extremisme en antidemocratische onderwijzingen op sommige islamtische (koran)-weekendscholen en Chinese weekendscholen. Dit zogenaamde informele onderwijs (ten opzichte van het formele onderwijs in basisscholen en voortgezet onderwijs geregeld door de staat) staat nu los van elke vorm van toezicht en dat moet anders, zo vindt staatsecretaris Mariëlle Paul. Ook moet de overheid instrumenten hebben voor als het misgaat, aldus de bewindsvrouw. Het aanleren van haat en discriminatie moet voorkomen worden en dat kan middels deze wet.
Het grote probleem is dat de inhoud van deze wet heel verstrekkend is. Zij gaat namelijk niet alleen over de excessen in vormen van informeel onderwijs, maar zij gaat ook gelden voor de scouting, de zondagsschool bij de kerk om de hoek en ga zo maar door. Daarmee worden grondwettelijke en fundamentele rechten en principes getreden en daar is bij deze organisaties geen enkele reden voor. Ook biedt, volgens vele belangengroepen, het Nederlands recht nu al voldoende middelen om foute vormen van informeel onderwijs aan te pakken. Daar is deze wet niet voor nodig.
Duiding
De vraag mag terecht gesteld worden of het oké is in een vrije, democratische samenleving als de onze, dat de overheid op deze manier meekijkt met wat er geleerd wordt in de privé-sfeer van mensen en bij de godsdienstige opvoeding. Tegelijkertijd past het wetsvoorstel wel bij de trend van de steeds verdergaande controle die veel overheden over hun bevolking wensen te hebben. Daarin zien we de antichristelijke macht de kop opsteken, die de Bijbel al voorzegt. Zo leert bijvoorbeeld 2 Thess. 2 dat de antichrist nog wordt tegengehouden door een weerhouder, maar dat ondertussen zijn geest nu al rondgaat en werkzaam is. Een wetsvoorstel als dit past in dit plaatje. Het is wellicht niet zo bedoeld door de huidige regering, maar het is een volgende stap waarin de maatschappij wordt klaargemaakt voor het verschijnen deze antichrist, de ‘mens van de wetteloosheid.’ Hij zal immers een rijk bouwen van absolute controle en juist dit soort dingen maken absolute controle mogelijk.
Maar los van deze profetische duiding, bestaat er directer voor nu al het gevaar van ideologische beïnvloeding van onze kinderen op onze eigen zondagsscholen en kindernevendiensten, door bestaande seculiere overheden. Met behulp van dit wetsvoorstel kan die overheid bijvoorbeeld opleggen dat de kerken iets moeten gaan meegeven aan hun kinderen dat in lijn is met de heersende lhbti-ideologie of dat er op z’n minst moet worden verteld dat er meerdere wegen naar de verlossing zijn (en niet exclusief alleen via Jezus). Of wat als een geloofsgemeenschap afwijkt van wat de op dat moment heersende norm is in de politieke coalitie die aan de macht is? Wat als zij afwijkt van wat door de goddeloze samenleving als ‘onwenselijk’ wordt beschouwd? Wordt er dan ingegrepen? Dat lijkt wellicht onwaarschijnlijk, maar het is allemaal zo maar mogelijk in deze steeds sterker geradicaliseerde en gepolariseerde tijden.
De landsadvocaat en ambtenaren hebben al bezwaren geuit tegen het wetsvoorstel: het zou onpraktisch zijn en niet uitvoerbaar, nog los van inhoudelijke bezwaren.
Het wetsvoorstel regelt naast toezicht ook de procedures rond VOG’s en wil bijdragen aan kwaliteitsverbetering van het informele onderwijs. Dat laatste is opnieuw een misleiding: alsof de overheid begrijpt hoe en wat geloofsoverdracht binnen een bepaalde traditie is of zou moeten zijn. Het grootste pijnpunt zit echter in het toezicht van de overheid in de privé-sfeer en de invloed die zij daarop kunnen uitoefenen.