Euthanasie bij psychisch lijden toegejuicht
Afgelopen week was er een euthanasiecongres in Veenendaal waar onder andere gesproken werd over euthanasie bij psychisch lijden. Het Reformatorisch Dagblad schrijft dat het verhaal van een moeder die haar 18-jarige dochter verloor aan zelfgekozen euthanasie, op ‘daverend applaus’ kon rekenen. Dit is de trieste stand van ons Nederlandse euthanasiebeleid.
Vorig jaar kregen 115 mensen euthanasie vanwege psychisch lijden. Dit was mogelijk omdat het sleutelcriterium tot euthanasie in onze wetgeving zo is geformuleerd dat deze ruimte laat. Het stelt namelijk als voorwaarde dat iemand ‘uitzichtloos en ondragelijk lijdt’. Je zult begrijpen dat dit nogal breed interpreteerbaar is. Toen ik zelf colleges medische ethiek volgde aan de Universiteit van Utrecht en we deze wetgeving bespraken, werd dit al ingebracht: was deze brede voorwaarde niet te ruim? De professor die het college leidde, zei daarop dat dit geen geldige vraag was om te stellen, want het was niet gezegd dat het fout zou gaan. Als x mogelijk is, hoeft dat niet te gebeuren. Daar zijn we zelf bij. Als destijds 20-jarige geloofde ik dat, maar nu decennia later heb ik als inmiddels door de wol geverfde veertiger geleerd: als er ruimte is zal de mens die nemen. Het hellende vlak is niet denkbeeldig. Het is eerder regel dan uitzondering. In de hier beschreven ontwikkelingen binnen de interpretatie van de bestaande euthanasiewetgeving zien we de waarheid daarvan.
Het erge is dat euthanasie bij psychisch lijden elke hoop en kans op verandering wegneemt. Krijgt iemand euthanasie terwijl hij of zij lijdt aan terminale kanker dan zal dat ‘hooguit’ de onvermijdelijke en aanstaande dood versnellen. Kans op genezing is er - tenzij God een wonder doet - niet meer. Bij psychische ziektes weet je het echter nooit. Iets kan heel duister lijken en toch weer opknappen, meer en vaker dan bij lichamelijk lijden. Onze kennis van de psyche is te beperkt en de diagnoses zijn niet exact genoeg, zeker in vergelijking met lichamelijk aandoeningen. Daarom moet je altijd ruimte laten voor verbetering. Helemaal bij jonge mensen. Bij hen kunnen radicale veranderingen zich echt nog voordoen. Ik ken persoonlijk voorbeelden van jongeren die niet meer verder wilden en zelfs suïcidepogingen deden, maar die het overleefd hebben en die jaren later toch goed functionerende volwassenen zijn geworden met een waardevol leven. Hadden zij destijds euthanasie gehad, dan waren zij er al niet meer geweest.
In het artikel van het Reformatorisch Dagblad komt dit ook naar voren. Zo is er niemand bereid gevonden om zijn verhaal te doen op het congres over het afzien van een euthanasieverzoek om psychisch lijden. Dat is veelzeggend.
Ook hiervan kan ik zeggen dat ik dit in mijn praktijk als voorganger wel heb meegemaakt. Ik heb van dichtbij gezien hoe iemand niet meer wilde leven en in contact stond met een kliniek voor het levenseinde, maar ook hoe diegene daarvan terugkwam door Gods ingrijpen en nu met de beperkingen die er zijn, toch een waardevol bestaan kent.
Euthanasie is zo definitief dat we het risico niet zouden moeten willen nemen met mensenlevens die zo kostbaar zijn. Daarbij, wat zeg je als samenleving en hulpverlening als je zegt: inderdaad, vraag maar euthanasie aan om je psychisch probleem. Wij weten het ook niet meer. Ik zal het antwoord zelf geven. Wat je dan zegt is namelijk: wij geven je op, je bent niet meer de moeite waard. Ga maar. Volgens mij is dat iets dat wij als samenleving, en zeker wij als christenen, nooit mogen zeggen.
Ethicus Theo Boer zegt hierover ook een aantal waardevolle dingen in het interview bij het eerder genoemde artikel. Dat is zeer lezenswaardig, ook al staat het bij het Reformatorische Dagblad achter een betaalmuur.
Roelof Ham