Zorg, maar bovenal hoop voor Israël

Henk Schouten • 91 - 2015 • Uitgave: 18
Israël is bijna alle dagen in het nieuws. In de beginjaren van het herstel als natie tot ongeveer 1967 was dat doorgaans positief. Tot die oorlog werd dit herstel als een wonder van God beschouwd, wat het zeker ook is. Ook Nederland stond als natie pal achter Israël. Dat is in de wereld en helaas ook in Nederland de laatste decennia in rap tempo veranderd. Vandaag is Israël nog altijd veel in het nieuws, maar veel minder vaak positief.

Het lijkt er soms op dat Israël schuldig is aan bijna alles wat negatief is. In haar zorg om de totale vijandschap, oorlog en dreiging van aanslagen te overleven, heeft ze een geweldig leger opgebouwd dat helaas maar al te vaak moet aantreden. Een mening over deze dingen hebben is al riskant. Toch wil ik proberen wat lijnen te trekken. Lijnen die niet voortkomen uit wat we in de krant lezen, dat ook, maar vooral lijnen vanuit Gods Woord.

God heeft fantastisch plan
Het plan dat God heeft, wordt ons vanaf de eerste pagina’s in de Schrift langzaam onthuld. Dat plan raakt de mensheid, de verloren mensheid wel te verstaan. Mensheid als uitdrukking is echter veel te vrijblijvend. God heeft een plan voor ieder mens persoonlijk, dus ook voor u. Een reddingsplan welteverstaan. Dat is dringend nodig, omdat de zonde mensen in verloren positie gebracht heeft. De eeuwige dood, daarvan wil God ons redden.
Direct na de zondeval begint God van dat plan te onthullen. Er zal eenmaal een zaad komen, werd in Genesis beloofd. Daarmee werd de richting gewezen naar de Verlosser die er voor mensen nodig is en komen zal. Die Verlosser zal in een wereld komen die Hem niet wil, alles moet ingebed worden in veiligheid, opdat het succes, beter: de zegen van dit verlossingsplan, zoveel mogelijk mensen verlossing geeft. De vijandschap reikt verder dan de boosheid van mensen. Gods grote tegenstander, de boze, de satan, de duivel is er alles aan gelegen om Gods werk te hinderen.

God kiest een volk
Het is niet mogelijk in één Zoeklicht-artikel heel Gods plan te ontvouwen. We kiezen belangrijke elementen, juist die zaken die in relatie staan tot Gods volk. God koos zich een volk (Deuteronomium 7:6,7). Eerst een man, Abraham, maar Hij deed aan hem de belofte dat zijn nageslacht zich tot een groot volk zou ontwikkelen en er zegen ligt voor de mensheid in relatie tot dat volk (Genesis 12:1-3). Zegen en vloek voor de mens die dit volk zegenen dan wel vervloeken zou.
Het is wel zo dat de Here God ook aan dit volk voorwaarden stelde. Het volk zou zelf zo moeten leven en handelen dat het tot zegen zou kunnen worden. Bovendien zou het volk een voorbeeldfunctie krijgen, zoals Paulus ons daarop wijst in zijn Korinte-brief (1 Korintiërs 10).
Het volk is er weinig in geslaagd Gods plan te doorgronden en was in haar bestaan dikwijls een weerbarstig volk. Mozes had die ervaring al in de woestijn, denk aan de dans om het gouden kalf. Eenmaal in het beloofde land gekomen, zet die golfbeweging van gehoorzaamheid en ongehoorzaamheid zich heftig door in de tijd van de Richteren. In tijden van ongehoorzaamheid zien we dat het volk onderdrukt wordt, keert het tot God terug dan keert ook de zegen terug. Deze beweging zet zich ook door tijdens de regeerperioden van de koningen.
Gods plan lijkt op een fiasco uit te lopen. De noordelijke tien stammen verdwijnen uit het land en zijn tot op vandaag feitelijk zoek. Juda, het zuidelijke rijk, doet het weinig beter. Ook dit volk gaat in ballingschap. Echter, een rest mag terugkeren naar het beloofde land. Die rest was ook noodzakelijk. De Here God immers had beloften gedaan: door dit volk zou de mens gezegend worden, zondaren verlost. En Gods beloften zijn onberouwelijk (Romeinen 11:29). Beloften gedaan aan dit volk, maar natuurlijk gaat dat op voor al Gods beloften.
God kon het zogezegd Zichzelf onmogelijk aandoen dat met de ballingschap Zijn plan in duigen zou vallen. Al in de prilste periode van Israëls bestaan had de Here God deze dingen voorzegd. Leest u aandachtig de hoofdstukken 28-30 uit het boek Deuteronomium eens door. Het volk staat dan nog met de sandalen in het hete zand van de woestijn, heeft nog geen korreltje zand van het beloofde land, maar Mozes moet al zeggen dat door ongehoorzaamheid het volk ook weer uit het land verdreven zou worden. Dit is allemaal letterlijk vervuld. Dat alleen al zou meer dan voldoende moeten zijn om heel Gods Woord te geloven en in vertrouwen aan te nemen.
Die trouw van God werd bewaarheid. Uit de ballingschap keerde een deel, niet meer dan een rest van het volk terug naar het beloofde land en bouwt daar stad en tempel weer op. We tekenen de tijd van Ezra en Nehemia.

Dan verschijnt Jezus
Zijn komst werd door talloze profetieën aangekondigd. Heel bijzonder is wat Maria horen mag. Jezus zal Koning worden, niet over de kerk, maar over het huis van Jakob (Lucas 1:33). Natuurlijk sluit dat weer naadloos aan bij Gods beloften in het Oude Testament, in het bijzonder aan David en Salomo gedaan. Jezus is de grote zoon van David, die komen zou. Op magistrale, Koninklijke wijze laat Jezus zien wie Hij is. Zijn woorden bevestigen Zijn autoriteit, Zijn wonderen onderstrepen dat Hij het is die de Koninklijke heerschappij zal voeren. De tijden van de profeten over het Messiaanse rijk staan voor de deur. We kennen de geschiedenis, het volk heeft Hem niet aangenomen.
We hoeven niet te discussiëren over de vraag wie Jezus heeft gekruisigd, er is geen plaats voor vingerwijzing. Alles was begrepen in Gods plan. Het volk had Jezus echter kunnen aanvaarden, het ging anders, met een reden. Het niet aanvaarden van Jezus als de Messias die komen zou, gaf macht aan de tegenstander, zoals steeds. Die tegenstander rukte ongehinderd door bescherming van God voor Zijn volk op en vernietigde stad en tempel het volk ging een lange en duistere nacht tegemoet van bijna 2000 jaar. De Here had (voorlopig) Zijn hand afgetrokken van het volk (Matteüs 23:37-39), maar er staat een hoopvol ‘totdat’. Er zal een totale verandering komen in de situatie van Israël.
Maar eerst wordt het evangelie verkondigd: Gods zegen voor de mensheid kwam er door Jezus Christus, allen die Hem aangenomen hebben heeft Hij macht gegeven om kinderen Gods te worden, die in Zijn Naam geloven (Johannes 1:12,13).

Geheimen worden onthuld
Na de hemelvaart van Jezus en de uitstorting van de Heilige Geest, blijkt Gods plan een reikwijdte te hebben waar de profeten niet van wisten en waarin zelfs engelen begeerden een blik te werpen (1 Petrus 1:12). Het ging God niet primair om Israël, met respect voor dit volk, het was slechts een middel tot dat veel grotere en omvangrijkere doel, de redding van de mens. De eerste mens, Adam, werd ongehoorzaam en liet de zonde toe, daarmee vernietigde de mens zichzelf. God echter gaf een nieuwe mens, zonder zonde, Jezus, die daardoor Gods volmaakte offerlam kon worden.
In Hem en door Hem is er een nieuwe mens, niet uit vlees en bloed, maar door de (weder)geboorte, de geboorte door de Geest van God. Daarmee is die nieuwe mens niet aards, vleselijk, maar hemels, geestelijk. Die mens heeft dan ook niet een aardse, maar een hemelse toekomst. Daarom ook leert Gods Woord dat we de dingen moeten zoeken die boven zijn, waar Christus is, gezeten aan de rechterhand van God. Nu nog zien we door een spiegel in raadselen, maar straks van aangezicht tot aangezicht. Het was God van meet af aan om die nieuwe mens te doen. Bent u zo’n veranderd en nieuw mens?

Israël dan?
Voor dit volk heeft God nog buitengewoon veel zegen gereserveerd, mag ik het schrijven, misschien wel als loon voor zijn plaats in het verlossingswerk waar ook zoveel lijden bij kwam. Dit volk zal straks niet meer aan de staart van de volken gaan, maar aan het hoofd (Deuteronomium 28:13). Denk aan de hierboven al aangewezen woorden uit Matteüs 23, het belangrijke ‘totdat’.
Ik denk dat het niet lang meer duren zal, dan zal Christus tot Zijn volk komen. Het volk zal in een jammerklacht uitbreken en zien die zij doorstoken hebben (Zacharia 12:9-14), maar wat een heerlijkheid zal daarop aansluiten. De Here Jezus zal te midden van dit volk komen, de herkenning zal er dan wel wezen. Hij zal plaatsnemen op de troon van Zijn vader David en duizend jaar regeren (Openbaring 20:4-6). Dat zal nog een aards koninkrijk zijn, met nog altijd zondige mensen en dit moet dus onderscheiden worden van de plaats die de gemeente ontvangen zal in het huis met de vele woningen.
Na die lange tijd van duizend jaar zal het echter ophouden, nog één keer een vreselijke opstand van de mens rechtstreeks tegen de heerschappij van onze Here (Openbaring 20:7-10). De Here zal radicaal afrekenen met deze laatste tegenstand en dan komt er een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Het hemelse Jeruzalem zal de hoofdstad daarvan zijn.

Wij kunnen maar één dingen verlangen en het is ons gebed: Heer Jezus kom! Misschien is dat wel het diepste doel van heel Gods plan: de Openbaring van Zijn Zoon met Zijn bruid.

Maranatha, Jezus zal zeker komen.
Ds. Henk Schouten