Zij legden Hem in een nieuw graf

ds. Theo Niemeijer • 88 - 2012 • Uitgave: 7
‘Er was ter plaatse, waar Hij gekruisigd was, een hof en in die hof een nieuw graf, waarin nog nooit iemand was bijgezet; daar legden zij Jezus neder wegens de Voorbereiding der Joden, omdat het graf dichtbij was’ (Johannes 19:41-42).

Wat moest er met de lichamen gebeuren?
De Joden kwamen in tijdnood. Het was voorbereiding voor de Paassabbat, waarmee het feest van de ongezuurde broden begon. Tijdens dit feest mochten er geen veroordeelden aan het kruis blijven hangen. Daarom gingen ze naar Pilatus om het lijden van de veroordeelden te verkorten, zodat ze nog voor de sabbat van het kruis gehaald konden worden. Pilatus stuurde zijn soldaten er op af en die braken de benen van de misdadigers die met Jezus gekruisigd waren, zodat ze zich niet meer op hun benen omhoog konden duwen om adem te halen, met als de verstikkingsdood als gevolg. Tot hun verbazing was de Here Jezus al gestorven, zodat ze het breken van de benen bij Hem achterwegen lieten, maar Hem met een speer in de zijde staken. Daarop werd het bewijs van de ingetreden dood zichtbaar door het water en het bloed dat uit Zijn zijde stroomde. Hierop konden de lichamen van het kruis gehaald worden.
Normaal gesproken zouden de lichamen dan vervolgens naar het Ben-Hinnomdal, dat aan de zuidwestkant van Jeruzalem ligt, afgevoerd worden om daar verbrand te worden. Vervloekten en veroordeelden werden niet begraven, maar in dit ‘Lijkendal’, zoals Jeremia dit dal noemde (Jeremia 31:40) verbrand. De Targum heeft de naam van dit dal in Ge-Henna veranderd, de naam dit bij ons als ‘Hel’ vertaald is. Zou zo het lichaam van de Here Jezus ook naar dit dal afgevoerd worden? De Joden hadden dit wel heel graag gewild en gingen er ook van uit dat dit zo ook zou gebeuren. Dan wisten ze zeker dat het hiermee helemaal uit was met deze ‘Messias’! Maar hoe zou dan Psalm 16:9 vervuld worden: ‘Zelfs mijn vlees zal in veiligheid wonen’, of zoals Petrus dit vers zo mooi aanhaalt in Handelingen 2:26 ‘Ja, ook mijn vlees zal nog een schuilplaats vinden in hope.’

Jozef van Arimatea
Op het juiste moment, vlak voordat de lichamen naar Ben-Hinnom weggebracht zouden worden, kwam Jozef het lichaam van de Here Jezus ophalen. Hij had Pilatus hierom gevraag. Marcus vertelt ons dat Jozef ‘het waagde om naar Pilatus te gaan om het lichaam van Jezus te vragen’, waaruit blijkt dat dit voor Jozef niet zonder gevaar was. We lezen ook, dat hij het in het geheim deed. Jozef van Arimatea, een Joodse stad zo’n 50 km ten noordwesten van Jeruzalem, was lid van de Joodse Raad. Dit Sanhedrin bestond uit zeventig leden + één, de Hogepriester, die tevens voorzitter van de raad was. De leden van het Sanhedrin bestonden uit: overpriesters (leden va de Hogepriesterlijke familie), oudsten, Schriftgeleerden en Farizeeërs. Jozef was een raadslid van aanzien en had grote bekendheid.
Lucas vertelt ons dat Jozef niet had ingestemd met de veroordeling van de Here Jezus, waarmee hij waarschijnlijk al een buitenbeentje was en opviel als een sympathisant van de Here Jezus. Door nu naar het lichaam van de Here Jezus te vragen, trad hij wel heel duidelijk als aanhanger van Jezus naar buiten. Toen de Joden later hoorden dat Zijn lichaam niet naar het Ben-Hinnom dal afgevoerd werd maar begraven was, zullen de Joden zeker gehoord hebben dat Jozef hiervoor verantwoordelijk was. Zo zie je maar dat je niet anoniem kunt blijven wanneer je direct betrokken bent bij het lijden en sterven van de Here Jezus.
Jozef was niet de enige die zich om het lichaam van de Here Jezus bekommerde. Ook Nikodemus sloot zich bij Jozef aan en samen brachten zij het lichaam naar een hof die vlak bij het kruis lag, waar Jozef een eigen grafkamer had laten uithouwen en waarin nog niemand was bijgezet. Het was het graf van een rijk man, want Jozef was rijk, lezen we. Nadat ze het lichaam met specerijen in zuiver linnen gewikkeld hadden legden ze het (voorlopig?) in dit nieuwe graf van Jozef. Zo ging de profetie uit Jesaja 53:9 in vervulling: ‘Bij de rijke was Hij in de dood.’
Van Nikodemus lezen we dat hij ’s nachts de Here Jezus had opgezocht om met Hem te praten. Later neemt hij het in het openbaar op voor Jezus met de woorden: ‘Veroordeelt onze wet dan een mens, tenzij men zich eerst van hem op de hoogte gesteld heeft en kennis genomen van wat hij doet?’, waarop aan Nikodemus kritisch gevraagd wordt of hij soms ook uit Galilea komt! (Johannes 7:49-52)

Het was voorbereiding, ook voor Jozef en Nikodemus?
Voor zowel Jozef als Nikodemus betekende dit dat ze het Pascha, dat die avond zou beginnen, niet konden vieren omdat ze een dode aangeraakt hadden en zich daardoor verontreinigd hadden. De Joodse wet leerde dat je bij het aanraken van een dode onrein werd en dat je alleen gereinigd het Pascha mocht vieren. Zeer waarschijnlijk is het voor hen toch het mooiste Pascha van hun leven geworden. Zij mochten zich over Zijn lichaam ontfermen, waarvan Hij gezegd had: “Dit is mijn lichaam voor u.” Zij mochten de heerlijke opstandingsmorgen voorbereiden door Hem in het graf te leggen, waarvan op de eerste dag van de week de steen afgewenteld was en het lege graf het bewijs van Zijn overwinning over de dood werd.
U begrijpt wel, dat als Jozef en Nikodemus zich niet om Zijn lichaam hadden bekommerd, dat de eerste dag van de week er heel anders uitgezien zouden hebben!
Het graf waarin de Here Jezus gelegd werd was een nieuw graf, waarin nog nooit iemand gelegen had. Zo was het ook met de geboorte van de Here Jezus, waarbij Hij in een voerbak gelegd werd, waarin waarschijnlijk voor Hem ook nog nooit een kindje in gelegen had. Zo vroeg Hij op weg naar Jeruzalem, toen Hij de Olijfberg beklom, om een ezelsveulen, waarop nog nooit iemand gezeten heeft. Het leven met de Here Jezus is geen voortzetting van het oude, maar een geheel nieuwe leven.

En de apostelen?
We lezen over Jozef en Nikodemus die voor het lichaam van de Here Jezus zorgden. We lezen ook over enkele vrouwen die hen daarbij hielpen, maar over de apostelen lezen helemaal niets. Waarom waren de apostelen hierin zo afwezig en droegen zij geen verantwoordelijkheid voor het lichaam van hun Here? Had de Here Jezus dit dan ook niet van te voren aangekondigd? ‘Gij zult allen aan Mij aanstoot nemen in deze nacht. Want er staat geschreven: Ik zal de herder slaan en de schapen der kudde zullen verstrooid worden. Doch nadat Ik zal zijn opgewekt, zal Ik u voorgaan naar Galilea’ (Matteüs 26:31-32).
De schapen waren uiteengejaagd, de Herder was geslagen, maar wat geweldig dat er altijd getrouwen overblijven waarmee de Here tot Zijn doel komt. Ook vandaag zijn er nog vele getrouwen die niet zo op de voorgrond treden, maar door de Here op een geweldige manier gebruikt worden. Zo mogen we er ook nu zeker van zijn dat er onder het Joodse volk mannen van aanzien zijn, zoals Jozef van Arimatea en Nikodemus, die als Christusgetrouwen op Gods tijd uit hun anonimiteit zullen stappen en tot zegen voor hun eigen volk zullen zijn.

ds. Theo Niemeijer