Image

Zeven zevens (5): zeven opstandingen

Jules Hollebrandse • 97 - 2021 • Uitgave: 11

In deze serie over ‘zeven zevens’ bestuderen we een nieuw element in Gods heilsplan ‘de zeven opstandingen’. Als u begint te tellen komt u waarschijnlijk al snel tot meer dan zeven. Het gaat ons echter niet om het aantal, maar om de aard en diversiteit van de zeven opstandingen.

‘Maar nu, Christus is opgewekt uit de doden, en is de Eersteling geworden van hen, die ontslapen zijn.’  

Het belangrijkste feit
Hét belangrijkste feit in de wereldgeschiedenis is zonder twijfel de opstanding van onze Heere Jezus Christus! Een feit dat door velen búiten, maar helaas ook bínnen de kerk geloochend wordt. Veel liberale theologen willen daar niets van weten en zeggen dat Hij ‘in de gedachten van Zijn discipelen is opgestaan’. Daarmee snijden ze het hart uit het Evangelie! De Bijbel leert ons anders.

1. De opstanding van Jezus Christus
Als Christus niet is opgestaan, dan is de prediking tevergeefs en ook ons geloof. Dan zijn we valse getuigen, dan blijven we in onze zonden en gaan we allemaal verloren (1 Korinthe 15:14-18). Maar nee, ‘Christus is opgewekt uit de doden, en is de Eersteling geworden van hen, die ontslapen zijn’ (1 Korinthe 15:20). Misschien kijkt u hier even van op, ‘de Eersteling’? En La­zarus dan? En het dochtertje van Jaïrus en die jongeman uit Naïn bijvoorbeeld, die zijn toch al vóór Hem opge­staan? U hebt gelijk, maar zij stonden op in hun oude sterfelijke lichamen en zijn later opnieuw gestorven. Wij hebben een levende Jezus, Die opstond in een verheer­lijkt lichaam en nooit meer sterven zal (Romeinen 6:9).

De geestelijke opstanding
Iedereen die gelooft in de opstanding van Jezus Christus (Romeinen 10:9) is geestelijk opgestaan. Paulus schrijft dat God hen ‘levend gemaakt heeft met Christus’ en dat Hij hen ‘mede-opgewekt en mede-gezet heeft in de hemel in Christus Jezus’ (naar Efeze 2:4-6). We leven nog op aarde, maar geestelijk hebben we onze positie gevonden in Christus Jezus. Dat betekent niet dat we de zonde in ons leven al overwonnen hebben, integendeel. Dagelijks hebben we daartegen strijd te voeren (Romeinen 7:18-21). Het is de strijd van de oude mens tegen de nieuwe. Gelovigen hebben een wil om het goede te doen, maar het lichaam doet precies het tegenovergestelde (Romeinen 7:24). Een nadenkertje: ‘een gelovige heeft een levende geest en een dood lichaam, (dat wil zeggen: hij dient het voor dood te houden); een ongelovige heeft een dode geest en een levend lichaam’ (hij doet alles wat het lichaam hem ingeeft).

De lichamelijke opstanding  
Alle gestorven mensen zullen eens lichamelijk opstaan (Handelingen 24:15). Jezus maakte onderscheid in de ‘opstanding des levens’ en de ‘opstanding der verdoeme­nis’ (Johannes 5:28-29). Deze twee opstandingen vinden niet tegelijkertijd plaats, er ligt een periode van 1000 jaar tussen. De ‘eerste opstanding’ is die van gelovigen vóórdat het duizendjarig rijk aanbreekt (1 Korinthe 15:23; Openbaring 20:4-6); de ‘tweede opstanding’ is die van ongelovigen, aan het einde daarvan (Openbaring 20:5,13).

De eerste opstanding  
Deze opstanding vindt niet plaats op één bepaald moment in de tijd, maar in fases, die een periode van een aantal jaren beslaan. Verschillende groepen gelovigen staan ordelijk na elkaar op (1 Korinthe 15:20-23). Laten we deze groepen en opstandingsmomenten eens onder de loep nemen.


2. De opstanding van Oudtestamentische heiligen  
Toen Jezus Christus aan het kruis stierf, stonden er Oudtestamentische heiligen op. We lezen dat de graven werden geopend en vele lichamen van gestorven heiligen werden opgewekt. Ze kwamen uit de graven, na Jezus’ opstanding en zijn aan velen in Jeruzalem verschenen (Mattheüs 27:50-53). Dat roept wel wat vragen op, zoals: wat is er daarna van hen geworden? Zijn ze weer opnieuw gestorven? En ook: waar bleven die andere Oudtestamentische heiligen die toen niet zijn opgestaan? Daar willen we de volgende keer op ingaan.


3. De opstanding van gemeenteheiligen  
Alle gestorven gelovigen vanaf Christus’ opstanding zullen vlak voor de opname van de gemeente opstaan (1 Thessa­lonicenzen 4:13-18). Ze zullen ‘in een punt des tijds, in een ogenblik, onverderfelijk opgewekt worden’ en samen met de gelovigen die dan nog leven zullen veranderd worden (1 Korinthe 15:51-53). Allen zullen een nieuw opstandingsli­chaam ontvangen, dat gelijkvormig is aan dat van de Hee­re Jezus Christus Zelf (Filippenzen 3:21). Dat is de belofte die de Heere gegeven heeft en die Paulus als een verbor­genheid mag openbaren. Hij spreekt over de ‘verlossing van ons lichaam’ (Romeinen 8:23). Dat is de hoop die wij hebben en het moment waar wij naar uit mogen zien!

4. De opstanding van de twee getuigen  
In Openbaring 11 lezen we over twee getuigen die tijdens de grote verdrukking gedood zullen worden door het beest uit de afgrond, de antichrist. Hun dode lichamen mogen niet begraven worden maar moeten 3½ dag op de straten in Jeruzalem blijven liggen. Maar God Zelf zal hen weer levend maken, waarna zij opstijgen naar de hemel, de Bruid achterna (vers 7-12). Velen denken bij deze twee getuigen aan Elia en Mozes, vanwege de macht die hen gegeven wordt. Ze kunnen ‘de hemel sluiten zodat het niet zal regenen’ en ‘water in bloed veranderen en de aarde met allerlei plagen slaan’ (Openbaring 11:6). Daarnaast zijn ze samen met de Heere Jezus op de berg der verheerlijking aan drie apostelen verschenen (Mattheüs 17:3-4).

5. De opstanding van verdrukkingsheiligen
Johannes ziet twee groepen mensen regeren: de gelovigen uit de gemeentetijd (die opgestaan en opgenomen zijn vóór de grote verdrukking) én de gelovigen die tijdens de verdrukkingstijd onthoofd zijn, omdat ze het beest (de antichrist) en zijn beeld niet aanbeden hadden en ook het merkteken van het beest niet hadden ontvangen (Openbaring 20:4). Dat houdt in dat deze groep heiligen aan het einde van de grote verdrukking zal opstaan.

De tweede opstanding  
Nadat de gelovigen tijdens de ‘eerste opstanding’ op verschillende momenten zijn opgestaan, is de beurt aan de ongelovigen. Zij staan op in de ‘tweede opstanding’. We zijn dan inmiddels duizend jaar verder in de tijd.

6. De opstanding van de antichrist  
Zoals Christus de Eersteling is van de eerste opstanding (ten leven), zo is de antichrist de eersteling van de tweede opstanding (ter verdoemenis). Jezus Christus zal Zijn tegenstander doden (2 Thessalonicenzen 2:8), waarna zijn ziel naar de hel gaat. De antichrist zal weer opstaan (Openbaring 13:14 en 19:20). Zijn bestemming is echter niet de hemel, maar ‘de poel des vuurs’(Openbaring 19:20).

7. De opstanding van de ongelovigen
Duizend jaar na de opstanding van de antichrist worden de ongelovigen uit alle tijdperken opgewekt. Hun zielen, die zolang in het dodenrijk bewaard werden, zullen her­enigd worden met hun lichamen (Openbaring 20:12-13). Ze dienen zich te verantwoorden voor de grote witte troon van God. Ze hebben geen enkel geldig excuus als Hij hen bevraagt op alles wat ze gezegd, gedacht en gedaan hebben. Ook zij worden geworpen in de ‘poel des vuurs’ (Openbaring 20:14-15). Wat een ontzettende ontgoocheling en vreselijke werkelijkheid moet dat voor hen zijn! Ter bemoediging sluiten we af met het laatste couplet uit het overbekende lied ‘Daar juicht een toon…’ Want nu de Heer is opgestaan, nu vangt het nieuwe leven aan. Een leven door Zijn dood bereid, een leven in Zijn heerlijkheid.

Jules Hollebrandse