Zeven Zevens (3): Zeven hoogtijden
‘Deze zijn de gezette hoogtijden des HEEREN, de heilige samenroepingen, die gij uitroepen zult op hun gezette tijd.’
In de vorige artikelen zagen we zeven dagen als beeld van de wereldtijd en zeven bedelingen als indeling van die tijd naar de verschillen in Gods heilshandelen. Dit keer kijken we naar de 7 door God ingestelde ‘hoogtijden’. Het zijn geen tijdvakken van jaren of eeuwen, maar markeringspunten in de tijd, die op profetische wijze inzicht geven in Gods reddingsplan.
Instelling 7 hoogtijden
We vinden de instelling van de hoogtijden onder andere in Leviticus 23. Het zijn feesten van God (vers 2, 4), die profetisch verwijzen naar heilshistorische gebeurtenissen waarin Jezus Christus de hoofdrol speelt. Deze hoogtijden zijn ‘een schaduw der toekomende dingen’ (Kolossenzen 2:17a).
We lopen deze hoogtijden of feesten kort na en letten op de profetische betekenis daarvan.
Vier Voorjaarsfeesten
De eerste vier feesten worden ‘voorjaarsfeesten’ genoemd; eenvoudigweg omdat ze in het voorjaar vallen. Daarna volgen drie ‘najaarsfeesten’, die allen in de 7e maand van de Bijbelse kalender worden gevierd.
1. Het Pascha
Israël moest het Pascha onderhouden als een gedachtenis aan zijn bevrijding uit Egypte (Exodus 12:14). Het geslachte lam wees op het volmaakte Offerlam, Jezus Christus. Op exact dezelfde dag waarop het Paaslam geslacht moest worden (Nisan 14, de 14e van de eerste maand), stierf Jezus Christus aan het kruis. ‘Want ook ons Pascha is voor ons geslacht, namelijk Christus’ (1 Korinthe 5:7b). Johannes wees Hem al aan: ‘Zie, het Lam Gods, Dat de zonde der wereld wegneemt!’ (Johannes 1:29b). Niet alleen de zonden van Israël, maar van allen die Hem hebben aangenomen en in Zijn Naam geloven (Johannes 1:12). Wij denken aan dit heilsfeit terug bij de viering van het Avondmaal des Heeren (1 Korinthe 11:23-26).
2. Het feest der ongezuurde broden
Dit feest herinnerde Israël aan het overhaaste vertrek uit Egypte. Er was geen tijd om het deeg te laten rijzen en daarom moest men ongezuurde broden meenemen. Het Pascha vloeide geruisloos over in het feest der ongezuurde broden, Nisan 15 dus (Leviticus 23:6-8). Zuurdesem is een teken van zonde; Jezus Christus vervulde het feest der ongezuurde broden door zonder zonde te sterven. Het is een beeld van Zijn begrafenis. Hij is als het Brood des levens gestorven, opdat een ieder die van dat Brood eet niet zal sterven, maar leven in eeuwigheid! (naar Johannes 6:48-51).
3. Het feest der Eerstelingen
Op het Eerstelingenfeest moest het volk de eerste schoof van de graanoogst aan de priester geven om voor de Heere bewogen te worden. Het is een beeld van de opstanding van Jezus Christus. Precies in dat jaar viel het feest der Eerstelingen op de derde dag na Pesach (Nisan 17). Op die dag stond Hij op uit de dood en vervulde letterlijk dit feest. Hij werd als eerste Schoof van de oogst voor de Vader bewogen in de hemelse tempel.
Paulus schreef hier later over: ‘Maar nu, Christus is opgewekt uit de doden, en is de Eersteling geworden van hen, die ontslapen zijn. Maar een ieder in zijn orde: de eersteling Christus, daarna die van Christus zijn, in Zijn toekomst’ (1 Korinthe 15:20, 23, SV).
4. Het Pinksterfeest
Op de laatste dag van de graanoogst, dat is 50 dagen (7x7 dagen+1) na het feest der Eerstelingen, werd het Pinksterfeest of Wekenfeest gevierd (Leviticus 23:15-16). Het graan werd tot meel gemalen waaruit twee broden mét zuurdesem werden gebakken.
Uitgerekend op de 50e dag ná Zijn opstanding vervulde Christus Zijn belofte (Johannes 16:7, 13) door Zijn Geest uit te storten op 3.000 mensen die allen tot één Lichaam werden gedoopt (naar 1 Korinthe 12:13).
Die twee broden zijn het beeld van twee groepen gelovigen uit Jood en heiden, die samen het Lichaam van Christus vormen. Het zijn niet langer losse graanstengels meer, maar één homogeen geheel.
Drie Najaarsfeesten
Na het 4e feest volgde een onderbreking van vier maanden waarin de oogst werd ingezameld. In deze periode zijn er geen hoogtijden en is er geen samenroeping van het volk. Profetisch ziet dit op de tijd dat de Heilige Geest van over de hele wereld mensen vergadert. De drie ‘najaarsfeesten’ beginnen als de volheid der heidenen is ingegaan, samen met het overblijfsel uit Israël (resp. Romeinen 11:25 en 5).
5. Het bazuinenfeest
Nadat de gehele oogst was binnengehaald werd het volk opgeroepen om tot rust te komen en op de bazuin te blazen (Leviticus 23:23-25; Numeri 29:1-6). Dat gebeurde als de priesters de eerste maansikkel aan de hemel hadden waargenomen. De laatste van 100 bazuinstoten was een langgerekte toon. Niemand wist precies wanneer het zover was; de bewolking kon het zicht belemmeren waardoor de bazuin later geblazen werd.
Jezus Christus zal dit feest vervullen als de laatste bazuin Gods zal klinken en Hij terugkomt op de wolken om de gemeente op te nemen in heerlijkheid (1 Thessalonicenzen 4:16-17 en 1 Korinthe 15:51-52).
6. De grote Verzoendag
Op de grote Verzoendag ging de Hogepriester het Heilige der Heiligen binnen voor de jaarlijkse reiniging van de zonden van het volk (Leviticus 16:1-34). Dit is een beeld van Christus die als de grote Hogepriester Zichzelf als een zondoffer voor ons geofferd heeft (Hebreeën 9:11-14).
Voorafgaand aan deze dag moest het volk vasten, zijn zonden belijden en de gunst van de Heere zoeken. Dit duidt op de periode van verdrukking voor de zichtbare wederkomst van Jezus Christus. We zien in onze dagen dat God Israël terugbrengt naar zijn eigen land. De meesten zijn onbekeerd. Maar ze zullen berouw tonen en zich tot God bekeren (Zacharia 12:9-14) en Hij zal Zich met Zijn volk verzoenen. Zo wordt de grote Verzoendag vervuld bij Zijn zichtbare Wederkomst.
7. Het Loofhuttenfeest
Om de Heere te danken voor de gehele oogst vierde het volk zeven dagen feest (Deuteronomium 16:13). Gedurende deze dagen woonde men in loofhutten. Iedereen leefde op dezelfde sobere wijze. Onderscheid in rang en stand viel weg, men voelde zich één, er heerste blijdschap, men genoot van lekker eten, enz.
Dit feest wijst profetisch op de tijd dat Jezus Christus op aarde zal regeren. Het krijgt zijn vervulling in het vrederijk, waarover zoveel profeten in het Oude Testament al hadden gesproken.
Het eindigt na de 7e dag; de 8e dag begint de nieuwe hemel en de nieuwe aarde.
Zo zeker als God de voorjaarsfeesten rondom Christus’ eerste komst tot in detail vervulde, zo zeker zal Hij dat ook doen met de najaarsfeesten rondom Christus’ wederkomst. De eerstvolgende mijlpaal in Gods heilsplan is het bazuinenfeest dat elk moment kan aanvangen. Daar behoeven niet eerst nog profetieën voor vervuld te worden. Op Zijn komst is onze verwachting en gegronde hoop gevestigd! (Titus 2:13).
Ziet u er ook reikhalzend naar uit? Maranatha!
Jules Hollebrandse
1. Het is onmogelijk om dit omvangrijke onderwerp in één artikel uit te werken. Er zijn goede boeken verkrijgbaar die u kunt gebruiken bij verdere zelfstudie, zoals ‘Wake Up!’ door Arno Lamm en Emile-André Vanbeckevoort (een Zoeklichtuitgave).
2. Zie ook 1 Korinthe 5:7-8 waar Paulus spreekt over het ‘zuurdesem der kwaadheid en der boosheid’
3. Dit heeft hoogstwaarschijnlijk plaatsgevonden in de tijd tussen Jezus’ verschijning aan Maria en Zijn verschijning aan Thomas (Johannes 20:17 en 27).
In de vorige artikelen zagen we zeven dagen als beeld van de wereldtijd en zeven bedelingen als indeling van die tijd naar de verschillen in Gods heilshandelen. Dit keer kijken we naar de 7 door God ingestelde ‘hoogtijden’. Het zijn geen tijdvakken van jaren of eeuwen, maar markeringspunten in de tijd, die op profetische wijze inzicht geven in Gods reddingsplan.
Instelling 7 hoogtijden
We vinden de instelling van de hoogtijden onder andere in Leviticus 23. Het zijn feesten van God (vers 2, 4), die profetisch verwijzen naar heilshistorische gebeurtenissen waarin Jezus Christus de hoofdrol speelt. Deze hoogtijden zijn ‘een schaduw der toekomende dingen’ (Kolossenzen 2:17a).
We lopen deze hoogtijden of feesten kort na en letten op de profetische betekenis daarvan.
Vier Voorjaarsfeesten
De eerste vier feesten worden ‘voorjaarsfeesten’ genoemd; eenvoudigweg omdat ze in het voorjaar vallen. Daarna volgen drie ‘najaarsfeesten’, die allen in de 7e maand van de Bijbelse kalender worden gevierd.
1. Het Pascha
Israël moest het Pascha onderhouden als een gedachtenis aan zijn bevrijding uit Egypte (Exodus 12:14). Het geslachte lam wees op het volmaakte Offerlam, Jezus Christus. Op exact dezelfde dag waarop het Paaslam geslacht moest worden (Nisan 14, de 14e van de eerste maand), stierf Jezus Christus aan het kruis. ‘Want ook ons Pascha is voor ons geslacht, namelijk Christus’ (1 Korinthe 5:7b). Johannes wees Hem al aan: ‘Zie, het Lam Gods, Dat de zonde der wereld wegneemt!’ (Johannes 1:29b). Niet alleen de zonden van Israël, maar van allen die Hem hebben aangenomen en in Zijn Naam geloven (Johannes 1:12). Wij denken aan dit heilsfeit terug bij de viering van het Avondmaal des Heeren (1 Korinthe 11:23-26).
2. Het feest der ongezuurde broden
Dit feest herinnerde Israël aan het overhaaste vertrek uit Egypte. Er was geen tijd om het deeg te laten rijzen en daarom moest men ongezuurde broden meenemen. Het Pascha vloeide geruisloos over in het feest der ongezuurde broden, Nisan 15 dus (Leviticus 23:6-8). Zuurdesem is een teken van zonde; Jezus Christus vervulde het feest der ongezuurde broden door zonder zonde te sterven. Het is een beeld van Zijn begrafenis. Hij is als het Brood des levens gestorven, opdat een ieder die van dat Brood eet niet zal sterven, maar leven in eeuwigheid! (naar Johannes 6:48-51).
3. Het feest der Eerstelingen
Op het Eerstelingenfeest moest het volk de eerste schoof van de graanoogst aan de priester geven om voor de Heere bewogen te worden. Het is een beeld van de opstanding van Jezus Christus. Precies in dat jaar viel het feest der Eerstelingen op de derde dag na Pesach (Nisan 17). Op die dag stond Hij op uit de dood en vervulde letterlijk dit feest. Hij werd als eerste Schoof van de oogst voor de Vader bewogen in de hemelse tempel.
Paulus schreef hier later over: ‘Maar nu, Christus is opgewekt uit de doden, en is de Eersteling geworden van hen, die ontslapen zijn. Maar een ieder in zijn orde: de eersteling Christus, daarna die van Christus zijn, in Zijn toekomst’ (1 Korinthe 15:20, 23, SV).
4. Het Pinksterfeest
Op de laatste dag van de graanoogst, dat is 50 dagen (7x7 dagen+1) na het feest der Eerstelingen, werd het Pinksterfeest of Wekenfeest gevierd (Leviticus 23:15-16). Het graan werd tot meel gemalen waaruit twee broden mét zuurdesem werden gebakken.
Uitgerekend op de 50e dag ná Zijn opstanding vervulde Christus Zijn belofte (Johannes 16:7, 13) door Zijn Geest uit te storten op 3.000 mensen die allen tot één Lichaam werden gedoopt (naar 1 Korinthe 12:13).
Die twee broden zijn het beeld van twee groepen gelovigen uit Jood en heiden, die samen het Lichaam van Christus vormen. Het zijn niet langer losse graanstengels meer, maar één homogeen geheel.
Drie Najaarsfeesten
Na het 4e feest volgde een onderbreking van vier maanden waarin de oogst werd ingezameld. In deze periode zijn er geen hoogtijden en is er geen samenroeping van het volk. Profetisch ziet dit op de tijd dat de Heilige Geest van over de hele wereld mensen vergadert. De drie ‘najaarsfeesten’ beginnen als de volheid der heidenen is ingegaan, samen met het overblijfsel uit Israël (resp. Romeinen 11:25 en 5).
5. Het bazuinenfeest
Nadat de gehele oogst was binnengehaald werd het volk opgeroepen om tot rust te komen en op de bazuin te blazen (Leviticus 23:23-25; Numeri 29:1-6). Dat gebeurde als de priesters de eerste maansikkel aan de hemel hadden waargenomen. De laatste van 100 bazuinstoten was een langgerekte toon. Niemand wist precies wanneer het zover was; de bewolking kon het zicht belemmeren waardoor de bazuin later geblazen werd.
Jezus Christus zal dit feest vervullen als de laatste bazuin Gods zal klinken en Hij terugkomt op de wolken om de gemeente op te nemen in heerlijkheid (1 Thessalonicenzen 4:16-17 en 1 Korinthe 15:51-52).
6. De grote Verzoendag
Op de grote Verzoendag ging de Hogepriester het Heilige der Heiligen binnen voor de jaarlijkse reiniging van de zonden van het volk (Leviticus 16:1-34). Dit is een beeld van Christus die als de grote Hogepriester Zichzelf als een zondoffer voor ons geofferd heeft (Hebreeën 9:11-14).
Voorafgaand aan deze dag moest het volk vasten, zijn zonden belijden en de gunst van de Heere zoeken. Dit duidt op de periode van verdrukking voor de zichtbare wederkomst van Jezus Christus. We zien in onze dagen dat God Israël terugbrengt naar zijn eigen land. De meesten zijn onbekeerd. Maar ze zullen berouw tonen en zich tot God bekeren (Zacharia 12:9-14) en Hij zal Zich met Zijn volk verzoenen. Zo wordt de grote Verzoendag vervuld bij Zijn zichtbare Wederkomst.
7. Het Loofhuttenfeest
Om de Heere te danken voor de gehele oogst vierde het volk zeven dagen feest (Deuteronomium 16:13). Gedurende deze dagen woonde men in loofhutten. Iedereen leefde op dezelfde sobere wijze. Onderscheid in rang en stand viel weg, men voelde zich één, er heerste blijdschap, men genoot van lekker eten, enz.
Dit feest wijst profetisch op de tijd dat Jezus Christus op aarde zal regeren. Het krijgt zijn vervulling in het vrederijk, waarover zoveel profeten in het Oude Testament al hadden gesproken.
Het eindigt na de 7e dag; de 8e dag begint de nieuwe hemel en de nieuwe aarde.
Zo zeker als God de voorjaarsfeesten rondom Christus’ eerste komst tot in detail vervulde, zo zeker zal Hij dat ook doen met de najaarsfeesten rondom Christus’ wederkomst. De eerstvolgende mijlpaal in Gods heilsplan is het bazuinenfeest dat elk moment kan aanvangen. Daar behoeven niet eerst nog profetieën voor vervuld te worden. Op Zijn komst is onze verwachting en gegronde hoop gevestigd! (Titus 2:13).
Ziet u er ook reikhalzend naar uit? Maranatha!
Jules Hollebrandse
1. Het is onmogelijk om dit omvangrijke onderwerp in één artikel uit te werken. Er zijn goede boeken verkrijgbaar die u kunt gebruiken bij verdere zelfstudie, zoals ‘Wake Up!’ door Arno Lamm en Emile-André Vanbeckevoort (een Zoeklichtuitgave).
2. Zie ook 1 Korinthe 5:7-8 waar Paulus spreekt over het ‘zuurdesem der kwaadheid en der boosheid’
3. Dit heeft hoogstwaarschijnlijk plaatsgevonden in de tijd tussen Jezus’ verschijning aan Maria en Zijn verschijning aan Thomas (Johannes 20:17 en 27).