Zeven Zevens (2): Zeven tijdsperioden / bedelingen

Jules Hollebrandse • 97 - 2021 • Uitgave: 7
‘het Woord der waarheid recht snijden’

De vorige keer zagen we dat de scheppingsdagen een voorafschaduwing zijn van de millennia. Er is nog een tweede verdeling in zeven Bijbelse tijdsperioden te maken, die niet synchroon loopt met de dagen. Tijdsperioden waarin God op verschillende manieren handelt met mensen. Het is belangrijk dat we ons hier terdege van bewust zijn bij de bestudering van de Bijbel. Pas dan zijn we in staat om het ‘Woord der waarheid recht te snijden’ (2 Timotheüs 2:15b).

Oorzaak van verwarring

Onder christenen bestaan uiteenlopende meningen over veel leerstellige zaken. Dat geeft verwarring en leidt nogal eens tot heftige discussies en onenigheid; helaas niet zelden uitlopend op een scheiding of scheuring. Hoe komt dat toch? Naar mijn mening is één van de belangrijkste oorzaken dat men verzuimt ‘de Schrift recht te delen’, of ‘het Woord der waarheid recht te snijden’ (2 Timotheüs 2:15b). Dat vereist studie! Niet eenvoudig de Bijbel eens doorlezen, maar ijverig Schrift met Schrift vergelijken. En daarbij jezelf steeds afvragen voor welke tijd een bepaald Bijbelgedeelte leerstellig van toepassing is. Want een gedeelte wat bijvoorbeeld voor Israël onder de wet gold of voor de tijd van de grote verdrukking, kun je niet klakkeloos toepassen op onze gemeentetijd! Want dan haal je Bijbelse gegevens door elkaar en trek je gemakkelijk verkeerde conclusies.

7 bedelingen
Bij analyse van de Bijbelse geschiedenis kunnen we zeven perioden van ongelijke tijdsduur onderscheiden. Deze perioden verschillen leerstellig van elkaar als het gaat over de Godsregering, de voorwaarden voor redding en eeuwige zekerheid. We noemen deze tijdsperioden ‘bedelingen’, of met een moeilijk woord ‘dispensaties’.
Kenmerkend is dat God steeds een nieuw begin maakt, maar dat iedere bedeling eindigt in afval, chaos of oordeel. U zult dat ontdekken als we hierna de zeven bedelingen kort doornemen.

1. Bedeling van de onschuld
God schiep Adam en Eva. Ze leefden in volmaakte harmonie met Hem. Wel eiste God gehoorzaamheid en gaf een zogenaamde ‘proefgebod’ (Genesis 2:16-17), waaraan Adam en Eva zich dienden te houden. Dat is verbonden met werken, niet met geloof, want ze wandelden en spraken met God toen Hij in de hof van Eden was. Adam en Eva vielen echter in zonde en werden uit het paradijs verdreven.
Zo kwam er een einde aan deze bedeling, die waarschijnlijk nog geen 100 jaar geduurd heeft.

2. Bedeling van het geweten
De volgende bedeling is op te knippen in 2 delen. Het begon bij Adam en Eva buiten het paradijs en eindigde zo’n 1500 jaar later bij de zondvloed. We zien waartoe mensen in staat zijn wanneer zij worden overgelaten aan hun eigen wil en geweten (Romeinen 2:15). Deze bedeling loopt na de zondvloed door in het tweede deel, toen God een verbond met Noach sloot (Genesis 9) en eindigde bij de torenbouw van Babel, een paar honderd jaar later. God strafte de mensen voor hun ongehoorzaamheid aan Zijn gebod en om hun ‘solidariteit’ en trots. Hij verwarde hun spraak en verstrooide hen over de aarde (Genesis 11:4-9).

3. Bedeling van de belofte
Deze bedeling wordt ook wel de ‘patriarchale bedeling’ genoemd. God riep Abraham en maakte een onvoorwaardelijk verbond met hem (Genesis 12:1-3). Hij beloofde hem een groot nageslacht, dat Zijn volk zou zijn. Er waren nog geen wetten, men moest in God en Zijn beloften geloven.
Deze bedeling eindigde bij de onderdrukking van Israël in Egypte.

4. Bedeling van de wet
God riep Mozes om Israël uit Egypte te leiden. Hij gaf Zijn wet op de Sinaï, met daarbij een reeks voorschriften die het volk moest onderhouden. God voegde daarmee een element van werken toe aan wat Hij al eerder vereiste. De voorwaarde voor redding was dus: geloof plús werken. Ook konden mensen in het Oude Testament hun redding verliezen!
Deze bedeling duurde ongeveer 1500 jaar, tot aan de dood van Jezus Christus.

5. Bedeling van de genade
Deze bedeling (ook wel ‘gemeentetijd’ genoemd) begon na de dood en opstanding van Jezus Christus. Redding werd vanaf dat moment mogelijk op grond van geloof zónder de werken der wet. Paulus zou dit vast niet zo nadrukkelijk hebben gezegd als er geen verschil zou bestaan met de vorige bedeling waarin de werken wél een grote rol speelden!
Wanneer deze bedeling eindigt weten we niet, we leven er immers nog in. Maar gezien de toenemende degeneratie, goddeloosheid en afval van het geloof (1 Timotheüs 4:1) zal het einde niet lang meer op zich laten wachten. Onze hoop is de opname van de gemeente (1 Thessalonicenzen 4:16-17).

6. Bedeling van het oordeel
Daarna zal een 7 jaar durende periode van grote verdrukking op aarde aanbreken. Het is ‘een tijd van benauwdheid voor Jakob’ (Jeremia 30:7), die ook de hele wereld treft (Mattheüs 24:21).
Het Evangelie van het Koninkrijk voor de Joden (Mattheüs 24:14) en het eeuwige Evangelie voor de heidenen (Openbaring 14:6) vervangen het Evangelie der genade Gods (Handelingen 20:24) uit de gemeentetijd. Er gelden andere voorwaarden voor redding. Naast geloof worden opnieuw werken vereist en kunnen gelovigen hun redding verliezen (Hebreeën 6:4-8). Desondanks zal ‘een grote schare die niemand tellen kan’ behouden worden (Openbaring 7:9).
Deze bedeling eindigt met de slag bij Armageddon (Openbaring 16:16), de zichtbare wederkomst van Jezus Christus (Openbaring 19) en het volkerengericht (Mattheüs 25).

7. Bedeling van de gerechtigheid
De laatste bedeling is het vrederijk waarover Jezus Christus 1000 jaar als Koning zal regeren op de troon van Zijn vader David (Lukas 1:32). Iedereen ziet Hem zitten, daarom is geloof geen vereiste meer.
De wet wordt gedeeltelijk hersteld en ook de sabbat wordt weer ingesteld (Jesaja 66:23-24). De voorwaarde om te leven en niet te sterven is ‘Zijn geboden doen’ en ‘eten van de boom des levens’ (Openbaring 22:14). Er heerst dus nog wel zonde en dood! (Jesaja 65:20).
Deze tijd eindigt als satan ontbonden wordt en hele volken op de been weet te brengen om de strijd aan te binden tegen ‘de geliefde stad’ (Openbaring 20:7-10). Daarna volgt het oordeel voor de grote witte troon van God.
De hemelen zullen wel voorbijgaan en de aarde zal verbranden, (2 Petrus 3:10) maar ze gaan over in een nieuwe hemel en een nieuwe aarde! (Openbaring 21:1-8)

Tenslotte
Wij leven in een zeer bevoorrechte bedeling! Niet door het houden van geboden en inzettingen of door het doen van werken, maar door geloof alleen in het volbrachte werk van onze Heere Jezus Christus mogen we zeker zijn van ons behoud en uitzicht hebben op het eeuwige leven! We zijn bestemd om burgers te worden van het heilige Jeruzalem, nederdalende van God uit de hemel en vol van de heerlijkheid Gods. Een lichtstad van zuiver goud, met paarlen poorten en kostelijke gesteenten! (Openbaring 21:9-27). Ziet u er al naar uit?

Jules Hollebrandse

1. Het is onmogelijk om dit omvangrijke onderwerp in één artikel uit te werken. Er zijn goede boeken verkrijgbaar die u kunt gebruiken bij verdere zelfstudie, zoals ‘Vergeten rijkdom’ door Dirk Schürmann en Stephan Isenberg (een Zoeklichtuitgave).
2. Bijvoorbeeld Simson in Richteren 16:20 en Saul in 1 Samuël 10:6,7 en 28:15.
3. Zie bijvoorbeeld Romeinen 3:28, 4:5; Galaten 3:11, 24-25 en Efeze 2:8-9.
4. Mattheüs 24:13; Openbaring 14:12 en 12:17
5. De eerste brief van Johannes staat er vol van: 1:2; 2:25; 5:11, 13.