Zeven profetische dagen

drs. Raymond R. Hausoul • 88 - 2012 • Uitgave: 10
In zijn eerste hoofdstuk legt het Johannesevangelie het fundament voor de majesteitsopenbaring van Jezus Christus. Het bestaat in wezen uit een dubbele inleiding: een Proloog (1:1-18) en Testimonium (1:19-52). Het Testimonium bevat een reeks getuigenissen die kunnen verwijzen naar profetische tijdstippen in Gods heilsplan. Door de expliciete verwijzing naar de ‘dag’ is het mogelijk om dit tekstgedeelte in vier dagen in te delen. Tijdens deze vier dagen ontmoeten we verschillende personages die de Here Jezus met verschillende titels aanspreken en die helpen het profetische beeld te verduidelijken.

De eerste dag (1:19-28)
Op de eerste dag verwijst Johannes de Doper allereerst naar de Messias. Hij maakt met zijn optreden indruk op het volk. Daarom starten de Schriftgeleerden een onderzoek om te achterhalen wie deze man is. Doordat hij Gods Woord verkondigt en mensen doopt, denken sommigen dat hij de Messias is. Hij smoort die gedachte echter meteen in de kiem: ‘Johannes getuigt van Hem en heeft geroepen en gezegd: “Deze was het van Wie ik zei: Hij die na mij komt, is mij voor, want Hij was eerder dan ik”’ (vers 15).
Andere omstanders identificeren hem met de komende Elia. De Doper wil echter niet zo over zichzelf spreken. Het gaat niet om hemzelf, hij wil enkel vooruitwijzen naar de komende Messias en een profetische stem zijn waardoor God spreekt. Zelf acht hij zich zelfs onwaardig de meest lage taak voor de Messias uit te voeren. Vanuit het profetische heilsplan denken we bij hem aan de vele Oudtestamentische getuigen die vooruitzagen naar Christus en zichzelf wegcijferden. Hun afkeer van een getuigenis over zichzelf moest plaatsmaken voor het positieve getuigenis over de Here Jezus.

De tweede dag (1:29-34)
De tweede dag is nauw verbonden met de eerste dag door het getuigenis van de Doper (vers 19,34). Een ‘negatief’ getuigenis geeft de Doper van zichzelf op de eerste dag (vers 19-28). Een positief getuigenis geeft hij van de Here Jezus op de tweede dag (vers 29-34). En Gods Geest onderstreept dit getuigenis bij Jezus’ doop in de Jordaan. Christus is het Lam Gods (vers 29) waarvan alle discipelen getuigen. In het profetische heilsplan verwijst deze dag naar het getuigenis van de Nieuwtestamentische tijd. De Messias openbaart zich op deze tweede dag en verschijnt onder de mensen. Wie Hem ontmoet met zijn hart, verandert. Op die wijze zijn de eerste en tweede dag evenzo met elkaar verbonden als de Oudtestamentische en Nieuwtestamentische getuigen met elkaar verbonden zijn.

De derde dag (1:35-43)
Op de derde dag ontmoeten we twee discipelen. Ze gehoorzamen de Doper en volgden de Here Jezus. Een van hen is Andreas, de naam van de andere blijft verborgen. Andreas gaat meteen naar zijn broer Simon en brengt hem met Christus in contact. Het getuigenis uit Andreas’ hart is voor Simon de hevel waarmee God hem uit deze wereld trekt. Beide broers erkennen de Here als Messias. Christus is hun Meester en Rabbi. Als Zijn leerlingen mogen ze verblijven in Zijn nabijheid (vers 39-40).
Heilshistorisch denken we bij deze dag aan de bekering van de Joodse Nieuwtestamentische gelovigen. Uiteraard is het ook mogelijk om in Andreas en Petrus een type te zien van alle Nieuwtestamentische gelovigen. Een uitdaging is het dan wel te verduidelijken waarom de nationaliteit van Simon en Andreas van geen belang is in dit tekstgedeelte.

De vierde dag (1:44-52)
De vierde dag verwijst heilshistorisch naar de toekomstige bekering van Israël. Vooral Nathanaël verduidelijkt die gedachte. Hij is de man die eerst niet, maar daarna wel gelooft en Jezus belijdt als ‘Koning van Israël’. Vooral de nadruk op Israël en de vele verwijzingen naar het Oude Testament vallen op. Meteen aan het begin verduidelijkt Filippus dat Jezus de Messias is. Toch klinkt het ‘Jezus, de zoon van Jozef, van Nazareth’ Nathanaël vreemd in de oren. Was het niet veeleer: ‘Jezus, de zoon van David, van Bethlehem’? Nathanaël vraagt zich verder nog af of er uit het verachte Nazareth überhaupt wel iets goeds komt. De plaats staat immers bekend voor zijn heidense relaties. Het biedt een heel Romeins garnizoen onderdak! Wie in dat dorp woont, is meteen verdacht van collaboratie.
Jezus’ reactie sluit indirect aan bij Psalm 32:2, ‘Gelukkig als Jahweh zijn schuld niet telt, als in zijn geest geen spoor van bedrog is.’ Of dat bewust of onbewust gebeurt blijft onzeker. Hij zag Nathanaël verder onder de vijgenboom – een plaats waar de rabbijnen vanouds graag de Tenach bestudeerden. De boom stond immers in verband met Israëls toekomstige zegeningen (Micha 4:4; Zacharia 3:8-10). Dat verklaart waarom Nathanaël de Here per direct Rabbi, Gods Zoon en Israëls Koning noemt; titels die verder gaan dan enkel te stellen dat de Here alwetend is. Deze gegevens laten de vierde dag typologisch verwijzen naar de toekomstige bekering en zegen van het volk Israël.

De zevende dag (2:1-12)
Johannes noemt nog een volgende dag in 2:1, die hij aanduidt als ‘derde dag’. Deze verwijst profetisch naar het vrederijk. De derde dag was de dag waarop God in het scheppingsverhaal twee keer ‘Het is goed’ zei. Daarom kozen veel Joden deze derde dag als huwelijksdag. Het is mogelijk dat dit de derde dag na Nathanaëls bekering was. De Here bleef dan nog drie dagen in Galilea (1:43-44). Het gaat dan niet om de derde weekdag, maar om de zevende dag na de vier dagen uit het vorige gedeelte (3+4). Op deze dag vindt de bruiloft te Kana plaats.
Dit vormt een profetische verwijzing naar het vrederijk dat aanbreekt. Het zijn de dagen die de profeten verbinden met wijn in overvloed (Jesaja 54:1-8; Jeremia 31:5; Micha 4:4; Zacharia 3:10; 8:12). Tegelijk herinnert de ‘derde dag’ ook aan de opstandingsdag. Het is immers Christus’ opstanding die al deze toekomstige zegeningen mogelijk maakt.

Vanuit dit kader is het mogelijk om de dagen aan het begin van Johannes op te vatten als een bewuste keuze van de evangelist, waarmee hij de oplettende lezer al verwijst naar het profetische schema dat God in petto heeft voor hen die Christus aanvaarden als Messias en Meester. Zij mogen een leven in gehoorzaamheid aan Hem leiden die alle lof en eer toekomt voor de vervulling van Gods beloften.

drs. Raymond R. Hausoul