Zegen van Jakob (11)

Henk Schouten • 88 - 2012 • Uitgave: 6
De woorden die Jakob aan Jozef wijdt zijn niet makkelijk te doorgronden, maar wel rijk aan zeggingskracht wanneer we de tijd nemen er rustig over na te denken. De vertaling is lastig, maar door de mogelijkheden misschien juist wel erg rijk.
‘Takken stijgen boven de muur uit’, wat moet je met een dergelijke profetie? We luisteren naar andere vertaalmogelijkheden. Het klinkt heel anders als we lezen ‘dochters schrijdt voort tegen de stier’. Een grammaticale fout, dochters (meervoud) schrijdt voort (enkelvoud). We denken aan Potifars vrouw, enkelvoud, zij blijft maar tegen Jozef aan schurken. Zij wil gemeenschap met hem. Jozef weigert en komt in de gevangenis. Vrij vertaald zouden we kunnen zeggen: ‘De dochters van Egypte schrijden voort op de muren om naar die mooie Semiet te kijken.’
Jozef wil Gods plan ten uitvoer brengen en blijft zichzelf, zowel in de man-vrouw relatie als in de man-man relatie. Hij is niet als Eva en niet als Kaïn en daarom zal eens de uittocht uit Egypte plaatsvinden. De midrasj durft zelfs zo te vertalen: ‘de twaalf dochters (stammen van Israël) schrijdt als één volk voort langs de watermuur van de Rode Zee.’ In het spoor van Jozef kan het volk bevrijdt worden, vrij worden. Het volk kan oprijzen uit de slavernij der volken om God te dienen.

Getergd
‘De boogschutters hebben hem getergd.’ We denken aan Jozefs broers en opnieuw aan de vrouw van Potifar, zelfs de vergeetachtigheid van de opperschenker moet schrijnend geweest zijn. De leerschool van het leven was een hele harde voor Jozef; zijn integriteit werd zwaar beproefd, door dit alles werd hij voorbereid om onderkoning van Egypte te worden. De kwaadsprekers (boogschutters, meesters van de pijlen, wie denkt niet aan de brandende pijlen van de boze, Efeziërs 6:16) die hem zoveel leed berokkend hadden krijgen hun zin niet. Psalm 64:3 zegt het zo: ‘die hun tong wetten als een zwaard, die hun pijl aanleggen (een bitter woord) om in het verborgene op de onschuldige te schieten.’
Jozef staat tegenover dit geweld oprecht, zijn oog is zuiver en zijn mond spreekt waarheid. De morele corruptie dat met een troebel oog ziet en met leugens de werkelijkheid verdraaid heeft op hem geen vat. ‘Zijn boog bleef stevig en zijn sterke handen bleven lenig’ (Genesis 49:24).

De nieuwe mens
In de zegen klinken nog meer opmerkelijke woorden door: De steenrots Israëls is zijn (Jozefs) herder; de God uws vader, de Almachtige. De midrasj vertelt ons een bijzonder verhaal. Op het moment dat de vrouw van Potifar hem wilde verleiden, zag Jozef in een flits het gezicht van zijn vader die hem de Thora onderwees. Op de dag dat Jozef naar zijn broers werd gezonden, was Jakob met zijn onderricht gekomen bij Leviticus 4:4 (feitelijk kan dat natuurlijk niet) maar in dit vers is sprake van de stier die geslacht wordt, de nek wordt gebroken. Wanneer Jozef later wagens naar zijn vader stuurt om hem naar Egypte te brengen, dan worden deze wagens getrokken door stieren, zonder gebroken nek uiteraard. Jozef wil als het ware zeggen, weet u nog, de laatste Thora-les ging over de stier die geslacht werd. Ik ben het echt, kijk maar, zie de stieren, ik ben de Thora-lessen niet vergeten. Door totaal met God mee te gaan is Jozef als het ware als een nieuwe mens tevoorschijn gekomen, herboren.
Jozef wist uit eigen ervaring dat het wezenlijk is, door grote aanvechtingen heen, vast te houden aan de Here God en voort te gaan op de weg die God wijst. Een weg die zijn vader en voorvaderen met vallen en opstaan ook waren gegaan. Daarom vraagt Jakob aan God Jozef te zegenen.

Drievoudige zegen
De zegen van Jakob raakt drie gebieden: de hemel boven, de wereld beneden, de watervloed en de zegen van de wereld hier, van de moederschoot en de borsten die u zogen. De zegen is allesomvattend. Jozef ontvangt deze zegen omdat hij alles los heeft kunnen laten, zijn bestaansbehoeften, zijn familiebanden, zijn persoonlijke vrijheid. Heeft Jozef zo niet geleerd zorgvuldig om te gaan met de zegen die hem geschonken werd als onderkoning van Egypte. De wereld toen werd voorbereid op de zware tijd die komen zou. Onze wereld had die lessen moeten leren, dan zou ze voor menig onheil gespaard gebleven zijn.
De zegeningen van de hemel, is dat niet de relatie met God zelf?

Ds. Henk Schouten