Zal Massada opnieuw vallen?
Het verhaal van Massada – althans, zoals Josephus het heeft opgetekend1 – spreekt tot de verbeelding. In Israël heb ik het op locatie gehoord. Het is het heroïsche verhaal van een kleine Joodse minderheid die bijna drie jaar lang standhield tegen een Romeinse overmacht. Uiteindelijk viel Massada, maar zonder dat de Romeinen daarbij enige eer behaalden.
Boven op het rotsplateau ontmoetten ze – behoudens twee vrouwen en vijf kinderen, die zich verborgen hadden in een cisterne2 – namelijk geen enkele overlevende noch enige oorlogsbuit. Volgens Josephus’ verslag werden ze slechts door een doodse stilte begroet. Liever dan slaven van de Romeinen te worden, hadden ze namelijk de avond ervoor collectief zelfmoord gepleegd.
Vandaag geldt Massada onder veel Israëli’s als wellicht hét voorbeeld van onverzettelijkheid. “Massada valt nooit weer,” zo zweren rekruten van het Israëlische leger jaarlijks – tijdens een ceremonie, niet toevallig op Massada. Echter, gezien de wereldwijd toenemende haat en vijandschap jegens het Joodse volk en de Joodse staat, is de vraag gerechtvaardigd: Hoelang zal Massada – oftewel de Joodse staat – nog kunnen standhouden? Zal Massada opnieuw vallen?
Verwerping en verwoesting
We schrijven 70 n.Chr. Jeruzalem is verwoest, prijsgegeven aan de Romeinen. Slechts enkele jaren eerder (in 66 n.Chr.) was de Joodse Oorlog losgebarsten: een massale Joodse opstand tegen de Romeinse bezettingsmacht. Maar de Joodse opstandelingen waren, zoals verwacht kon worden, niet opgewassen tegen de Romeinse oorlogsmachine. De Joodse opstand werd veelal succesvol neergeslagen. Jeruzalem werd belegerd en vervolgens verwoest. Precies zoals het – uitdrukkelijk vanwege de verwerping van de Messias – volgens de Schrift zou gebeuren. Daniël 9:26a voorzegde: ‘Na de (zeven weken plus – AvdH) tweeënzestig weken zal de Messias uitgeroeid worden…’ (HSV). Als gevolg daarvan, zo vervolgt de profetie, zou ‘het volk van een vorst die komen zal, de stad en het heiligdom te gronde richten’ (9:26b, NBG).
Eeuwen later zou Christus, wenend vanwege het hardnekkige ongeloof van Jeruzalem, deze tragische voorzegging bevestigen. Christus klaagde: ‘Och, dat u ook nog op deze uw dag zou onderkennen wat tot uw vrede dient! Nu echter is het verborgen voor uw ogen’ (Lucas 19:42). Het gevolg daarvan was dat Jeruzalem zou worden belegerd en verwoest: ‘Want er zullen dagen over u komen dat uw vijanden een wal rondom u zullen opwerpen, u zullen omsingelen en u van alle kanten in het nauw zullen brengen. En zij zullen u met de grond gelijkmaken en uw kinderen in u verpletteren. Ook zullen zij in u geen steen op de andere steen laten…’ (19:43-44ab). Vervolgens herhaalt Christus nogmaals de oorzaak daarvoor: ‘…omdat u het tijdstip waarop er naar u omgezien werd, niet hebt onderkend’ (19:44c).
Tijdens Zijn intocht in Jeruzalem had Jezus van Nazareth Zich als de Koning van Israël gepresenteerd. Immers, in Matteüs’ berichtgeving worden de volgende woorden uit Zacharia’s profetie geciteerd: ‘Zeg tegen de dochter van Sion: Zie, uw Koning komt tot u…’ (21:5a). Israëls beloofde Koning was eindelijk gekomen! Maar helaas heeft het Joodse volk Hem, ondanks de overvloedig herhaalde oproep c.q. uitnodiging daartoe, niet aangenomen maar verworpen. Toornig geworden zond God daartoe uiteindelijk, zoals de ‘gelijkenis van de koninklijke bruiloft’ het verwoordt, ‘Zijn(!) legers, bracht die moordenaars om en stak hun stad in brand’ (Matteüs 22:7). In 70 n.Chr. ging deze dramatische voorzegging in vervulling.
Evenwel bleef Gods toorn niet beperkt tot de heilige stad: ‘er zal grote nood zijn in het land en toorn over dit volk’ (Lucas 21:23b). Concreet betekende dat vervolging en verstrooiing: ‘En zij zullen vallen door de scherpte van het zwaard en in gevangenschap weggevoerd worden onder alle heidenen’ (21:24a). Vervolgens stelde Christus: ‘En Jeruzalem zal door de heidenen vertrapt worden, totdat de tijden van de heidenen vervuld zullen zijn’ (21:24b). Had het volk haar Messias erkend, dan had God het vertrappen van Jeruzalem beëindigd. Nu echter zou het blijven voortduren tot de eindtijd.3
Massada, de laatste vesting
Terug naar het Jeruzalem van 70 n.Chr. Volgend op de dramatische val van Jeruzalem zochten uiteindelijk 960 zogenaamde zeloten4 hun toevlucht in de door Herodes de Grote versterkte bergvesting Massada. Massada is Aramees voor ‘burcht’ of ‘vesting’. Majestueus rijst deze zogenaamde tafelberg 435 meter uit boven het niveau van de nabijgelegen Dode Zee. De bovenkant ervan meet ongeveer 585 meter in de lengte en 300 meter in de breedte. Massada was nagenoeg onneembaar en zou het laatste Joodse bolwerk worden tegen de Romeinse bezettingsmacht.
Uiteindelijk zouden de zeloten, volgens het opgetekende verslag van Josephus, onder leiding van ene Eliëzer ben Jaïr, bijna drie jaar lang tegen ±10.000 Romeinen standhouden. Massada viel, volgens de meeste bronnen, in april 73 n.Chr. Formeel viel daarmee tevens de Joodse staat. Vervolgens zou er bijna 2.000 jaar lang geen Joodse staat bestaan. Pas op 14 mei 1948 – toen David ben Goerion de moderne staat Israël uitriep – kwam daarin verandering.
Massada en Ezechiël 37
Halverwege de jaren ’60 van de vorige eeuw werd op Massada veel archeologisch onderzoek verricht. Daarbij deden de archeologen een fascinerende ontdekking. Bedolven onder een eeuwenoude stoflaag is een bijzonder gedeelte uit het Oude Testament bewaard en leesbaar gebleven: Ezechiël 37(:1-14), waarin het bekende visioen over het dal van de dorre doodsbeenderen staat opgetekend.5
Waarom is dat fascinerend? Ezechiël 37 voorzegt respectievelijk Israëls nationale en geestelijke herstel. Met andere woorden, een terugkeer naar het land – inclusief de vorming van een staat – gevolgd door een terugkeer naar God. Oftewel: de profeet Ezechiël voorzag en voorzegde een volledig herstel van het Joodse volk, uiteenvallend in twee fases. Het is overduidelijk dat het geestelijke herstel tot op vandaag nog niet heeft plaatsgevonden. Mijns inziens echter kan dat zeker wel gezegd worden van het nationale herstel.
Veel uitleggers zien Ezechiëls voorzegging van het nationale herstel vervuld in de immigratiegolven van Joden naar het land Israël vanaf 1882 en vervolgens het uitroepen van de moderne staat Israël in 1948. Immers, precies zoals het door Ezechiël gezien en voorzegd is, betreft het een terugkeer van Joden uit de diaspora naar het land van de vaderen, in ongeloof.
Bezien in dit licht, is de vondst uitermate intrigerend: uitgerekend op de plaats waar eertijds de Joodse staat was gevallen, heeft men een leesbaar Schriftgedeelte gevonden waarin de latere herrijzenis van de Joodse staat wordt voorzegd! Toevallig of niet toevallig, het blijft buitengewoon fascinerend.
Zal Massada opnieuw vallen?
Vandaag, slechts 68 jaar na haar stichting, wordt de staat Israël alweer in haar voortbestaan bedreigd. Sterker nog: feitelijk vanaf haar ontstaan heeft ze voortdurend voor haar bestaan moeten strijden. Beschouw de recente geschiedenis: de Onafhankelijkheidsoorlog in 1948/1949; de Suez-crisis in 1956; de Zesdaagse Oorlog in 1967; de Jom Kippoer Oorlog in 1973; de Libanon-oorlog in 2006; de Gaza-oorlog in 2014. Bovendien klinken uit de Arabische landen nog onophoudelijk de tirades dat Israël in de zee zal worden gedreven. Onlangs nog zei sjeik Muhammed Hussein, moefti van de Palestijnse Autoriteit, tegen een aantal moslimgeleerden: “Het land Palestina is waqf. Het mag niet afgestaan of verkocht worden. Het is de plicht van de leiders van islamitische naties en hun burgers om Palestina en Jeruzalem te bevrijden.”6
Ongetwijfeld echter ligt haar grootste bedreiging nog in de – wellicht nabije – toekomst. Tijdens de zeventigste jaarweek zal de Joodse staat door een heidense coalitie in ongekende benauwdheid worden gebracht. Uiteindelijk zal Israël op het randje van de afgrond balanceren. Haar ondergang lijkt onafwendbaar. Zo hebben de profeten het voorzegd.7 Toch zal Israël niet ten onder gaan. Massada valt niet opnieuw. Althans, zeker niet zo volledig en langdurig als in 73 n.Chr. Nee, dezelfde profeten hebben immers nog een bijzondere rol voor Israël voorzien. Het is voorbestemd het hoofd van de natiën te worden.
Wanneer zal dat gebeuren? Wanneer het uiteindelijk, daartoe gedreven door haar benauwdheid, naar JHWH zal terugkeren. Oftewel: wanneer de tweede fase van het in Ezechiël 37 voorzegde herstel zal intreden, namelijk het geestelijke herstel. Concreter gezegd: wanneer het, anders dan zo’n 2.000 jaar geleden, in Jezus van Nazareth haar Messias zal (h)erkennen. Of weer anders gezegd: wanneer het Hem uiteindelijk als de Goddelijke Vesting8 uit Psalm 46:8b zal (h)erkennen: ‘…de God van Jakob is voor ons een veilige vesting.’ Alleen daardoor kan een tweede, ongetwijfeld definitieve val van Massada worden afgewend.
Anton van de Haar
1 Zie Flavius Josephus, ‘De Joodse Oorlog’. Sommige details van Josephus’ relaas worden door hedendaagse historici in twijfel getrokken.
2 Reusachtig onderaards waterbassin.
3 Nota bene: in Lucas 21:24b bedoelt Christus niet dat de zogenaamde tijden van de heidenen met de verwoesting van Jeruzalem in 70 n.Chr. door de Romeinen zouden beginnen. Nee, reeds in 586 v.Chr. – toen Jeruzalem door de Babyloniërs werd verwoest – was deze periode begonnen.
4 ‘De groepering van de Zeloten werd in 6 n.Chr. gesticht door Judas de Galileeër. Zij verzetten zich tegen het betalen van belasting aan de Romeinen en het gebruik van het Grieks. Een van de discipelen van Jezus was bekend als Simon de Zeloot (Lucas 6:15; Handelingen 1:13). De oorsprong van de opstanden tegen de Romeinen in 66-70 en 132-135 lag bij de Zeloten’ (Paul Lawrence, ‘De wereld van de Bijbel’, pag.127, Uitgeverij Kok – Kampen, 2007).
5 Zie http://www.jewishvirtuallibrary.org/jsource/Massada1.html.
6 “Een moslim is verplicht Palestina te bevrijden” (Israel Today, juni 2015).
7 Zie Jesaja 29:1-16; Zacharia 12-14.
8 Zoals gezegd, is ‘Massada’ Aramees voor ‘vesting’.
Boven op het rotsplateau ontmoetten ze – behoudens twee vrouwen en vijf kinderen, die zich verborgen hadden in een cisterne2 – namelijk geen enkele overlevende noch enige oorlogsbuit. Volgens Josephus’ verslag werden ze slechts door een doodse stilte begroet. Liever dan slaven van de Romeinen te worden, hadden ze namelijk de avond ervoor collectief zelfmoord gepleegd.
Vandaag geldt Massada onder veel Israëli’s als wellicht hét voorbeeld van onverzettelijkheid. “Massada valt nooit weer,” zo zweren rekruten van het Israëlische leger jaarlijks – tijdens een ceremonie, niet toevallig op Massada. Echter, gezien de wereldwijd toenemende haat en vijandschap jegens het Joodse volk en de Joodse staat, is de vraag gerechtvaardigd: Hoelang zal Massada – oftewel de Joodse staat – nog kunnen standhouden? Zal Massada opnieuw vallen?
Verwerping en verwoesting
We schrijven 70 n.Chr. Jeruzalem is verwoest, prijsgegeven aan de Romeinen. Slechts enkele jaren eerder (in 66 n.Chr.) was de Joodse Oorlog losgebarsten: een massale Joodse opstand tegen de Romeinse bezettingsmacht. Maar de Joodse opstandelingen waren, zoals verwacht kon worden, niet opgewassen tegen de Romeinse oorlogsmachine. De Joodse opstand werd veelal succesvol neergeslagen. Jeruzalem werd belegerd en vervolgens verwoest. Precies zoals het – uitdrukkelijk vanwege de verwerping van de Messias – volgens de Schrift zou gebeuren. Daniël 9:26a voorzegde: ‘Na de (zeven weken plus – AvdH) tweeënzestig weken zal de Messias uitgeroeid worden…’ (HSV). Als gevolg daarvan, zo vervolgt de profetie, zou ‘het volk van een vorst die komen zal, de stad en het heiligdom te gronde richten’ (9:26b, NBG).
Eeuwen later zou Christus, wenend vanwege het hardnekkige ongeloof van Jeruzalem, deze tragische voorzegging bevestigen. Christus klaagde: ‘Och, dat u ook nog op deze uw dag zou onderkennen wat tot uw vrede dient! Nu echter is het verborgen voor uw ogen’ (Lucas 19:42). Het gevolg daarvan was dat Jeruzalem zou worden belegerd en verwoest: ‘Want er zullen dagen over u komen dat uw vijanden een wal rondom u zullen opwerpen, u zullen omsingelen en u van alle kanten in het nauw zullen brengen. En zij zullen u met de grond gelijkmaken en uw kinderen in u verpletteren. Ook zullen zij in u geen steen op de andere steen laten…’ (19:43-44ab). Vervolgens herhaalt Christus nogmaals de oorzaak daarvoor: ‘…omdat u het tijdstip waarop er naar u omgezien werd, niet hebt onderkend’ (19:44c).
Tijdens Zijn intocht in Jeruzalem had Jezus van Nazareth Zich als de Koning van Israël gepresenteerd. Immers, in Matteüs’ berichtgeving worden de volgende woorden uit Zacharia’s profetie geciteerd: ‘Zeg tegen de dochter van Sion: Zie, uw Koning komt tot u…’ (21:5a). Israëls beloofde Koning was eindelijk gekomen! Maar helaas heeft het Joodse volk Hem, ondanks de overvloedig herhaalde oproep c.q. uitnodiging daartoe, niet aangenomen maar verworpen. Toornig geworden zond God daartoe uiteindelijk, zoals de ‘gelijkenis van de koninklijke bruiloft’ het verwoordt, ‘Zijn(!) legers, bracht die moordenaars om en stak hun stad in brand’ (Matteüs 22:7). In 70 n.Chr. ging deze dramatische voorzegging in vervulling.
Evenwel bleef Gods toorn niet beperkt tot de heilige stad: ‘er zal grote nood zijn in het land en toorn over dit volk’ (Lucas 21:23b). Concreet betekende dat vervolging en verstrooiing: ‘En zij zullen vallen door de scherpte van het zwaard en in gevangenschap weggevoerd worden onder alle heidenen’ (21:24a). Vervolgens stelde Christus: ‘En Jeruzalem zal door de heidenen vertrapt worden, totdat de tijden van de heidenen vervuld zullen zijn’ (21:24b). Had het volk haar Messias erkend, dan had God het vertrappen van Jeruzalem beëindigd. Nu echter zou het blijven voortduren tot de eindtijd.3
Massada, de laatste vesting
Terug naar het Jeruzalem van 70 n.Chr. Volgend op de dramatische val van Jeruzalem zochten uiteindelijk 960 zogenaamde zeloten4 hun toevlucht in de door Herodes de Grote versterkte bergvesting Massada. Massada is Aramees voor ‘burcht’ of ‘vesting’. Majestueus rijst deze zogenaamde tafelberg 435 meter uit boven het niveau van de nabijgelegen Dode Zee. De bovenkant ervan meet ongeveer 585 meter in de lengte en 300 meter in de breedte. Massada was nagenoeg onneembaar en zou het laatste Joodse bolwerk worden tegen de Romeinse bezettingsmacht.
Uiteindelijk zouden de zeloten, volgens het opgetekende verslag van Josephus, onder leiding van ene Eliëzer ben Jaïr, bijna drie jaar lang tegen ±10.000 Romeinen standhouden. Massada viel, volgens de meeste bronnen, in april 73 n.Chr. Formeel viel daarmee tevens de Joodse staat. Vervolgens zou er bijna 2.000 jaar lang geen Joodse staat bestaan. Pas op 14 mei 1948 – toen David ben Goerion de moderne staat Israël uitriep – kwam daarin verandering.
Massada en Ezechiël 37
Halverwege de jaren ’60 van de vorige eeuw werd op Massada veel archeologisch onderzoek verricht. Daarbij deden de archeologen een fascinerende ontdekking. Bedolven onder een eeuwenoude stoflaag is een bijzonder gedeelte uit het Oude Testament bewaard en leesbaar gebleven: Ezechiël 37(:1-14), waarin het bekende visioen over het dal van de dorre doodsbeenderen staat opgetekend.5
Waarom is dat fascinerend? Ezechiël 37 voorzegt respectievelijk Israëls nationale en geestelijke herstel. Met andere woorden, een terugkeer naar het land – inclusief de vorming van een staat – gevolgd door een terugkeer naar God. Oftewel: de profeet Ezechiël voorzag en voorzegde een volledig herstel van het Joodse volk, uiteenvallend in twee fases. Het is overduidelijk dat het geestelijke herstel tot op vandaag nog niet heeft plaatsgevonden. Mijns inziens echter kan dat zeker wel gezegd worden van het nationale herstel.
Veel uitleggers zien Ezechiëls voorzegging van het nationale herstel vervuld in de immigratiegolven van Joden naar het land Israël vanaf 1882 en vervolgens het uitroepen van de moderne staat Israël in 1948. Immers, precies zoals het door Ezechiël gezien en voorzegd is, betreft het een terugkeer van Joden uit de diaspora naar het land van de vaderen, in ongeloof.
Bezien in dit licht, is de vondst uitermate intrigerend: uitgerekend op de plaats waar eertijds de Joodse staat was gevallen, heeft men een leesbaar Schriftgedeelte gevonden waarin de latere herrijzenis van de Joodse staat wordt voorzegd! Toevallig of niet toevallig, het blijft buitengewoon fascinerend.
Zal Massada opnieuw vallen?
Vandaag, slechts 68 jaar na haar stichting, wordt de staat Israël alweer in haar voortbestaan bedreigd. Sterker nog: feitelijk vanaf haar ontstaan heeft ze voortdurend voor haar bestaan moeten strijden. Beschouw de recente geschiedenis: de Onafhankelijkheidsoorlog in 1948/1949; de Suez-crisis in 1956; de Zesdaagse Oorlog in 1967; de Jom Kippoer Oorlog in 1973; de Libanon-oorlog in 2006; de Gaza-oorlog in 2014. Bovendien klinken uit de Arabische landen nog onophoudelijk de tirades dat Israël in de zee zal worden gedreven. Onlangs nog zei sjeik Muhammed Hussein, moefti van de Palestijnse Autoriteit, tegen een aantal moslimgeleerden: “Het land Palestina is waqf. Het mag niet afgestaan of verkocht worden. Het is de plicht van de leiders van islamitische naties en hun burgers om Palestina en Jeruzalem te bevrijden.”6
Ongetwijfeld echter ligt haar grootste bedreiging nog in de – wellicht nabije – toekomst. Tijdens de zeventigste jaarweek zal de Joodse staat door een heidense coalitie in ongekende benauwdheid worden gebracht. Uiteindelijk zal Israël op het randje van de afgrond balanceren. Haar ondergang lijkt onafwendbaar. Zo hebben de profeten het voorzegd.7 Toch zal Israël niet ten onder gaan. Massada valt niet opnieuw. Althans, zeker niet zo volledig en langdurig als in 73 n.Chr. Nee, dezelfde profeten hebben immers nog een bijzondere rol voor Israël voorzien. Het is voorbestemd het hoofd van de natiën te worden.
Wanneer zal dat gebeuren? Wanneer het uiteindelijk, daartoe gedreven door haar benauwdheid, naar JHWH zal terugkeren. Oftewel: wanneer de tweede fase van het in Ezechiël 37 voorzegde herstel zal intreden, namelijk het geestelijke herstel. Concreter gezegd: wanneer het, anders dan zo’n 2.000 jaar geleden, in Jezus van Nazareth haar Messias zal (h)erkennen. Of weer anders gezegd: wanneer het Hem uiteindelijk als de Goddelijke Vesting8 uit Psalm 46:8b zal (h)erkennen: ‘…de God van Jakob is voor ons een veilige vesting.’ Alleen daardoor kan een tweede, ongetwijfeld definitieve val van Massada worden afgewend.
Anton van de Haar
1 Zie Flavius Josephus, ‘De Joodse Oorlog’. Sommige details van Josephus’ relaas worden door hedendaagse historici in twijfel getrokken.
2 Reusachtig onderaards waterbassin.
3 Nota bene: in Lucas 21:24b bedoelt Christus niet dat de zogenaamde tijden van de heidenen met de verwoesting van Jeruzalem in 70 n.Chr. door de Romeinen zouden beginnen. Nee, reeds in 586 v.Chr. – toen Jeruzalem door de Babyloniërs werd verwoest – was deze periode begonnen.
4 ‘De groepering van de Zeloten werd in 6 n.Chr. gesticht door Judas de Galileeër. Zij verzetten zich tegen het betalen van belasting aan de Romeinen en het gebruik van het Grieks. Een van de discipelen van Jezus was bekend als Simon de Zeloot (Lucas 6:15; Handelingen 1:13). De oorsprong van de opstanden tegen de Romeinen in 66-70 en 132-135 lag bij de Zeloten’ (Paul Lawrence, ‘De wereld van de Bijbel’, pag.127, Uitgeverij Kok – Kampen, 2007).
5 Zie http://www.jewishvirtuallibrary.org/jsource/Massada1.html.
6 “Een moslim is verplicht Palestina te bevrijden” (Israel Today, juni 2015).
7 Zie Jesaja 29:1-16; Zacharia 12-14.
8 Zoals gezegd, is ‘Massada’ Aramees voor ‘vesting’.