Zacheüs de oppertollenaar (2)

Raymond R. Hausoul • 89 - 2013 • Uitgave: 13
Net voordat Jezus Jeruzalem binnentrekt, lezen we over Zijn ontmoeting met Zacheüs (Lucas 19:1-10). Hoewel velen Zacheüs typeren als een onrechtvaardige, die door zijn ontmoeting met Jezus een rechtvaardige wordt, ontbreekt in het verhaal elke verwijzing naar Zacheüs’ zondigheid, bekering, oproep tot het volgen van Jezus, berouw of zondebelijdenis.

We vertellen het verhaal normaal wel op die manier, maar in de Bijbeltekst is er eigenlijk niet direct sprake van dat Zacheüs een onrechtvaardige zondaar is. Hij verlangt ernaar om Jezus te zien, vernedert zich door in een boom te klimmen, verheugt zich over Jezus’ bezoek en spreekt over zijn omgang met anderen in de tegenwoordige tijd. Is het misschien mogelijk dat Zacheüs een rechtvaardige is die buitengesloten wordt vanwege zijn beroep? Die vraag stelden we ons de vorige keer. In dit artikel wil ik graag het verhaal van Zacheüs verder vanuit die gedachte bezien. Lees gerust kritisch, maar ook onbevangen met me mee.

Tegenwoordige tijd
Doordat Zacheüs in zijn uitspraak de tegenwoordige tijd gebruikt, denken meerdere uitleggers dat Zacheüs al vóór zijn ontmoeting met de Here de helft van zijn inkomsten weggaf en ongewild benadeelden viervoudig vergoedde. Zacheüs lijkt dan een rechtvaardige die zich houdt aan hetgeen Johannes de Doper de Romeinse soldaten opdroeg: ‘Val niemand lastig, pers niemand af en wees tevreden met uw soldij’ (3:14b). Alfred Plummer wijst dit in zijn bekende commentaar van de hand, omdat het van Zacheüs een opschepper maakt.1 Zacheüs zegt deze dingen echter niet om op te scheppen, maar om zichzelf en de Here te rechtvaardigen tegenover de aanklacht van het volk. Van opschepperij is in het geheel geen sprake.
Een eerste moeilijkheid is wel dat de menigte geen weet heeft van Zacheüs’ rechtvaardige wandel, terwijl de inwoners van Kapernaüm wel de gulheid van de Romeinse centurio uit hun midden erkennen (Lucas 7:5). Was Jericho zo blind voor de gulheid van Zacheüs? Of lag het verschil in het beroep?
Een tweede moeilijkheid is dat Zacheüs stelt dat hij de helft van zijn bezittingen weggeeft aan de armen. Dat wordt moeilijk te realiseren als het meermaals gebeurt. Uitleggers hebben er echter geen moeite mee bij de bezittingen eenvoudig te denken aan Zacheüs’ inkomsten. Dat verheldert dan zijn uitspraak. Wie in Zacheüs een onrechtvaardige wil zien, moet deze uitspraak vertalen in een toekomstige vorm: Zacheüs gaat deze dingen vanaf nu doen. Daartegen spreekt echter dat de uitspraak zelf in de tegenwoordige vorm staat: Zacheüs doet deze dingen.

Bevestiging
De Here Jezus bevestigt openlijk Zacheüs’ positie. Zacheüs is een zoon van Abraham. Als Jood was hij al vanaf zijn geboorte een biologische nakomeling van Abraham, maar hij is het ook in geestelijk opzicht. Door deze uitspraak herstelt Jezus Zacheüs’ reputatie. Ook hij is een zoon van Abraham en vandaag is er ook herstel voor hem gekomen: niemand mag Zacheüs verwijten dat hij een goddeloze is, louter op basis van zijn beroep.
Hoewel we normaal gewend zijn om bij de ‘redding’ te denken aan de redding van mensen, gebruikt Lucas-Handelingen nergens σωτηρία/sōtēria om expliciet daarop of op de bekering te wijzen. Het Grieks verwijst telkens in Lucas-Handelingen naar de ruime verlossing: de grote bevrijding van de hele schepping en het volmaakte herstel dat de Messias deze aarde brengt. Op deze wijze is het vanuit Lucas-Handelingen mogelijk in de uitspraak van de Here een rehabilitatie te zien van de positie van Zacheüs. De Here Jezus herinnert de mensen er dan ook meteen aan dat Hij kwam om de kudde Gods bijeen te brengen: ‘Want de Mensenzoon is gekomen om het verlorene te zoeken en te behouden’ (vers 10). De uitspraak herinnert aan Lucas 5:32, ‘Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te roepen maar zondaars, tot bekering.’
Bij Zacheüs gaat het nu echter niet om een onrechtvaardige, maar om een verlorene. Hij is een verloren schaap dat de Here als goede herder terugbrengt bij de kudde van Gods volk. Zijn uitspraak herinnert aan Ezechiël 34:16, waar de goede herder zegt: ‘Ik zal naar verdwaalde dieren op zoek gaan, verjaagde dieren terughalen, gewonde dieren verbinden, zieke dieren gezond maken – maar de vette en sterke dieren zal ik doden. Ik zal ze weiden zoals het moet.’ Hoewel de uitspraak over de ‘redding’ en het vinden van het ‘verlorene’ vaak gelezen worden als het redden en vinden van de zondaar, hoeft dat volgens mijn bescheiden mening dus niet per se hier het geval te zijn. Door zijn ontmoeting met de Here wordt zodoende Zacheüs’ reputatie als rechtvaardige hersteld.

Als de bovenstaande interpretatie klopt, is Zacheüs een prachtig voorbeeld van de sociale revolutie die de Messias op deze aarde tot stand brengt. Het is deze sociale revolutie waarbij Lucas uitvoerig in zijn evangelie stilstaat en waar hij nog snel, voordat de Here Jeruzalem binnentrekt, de aandacht van zijn lezers op vestigt.
Als we Zacheüs zien als een rechtvaardige, dan komt hij in nog scherper contrast te staan met de rijke jongeling die Lucas in zijn vorige hoofdstuk beschreef (18:18-27). De genade die de rijke Zacheüs ziet, ziet de rijke jongeling niet, doordat de laatste enkel naar zijn eigen ‘wat moet ik doen’ kijkt. Tussen beide verhalen plaatst Lucas dan nog het verhaal van een arme blinde die Jezus volgt op het ogenblik dat hij weer mag zien (18:35-43). Er ontstaat op die wijze een boeiend woordspel rondom het ‘zien’: de jongeling ziet wel fysiek, maar niet geestelijk; de blinde ziet niet fysiek, maar wel geestelijk en Zacheüs ziet wel fysiek en ook geestelijk. Zoals de blinde roept om de Here te mogen zien, klimt Zacheüs in een boom om de Here te zien. Beide rechtvaardigen erkennen Jezus als Here en beseffen ten diepste dat Hij de beloofde Messias is die herstel biedt aan deze schepping.

Raymond R. Hausoul


1 Alfred Plummer, A Critical and Exegetical Commentary on the Gospel according to St. Luke, International Critical Commentary 28 (Edinburgh: T&T Clark, 1896), 435.