Yasha (2)

Gieneke van Veen-Vrolijk • 89 - 2013 • Uitgave: 18
Goddelijke verlossing in de Psalmen

Vorige keer stonden we stil bij het Hebreeuwse werkwoord ‘yasha’ (uitspraak: jashá), dat naast de basisbetekenis ‘verlossen’, ook betekent: redden, uitredden, bevrijden, helpen, behouden. We zagen dat dit werkwoord ook voorkomt met de bijzondere geestelijke inhoud van ‘heil brengen’, ‘zalig maken’, en stelden dat in deze laatste betekenissen vooral ook het speciale theologische gebruik van dit werkwoord ‘yasha’ ligt, dat vooral veel bij de profeten en in de Psalmen voorkomt. We wezen er op dat ‘yasha’/uitredden vooral wordt gebruikt als het gaat om ‘iemand in nood helpen’. Veelzeggend is het dat hierbij de Here God het onderwerp is: Hij is de Verlosser en Heilbrenger van wie in nood verkeert!
Het gaat in bepaalde gevallen om nood in tijden van ziekte, oorlog, verdrukking, honger, verlatenheid en andere moeiten en verdriet die mens kunnen treffen. Maar zoals Hij redt uit lichamelijke, materiële en zoveel andere nood, redt Hij in het bijzonder de mens in geestelijke nood. Het gaat bovenal om de geestelijke verlossing, het eeuwig Heil van de Here. Hij zoekt de mens in nood op om te behouden! Daarvoor zond Hij zijn Zoon de Here Jezus, die kwam ‘om zalig te maken wat verloren is’ (Matteüs 18:11).

‘Yasha’ in de Psalmen
Ditmaal bezien we ‘yasha’ vanuit de Psalmen. Het is niet vreemd dat dit werkwoord veelvuldig in het Psalter wordt gevonden, omdat ‘yasha’/verlossen (en hiervan afgeleide termen ‘heil/verlossing’) veel in poëtische passages voorkomt (bijv. Genesis 49:18; Exodus 14:30, vgl.vers 14; Deuteronomium 32:15; 33:29; 1 Samuël 2:1; 2 Samuël 22:3,4). Enkele voorbeelden.
Psalm 34. Deze Psalm – ontstaan in een noodsituatie in Davids leven (vers 1) – leert ons dat de Here redt wie Hem vrezen. Na een openingslofprijzing (vers 2-4) en een getuigenis over ontvangen verlossing (vers 5-9), volgt een deel met onderwijzing in de vreze van de Here (vers 10-15), gevolgd door een beschrijving van de uitredding die de Here de Zijnen schenkt (vers 16-23). In zijn getuigenis verwoordt David hoe de Here hem redde: “Deze ellendige riep en de Here hoorde, en Hij ‘yasha’/verloste hem uit al zijn benauwdheden” (vers 7). David benoemt zijn nood in algemene termen – een ellendige in benauwdheden – zodat een ieder zich hierin kan herkennen. Wie de Here eerbiedig vreest, mag op Zijn uitredding rekenen (vers 8,10). Hierbij hebben we Gods belofte dat Hij ‘yasha’/behoudt wie ‘verslagen van geest is’ (vers 19).
In een geheel andere situatie horen we David in een danklied zingen: “Ik riep de Here aan, die te prijzen is, en werd ‘yasha’/verlost van mijn vijanden” (Psalm 18:4).1
In al onze nood mogen we altijd de Here vertrouwensvol aanroepen: “…wees mij tot een sterke rots, en burcht om mij te ‘yasha’/behouden” (Psalm 31:3).

‘Yasha’ in smekingen
In bijna de helft van de Psalmen komt een vorm van de stam ‘yasha’ voor.2 Een veelvoorkomende werkwoordsvorm is de gebiedende wijs, die dan vooral als een intense bede tot God functioneert.3 Zo smeekt de vluchtende David: “Sta op, HERE, ‘yasha’/verlos mij, mijn God” (Psalm 3:8). Onder andere zware omstandigheden bidt David te midden van tegenstanders: “‘Yasha’/verlos o HERE…” (Psalm 12:2). Ook in tijden van oorlogsgevaren bidt hij “HERE, ‘yasha’/verlos…” (Psalm 20:10). Hij bidt deze woorden in het vertrouwen dat de Here vanuit Zijn heilige hemel de bidder zal verhoren en machtige heilsdaden zal verrichten ten gunste van de Zijnen (vers 7). In die geloofsovertuiging mogen ook wij leren bidden tot de Here.
Bij herhaling horen we David smeken tot de Here in tijden van nood (Psalm 28). In grote benauwdheid roept hij tot zijn God en smeekt om verhoring (vers 1-2). Hierop volgt een aangrijpend trieste beschrijving van mensen die (onder meer?) een oorzaak lijken te zijn van zijn ellendige toestand (vers 3-5). Toch volgt onmiddellijk hierop een lofprijzing en de geloofsuitspraak dat de Here zijn ‘kracht en schild’ is op Wie zijn hart vertrouwt. Daarom is de Here de bron van zijn vreugde die hij in zijn Psalm bezingt (vers.6-8). De Psalm die hij in mineur, vanuit de diepte van smart begon, eindigt hij met de smeking “ ‘yasha’/behoud uw volk en zegen uw eigendom…” (vers 9). Met David mogen we ontdekken dat een smeking in uiterste nood door de kracht van het geloofsvertrouwen op de Here kan uitmonden in lofprijzing en vreugde! “Zingt voor de HERE een nieuw lied… want zijn rechterhand ‘yasha’/bracht verlossing…” (Psalm 98:1).

Dr. Gieneke van Veen-Vrolijk

1 De in nood roepende vijanden werden echter niet ‘yasha’ uitgered door de Here (vers 42).
2 Het betreft hier niet alleen werkwoordsvormen, maar ook van de stam ‘yasha’ afgeleide woorden, zoals ‘yeshua’ en ‘yesha’ (beide woorden betekenen: verlossing, heil, behoud).
3 Hieraan is dan vaak een lijdend voorwerp 1e pers.ev. of mv. verbonden: ‘mij’, ‘ons’.