Wie was er eerst, God of de mens?

Feike ter Velde • 78 - 2002/03 • Uitgave: 18
De vraag 'Wie was er nu eerst, God of mens' krijgt men onwillekeurig bij het lezen van de vroegere boeken van prof. Harry Kuitert. Het hele redeneren van de man over God, over 'beelden van God' in de Bijbel, over 'beelden van Jezus' in het Nieuwe Testament deden de oplettende lezer al lang geleden vermoeden dat de man geen weet had van openbaring'. Aan de serie boeken die hij schreef over kerk en geloof lijkt nu een einde gekomen, want de aap is uit de mouw: hij gelooft inderdaad helemaal niets. Zijn laatste ontdekking was: de mens was er eerder dan God.

Petrus: “Wij zijn ooggetuigen geweest van Zijn majesteit” (2 Petrus 1:16).

Om tal van redenen geloven wij dat “heel Gods Woord de waarheid is” (Psalm 119:160)

Prof. Kuitert: “Die mensen “moeten Jezus erbij hebben, zoals een kind een teddybeer.”


In 1977 schreef Kuitert in Trouw al zeer lovende woorden over de vrijzinnige theoloog C.J. Labuschagne die een boek had geschreven over zogenaamd modern geloven'.
Dat boek komt erop neer dat men de Bijbel niet "als leek" kan lezen, daar heeft men `hijbelwetenschappers' bij nodig. Zij, en dan niet name hijzelf. had een grote ontdekking gedaan. In de Bijbel heeft men God "sprekend ingevoerd" en is er geen sprake van dat God gesproken' zou hebben. In datzelfde jaar schreef Kuitert dat zijn gewaardeerde collega Labuschagne "er door" was. Hij bedoelde. dat hij gewend was aan "het andere klimaat vanmoderne hijbelkritiek". Als we in de Bijbel lezen "God sprak" dan is dat niet het spreken van God, maar een spreken over God. In dat klimaat was Kuitert toen al helemaal thuis.

In 1974 had Kuitert zelf al het christelijke geloof aangemerkt als "godsdienst als typisch menselijke aangelegenheid" ("Zonder geloof vaart niemand wel" — 1974). Voor hem was het christelijk geloof een godsdienst en als zodanig kun je er zinnig over spreken. Want het christelijke geloof is een godsdienst als alle andere godsdiensten, ja, één van die godsdiensten en nog wel een ‘laatkomer’ ook ("JEZUS, nalatenschap van het christendom"-1998). Het boek "Zonder geloof vaart niemand wel" is een bundeling van radiolezingen die Kuitert gaf voor de NCRV, en waarin hij afscheid nam van het christelijke geloof als `openbaring van God'. De Bijbel is — net als bij andere `moderne' theologen — niet meer dan de neerslag van wat vroegere religieuze mensen geloofden. Zo werd ook het Nieuwe Testament, volgens Kuitert, de opgeschreven traditie en Jezus Christus werd voor hem de ‘nalatenschap’ van die vroege christenen.

En zij die vandaag geloven in de Here Jezus Christus? Dat zijn mensen die "zeker niet horen bij de sociale toplaag en die de wereld beleven als een wereld van onbetrouwbaarheid. Die mensen "moeten Jezus erbij hebben, zoals een kind zijn teddybeer mee naar bed moet, anders kan het niet rustig slapen" (pag. 227).
Het zijn mensen die nog niet over hun kinderangsten heen zijn. Kuitert vindt wel dat we die mensen hun vroomheid niet moeten afnemen, voegt hij ruimhartig er aan toe.

De grenzeloze arrogantie van deze 'wetenschappers' van de theologie — want zij houden alleen maar, zeggen ze zelf, wetenschappelijke betogen - is niet te bevatten. Er is geen enkele bescheidenheid. Nu is bij Kuitert de kogel door de kerk: God is een product van menselijke religie, ook de God van de Bijbel. Presenteerde Kuitert zich vroeger nog als `pastoraal' werker, die het voor mensen mogelijk wilde maken te geloven, nu zegt hij ronduit zelf niets meer te geloven. Dat was al heel vroeg als grondtoon in zijn betogen te horen, maar helaas hebben veel mensen dat toen niet gehoord. In de jaren '60 hielp hij, samen met prof. Lever van de VU het gereformeerde volksdeel van het scheppingsgeloof af. Het was `evolutie' — zo hoorden we toen al voor de NCRV-microfoon wekelijks op zondagavond.

Er zijn christenen die zich afvragen: Kan ons, kan mij, dat ook overkomen — van orthodox-gereformeerd naar volkomen vrijzinnig en ongelovig. Zo is het Kuitert vergaan. Maar wie zijn boeken leest komt al gauw tot de ontdekking dat hij nooit iets heeft gehad met dat bijbelse geloof, dat een ‘gave van God’ is. Dat geloof in Jezus Christus, de Heiland der wereld. Johannes spreekt niet in 'beelden en metaforen', maar verklaart ooggetuige te zijn geweest van Zijn leven, Zijn wonderen, Zijn prediking (1 Joh. 1:1-4) en roept op tot dat geloof in de bijbelse zin van het Woord. Evenzo doen anderen in de Schrift, zoals Lucas:
"…na alles van meet aan nauwkeurig te hebben nagegaan, dit in geregelde orde voor u te boek te stellen… opdat gij de betrouwbaarheid zoudt erkennen der zaken, waarin gij onderricht zijt" (Luc. 1:4).

Ook Petrus: "Want wij zijn geen vernuftig gevonden verdichtsels nagevolgd, toen wij u de kracht en de komst van onze Here Jezus Christus hebben verkondigd, maar wij zijn ooggetuigen geweest van Zijn majesteit" (2 Petr. 1:16-21).

Om tal van redenen geloven wij dat "heel Gods Woord de waarheid is" (Ps. 119:160) en kunnen wij nooit meegaan met de redeneringen en drogredenen die ons in boeken als die van Kuitert worden meegedeeld. Wij kunnen niet anders dan veronderstellen dat deze zogenaamde moderne theologen nooit de werkelijkheid van de bijbelse boodschap hebben ervaren in de hartsverandering door de Heilige Geest. Ze hebben niet ervaren wat het is om "wederom geboren" te worden en die diepe aanraking te ervaren van de Geest van God, waardoor men een ander mens wordt. "Wie in Christus is, is een nieuwe schepping" (2 Cor. 5:17) - zo leert de theoloog Paulus. Dat nooit te hebben ervaren, omdat hem dat misschien vroeger in zijn jeugd al werd onthouden door een `verbondstheologie' zonder wedergeboorte, bekering en geloof, als zou men als `christen' worden geboren, is misschien wel de tragiek van het hele leger vrijzinnige theologen van vandaag.

De kerk is geroepen om een helder Evangelie te brengen aan deze generatie. Dat Evangelie is het Woord van God, het zaad der wedergeboorte (1 Petr. 1:23-25). Dat is misschien een les die we kunnen leren van de huidige ontwikkelingen, waarin boeken als die van Kuitert bestsellers zijn onder kerkmensen.

Feike ter Velde