Wie pleasen wij met de praise?
De metafoor van de kameel met de twee bulten wordt vaak gebruikt om de structuur van evangelische samenkomsten te karakteriseren: preek en praise! Om die twee zaken gaat het in diensten. Of moeten we het omdraaien: praise en preek?
In snel groeiende evangeliegemeenten is het belang van de praise steeds groter geworden. De preek is daar soms aan ondergeschikt. Men haalt dan muzikaal alles uit de kast om de verwende oren van mensen optimaal te bedienen. In sommige gemeenten is het zelfs zo dat professionele musici op het podium staan om de gemeenten te trakteren op de best denkbare praise!
Missionaire roeping
Maar daar kan toch niemand op tegen zijn? Het beste van wat mensen kunnen voortbrengen kan maar nauwelijks opwegen tegen wat God betekent in Zijn liefde en genade! Daarvoor màg je alles uit de kast halen. Dus daar wat zuinig over doen lijkt gewoon ongepast. De aansluiting bij wat mensen mooi vinden, is dan ook logisch. Je moet als kerk kunnen inspelen op de smaak van mensen vandaag. Dan kun je zeggen dat je als gemeente je missionaire roeping verstaat! In twintig jaar tijd van een klein groepje mensen uitgroeien tot een gemeente van tweeduizend zielen gaat nu eenmaal niet met het oppoetsen van psalmen en gezangen uit de traditie van de kerk der eeuwen. Je moet muzikaal een vertaalslag maken! Dan kun je niet volstaan met Genève en zijn psalmen, maar moet je op zijn minst - met respect voor auteursrechten -leentjebuur spelen bij Hillsong United, om maar wat te noemen.
Jongeren erbij houden
Ik kan me die keuze wel voorstellen als blijkt dat dit succes heeft. Iemand sprak me kortgeleden aan dat de kerk haar uiterste best moet doen om jongeren erbij te houden. Daarbij werd me duidelijk dat hij bereid was voor wat de praise betreft grote concessies te doen. Zelf had hij niet zoveel met praisemuziek, maar goed, ter wille van de jongeren was hij bereid een heel eind te gaan en desnoods zijn eigen muzikale bagage daaraan op te offeren. Ik volg op enige afstand de ontwikkeling bij gemeenten waar ‘de loop in zit’, dat wil zeggen dat velen, vooral jongeren, de weg naar zulke gemeenten vinden. Dat is toch niet zo verkeerd, zo’n ontwikkeling?
Je kunt toch niet zeggen dat de leiders van deze gemeenten verkeerd bezig zijn in hun verlangen om het Evangelie dichtbij mensen te brengen. Ik ben ervan overtuigd dat zij oprecht zijn in hun streven om ‘hemelse zaken in alledaagse taal en muziek uit te drukken’. Je wilt in een dienst of samenkomst de kracht en populariteit van soft rock als muzikale stijl benutten om mensen te bereiken met de evangelieboodschap. Je haalt daarvoor alles uit de kast, zoals Paulus ook zijn uiterste best deed om zich aan Joden en Grieken aan te passen. Paulus schrijft daarover: ‘Ik ben voor iedereen wel íets geworden, om in elke situatie althans enkelen te redden. Ik doe alles voor het Evangelie…’ Tot zover is op de intentie van huidige kerkleiders niets aan te merken om rekening te houden met de smaak van mensen vandaag.
Grenzen opzoeken
Iets anders wordt het als wij met de praise de grenzen opzoeken van waar het in de liturgie van de gemeente om moet gaan. De liturgie (wie kent dit woord nog?) is de ontmoetingsplaats van God en Zijn gemeente. Dat maakt de liturgie tot een gewijd gebeuren dat niet zomaar aangetast mag worden door wat mensen op een bepaald moment kan aanspreken en bevalt. De vraag moet aan de orde komen waar de praise voor bedoeld is. Moet de praise niet in de eerste plaats gericht zijn op God en Hem behagen omdat Hij het waard is te ontvangen alle lof, eer en aanbidding? Ik ontkom soms niet aan de indruk om te veronderstellen dat het ons meer gaat om onszelf te pleasen met de praise dan de Here God. Het fijne zingen doet onszelf zo goed! Ik weet dat dit heel veroordelend kan klinken, maar ik stel deze vraag toch maar in alle ernst. Waar is het ons nu ten diepste om begonnen? Hebben wij meer oog voor de eigen religieuze behoeften dan voor de heiligheid van God? De vraag moet niet zijn: Hoe spreekt de liturgie mij aan, maar hoe geven wij muzikaal éér aan onze God en Heiland Jezus Christus Die een ontmoeting wil hebben met Zijn gemeente? Dat kan met de liederen van Petrus Datheen, met de melodieën van de Oosterse Orthodoxie, de pubsongs uit Wales die door Johannes de Heer zijn omgesmeed tot geloofsliederen en met Gregoriaans gezang.
Een kleine ondeugende vraag is hier wel op zijn plaats: stel dat wij er achter zouden kunnen komen dat de Here God sterke voorkeur heeft voor het Gregoriaans, zouden wij dan en masse willen overgaan op deze muziekstijl, want het gaat toch om Zijn eer? Ik heb lange tijd gedacht dat het duidelijk was dat God Opwekking 488 wel moest mooi vinden en prefereren, omdat het in de gemeente zo vaak werd gezongen: ‘dan zweef ik op de wind, gedragen door uw Geest en de kracht van uw liefde.’ Maar néé, het was in een bepaalde periode een heel populair lied bij mensen in de gemeente. Nu hoor je dat lied bijna niet meer, want het bleek onderhevig aan zoiets vluchtigs als populariteit. Is dat erg? Nee, natuurlijk niet, maar laten we een muziekstijl niet verabsoluteren!
Aanbiddingsgevoel
Heel vaak moeten wij genieten van de praise. Moet de lofprijzing van Gods Naam ons iets doen. De praise moet ons aanbiddingsgevoel raken en op een hoger plan brengen. Maar daarmee gaan wij voorbij aan het gegeven dat het in de lofprijzing niet draait om òns gevoel, maar om de glorie en de eer van God. Dat klinkt ons moeilijk in de oren. Daar willen we niet meer zo aan. Wij zijn mensen die deel uitmaken van een genotscultuur en willen bij ons dienen van God zelf een positief gevoel opdoen en overhouden. Maar de kernvraag is: moet de praise ons pleasen of juist God?
Ik schrik er wel eens van als wij steeds meer de neiging hebben vooral de gevoelsnummers van de bundel Opwekking te willen zingen. En dat met heel veel herhaling. De meer inhoudelijke nummers zijn soms niet meer zo in trek en de Geneefse psalmen kunnen ons al helemaal niet bekoren, hoewel die de Bijbeltekst meestal op de voet volgen. Het moet ons te denken geven dat in het Oude Testament vele voorschriften staan hoe wij de Here God tegemoet mogen treden. Dat was aan voorwaarden verbonden en werd niet overgelaten aan de waan van de dag en het muzikale gevoel van het moment. Ware lofprijzing is niet een persoonlijke behoeftebevrediging door liederen die ons aanstaan, maar het zoeken naar het aangezicht van God met de lofoffers die Hem welgevallig zijn. Kunnen wij in onze genotscultuur daar weer naar terug?
Yme Horjus
In snel groeiende evangeliegemeenten is het belang van de praise steeds groter geworden. De preek is daar soms aan ondergeschikt. Men haalt dan muzikaal alles uit de kast om de verwende oren van mensen optimaal te bedienen. In sommige gemeenten is het zelfs zo dat professionele musici op het podium staan om de gemeenten te trakteren op de best denkbare praise!
Missionaire roeping
Maar daar kan toch niemand op tegen zijn? Het beste van wat mensen kunnen voortbrengen kan maar nauwelijks opwegen tegen wat God betekent in Zijn liefde en genade! Daarvoor màg je alles uit de kast halen. Dus daar wat zuinig over doen lijkt gewoon ongepast. De aansluiting bij wat mensen mooi vinden, is dan ook logisch. Je moet als kerk kunnen inspelen op de smaak van mensen vandaag. Dan kun je zeggen dat je als gemeente je missionaire roeping verstaat! In twintig jaar tijd van een klein groepje mensen uitgroeien tot een gemeente van tweeduizend zielen gaat nu eenmaal niet met het oppoetsen van psalmen en gezangen uit de traditie van de kerk der eeuwen. Je moet muzikaal een vertaalslag maken! Dan kun je niet volstaan met Genève en zijn psalmen, maar moet je op zijn minst - met respect voor auteursrechten -leentjebuur spelen bij Hillsong United, om maar wat te noemen.
Jongeren erbij houden
Ik kan me die keuze wel voorstellen als blijkt dat dit succes heeft. Iemand sprak me kortgeleden aan dat de kerk haar uiterste best moet doen om jongeren erbij te houden. Daarbij werd me duidelijk dat hij bereid was voor wat de praise betreft grote concessies te doen. Zelf had hij niet zoveel met praisemuziek, maar goed, ter wille van de jongeren was hij bereid een heel eind te gaan en desnoods zijn eigen muzikale bagage daaraan op te offeren. Ik volg op enige afstand de ontwikkeling bij gemeenten waar ‘de loop in zit’, dat wil zeggen dat velen, vooral jongeren, de weg naar zulke gemeenten vinden. Dat is toch niet zo verkeerd, zo’n ontwikkeling?
Je kunt toch niet zeggen dat de leiders van deze gemeenten verkeerd bezig zijn in hun verlangen om het Evangelie dichtbij mensen te brengen. Ik ben ervan overtuigd dat zij oprecht zijn in hun streven om ‘hemelse zaken in alledaagse taal en muziek uit te drukken’. Je wilt in een dienst of samenkomst de kracht en populariteit van soft rock als muzikale stijl benutten om mensen te bereiken met de evangelieboodschap. Je haalt daarvoor alles uit de kast, zoals Paulus ook zijn uiterste best deed om zich aan Joden en Grieken aan te passen. Paulus schrijft daarover: ‘Ik ben voor iedereen wel íets geworden, om in elke situatie althans enkelen te redden. Ik doe alles voor het Evangelie…’ Tot zover is op de intentie van huidige kerkleiders niets aan te merken om rekening te houden met de smaak van mensen vandaag.
Grenzen opzoeken
Iets anders wordt het als wij met de praise de grenzen opzoeken van waar het in de liturgie van de gemeente om moet gaan. De liturgie (wie kent dit woord nog?) is de ontmoetingsplaats van God en Zijn gemeente. Dat maakt de liturgie tot een gewijd gebeuren dat niet zomaar aangetast mag worden door wat mensen op een bepaald moment kan aanspreken en bevalt. De vraag moet aan de orde komen waar de praise voor bedoeld is. Moet de praise niet in de eerste plaats gericht zijn op God en Hem behagen omdat Hij het waard is te ontvangen alle lof, eer en aanbidding? Ik ontkom soms niet aan de indruk om te veronderstellen dat het ons meer gaat om onszelf te pleasen met de praise dan de Here God. Het fijne zingen doet onszelf zo goed! Ik weet dat dit heel veroordelend kan klinken, maar ik stel deze vraag toch maar in alle ernst. Waar is het ons nu ten diepste om begonnen? Hebben wij meer oog voor de eigen religieuze behoeften dan voor de heiligheid van God? De vraag moet niet zijn: Hoe spreekt de liturgie mij aan, maar hoe geven wij muzikaal éér aan onze God en Heiland Jezus Christus Die een ontmoeting wil hebben met Zijn gemeente? Dat kan met de liederen van Petrus Datheen, met de melodieën van de Oosterse Orthodoxie, de pubsongs uit Wales die door Johannes de Heer zijn omgesmeed tot geloofsliederen en met Gregoriaans gezang.
Een kleine ondeugende vraag is hier wel op zijn plaats: stel dat wij er achter zouden kunnen komen dat de Here God sterke voorkeur heeft voor het Gregoriaans, zouden wij dan en masse willen overgaan op deze muziekstijl, want het gaat toch om Zijn eer? Ik heb lange tijd gedacht dat het duidelijk was dat God Opwekking 488 wel moest mooi vinden en prefereren, omdat het in de gemeente zo vaak werd gezongen: ‘dan zweef ik op de wind, gedragen door uw Geest en de kracht van uw liefde.’ Maar néé, het was in een bepaalde periode een heel populair lied bij mensen in de gemeente. Nu hoor je dat lied bijna niet meer, want het bleek onderhevig aan zoiets vluchtigs als populariteit. Is dat erg? Nee, natuurlijk niet, maar laten we een muziekstijl niet verabsoluteren!
Aanbiddingsgevoel
Heel vaak moeten wij genieten van de praise. Moet de lofprijzing van Gods Naam ons iets doen. De praise moet ons aanbiddingsgevoel raken en op een hoger plan brengen. Maar daarmee gaan wij voorbij aan het gegeven dat het in de lofprijzing niet draait om òns gevoel, maar om de glorie en de eer van God. Dat klinkt ons moeilijk in de oren. Daar willen we niet meer zo aan. Wij zijn mensen die deel uitmaken van een genotscultuur en willen bij ons dienen van God zelf een positief gevoel opdoen en overhouden. Maar de kernvraag is: moet de praise ons pleasen of juist God?
Ik schrik er wel eens van als wij steeds meer de neiging hebben vooral de gevoelsnummers van de bundel Opwekking te willen zingen. En dat met heel veel herhaling. De meer inhoudelijke nummers zijn soms niet meer zo in trek en de Geneefse psalmen kunnen ons al helemaal niet bekoren, hoewel die de Bijbeltekst meestal op de voet volgen. Het moet ons te denken geven dat in het Oude Testament vele voorschriften staan hoe wij de Here God tegemoet mogen treden. Dat was aan voorwaarden verbonden en werd niet overgelaten aan de waan van de dag en het muzikale gevoel van het moment. Ware lofprijzing is niet een persoonlijke behoeftebevrediging door liederen die ons aanstaan, maar het zoeken naar het aangezicht van God met de lofoffers die Hem welgevallig zijn. Kunnen wij in onze genotscultuur daar weer naar terug?
Yme Horjus