Welbehagen

Ad Kooijmans • 88 - 2012 • Uitgave: 22
Welbehagen is een begrip dat in het Nieuwe Testament door verschillende woorden wordt aangegeven en vooral op God duidt met de betekenis van ‘goedgekeurd’ of ‘aanvaardbaar zijn’, ‘goed dunken’ en ‘aangenaam’ of ‘welgevallig zijn’. De idee is als bijvoorbeeld een kunstenaar bevredigd is met zijn werk. Het is dan aanvaard en goedgekeurd. Dat zien we in Genesis 1 waar de schepping wordt weergegeven. Zesmaal lezen we daar dat God zag dat het goed was voordat Hij de mens schiep (vers 4,10,12,18,21,25). Hij had als het ware de achtergrond geschilderd en gaf dan Zijn centrale gedachte weer, namelijk de mens. Toen het kunstwerk voltooid was, zei Hij dat het zéér goed was (vers 31).

God behagen
We kennen de droeve geschiedenis van de zondeval en de uitwerking daarvan in ons eigen leven. De schepping kwam onder Gods vloek (Genesis 3:17) en de heerlijkheid die God eraan gegeven had, ging verloren (Romeinen 3:23). Maar God was niet verslagen door de satanische aanval op Zijn werk. Hij begon de nieuwe schepping door Zijn Zoon Jezus Christus, die de satan overwon en ons wil doen delen in die overwinning (Openbaring 3:21).Van Hem lezen we 7 maal in de Bijbel, dat God zegt dat Hij een welgevallen in Hem heeft (Matteüs 3:17).1 Door Jezus zelf werd dit bevestigd toen Hij zei: “Ik doe altijd wat Hem behaagt” (Johannes 8:29). Daardoor kon God Zijn beeld in Hem volkomen tot uitdrukking brengen, zoals we lezen in Kolossenzen 1:19 ‘Het heeft de ganse volheid behaagd in Hem woning te maken.’

We delen in Zijn overwinning door met Hem te sterven en op te staan tot het nieuwe leven (Romeinen 6:3-4). Die innige verbintenis met Hem maakt ons een nieuwe schepping (2 Korintiërs 5:17) en mensen des welbehagens (Lucas 2:14). Dat welbehagen van God beantwoordt aan de nederigheid die Jezus ons leert (Matteüs 11:25-30) als tegenhanger van de zondige hoogmoed, die God terzijde wil stellen (Genesis 3:5). De tegenstelling tussen de oude, verziekte schepping en de nieuwe schepping is dat we niet meer beheerst worden door onze eigen ambities maar door Gods wil, die volgens Romeinen 12:2 het goede, welgevallige en volkomene vertegenwoordigt. Het karakteristieke van Jezus’ leven was dat Hij zich altijd richtte op de wil van Zijn Vader (Johannes 5:30). Paulus geeft daarvan de weerspiegeling in ons leven in 2 Korintiërs 5:9 ‘Daarom stellen wij er een eer in, hetzij thuis, hetzij in den vreemde, Hem welgevallig te zijn.’ Zijn persoonlijk getuigenis was dat toen het God, die hem van de schoot van zijn moeder aan afgezonderd en door genade geroepen had, behaagde Zijn Zoon in hem te openbaren, hij zich niet door het vlees liet leiden, met ander woorden: dat hij daar volkomen voor open stond (Galaten 1:15-16).
Jezus openbaarde een absoluut en onwankelbaar geloof. Het is dat geloof waardoor wij leven, zoals we zien in Galaten 2:20 ‘Voor zover ik nu nog in het vlees leef, leef ik door het geloof van de Zoon van God’ (de grondtekst zegt niet ‘het geloof in de Zoon van God’ maar gebruikt een 2e naamval, dat is ‘het geloof van de Zoon van God’). Het is dat geloof van Jezus, dat Hij in ons bewerkt: ‘dat Christus door het geloof in uw harten woning make’ (Efeziërs 3:17). ‘Zonder geloof is het onmogelijk, Hem welgevallig te zijn’ (Hebreeën 11:6). Maar, als Hij die God behaagt in ons hart woont, kunnen ook wij God behagen. God schept behagen in Zijn reddingsplan door hen die geloven, maar in ongelovigen, zoals de Israëlieten die in de woestijn moesten sterven, heeft Hij geen welgevallen gehad (1 Korintiërs 10:5).

Geestelijke groei
We ervaren allen dat we met de nieuwe schepping nog niet bevrijd zijn van onze oude, bevlekte natuur, die ons zal blijven lastig vallen zolang we in dit sterfelijke lichaam verkeren. De nieuwe schepping van God begint met de nieuwe geboorte uit God (1 Johannes 5:1). Wie geboren is, heeft het leven ontvangen, maar dat leven moet tot ontplooiing komen. Dat is enerzijds een proces van groei, anderzijds van strijd. Net als in het natuurlijke leven allerlei microben de goede ontwikkeling kunnen verstoren, heeft ook onze vijand, de duivel allerlei ongerechtigheid ter beschikking om een gezonde geestelijke groei te verstoren. Onze enige bescherming daartegen is dicht bij de Here te leven. Als we eenmaal dit vleselijke lichaam verlaten, zullen we volkomen bevrijd zijn van al die duivelse aanslagen. Onze situatie is duidelijk weergegeven in 1 Johannes 3:2 ‘Geliefden, nu zijn wij kinderen Gods en het is nog niet geopenbaard, wat wij zijn zullen; (maar) wij weten, dat, als Hij zal geopenbaard zijn, wij Hem gelijk zullen wezen; want wij zullen Hem zien, gelijk Hij is.’ We zullen dan zonder zonde zijn, zoals Hij in wie God Zijn welbehagen heeft, en zullen God volkomen kunnen behagen.

Afhankelijkheid
God schept behagen in het geringe, het verachte en het nederige, omdat hoogmoed het karakteristieke is van de grote vijand, de duivel, waarmee hij altijd tracht te verleiden. Hoogmoed verblindt, maar afhankelijkheid opent de weg om Gods Woord te kunnen ontvangen. In Matteüs 11:25-26 vinden we het gebed van Jezus: ‘Te dien tijde hief Jezus aan en zeide: Ik dank U, Vader, Heer des hemels en der aarde, dat Gij deze dingen voor wijzen en verstandigen verborgen hebt, doch aan kinderkens geopenbaard. Ja, Vader, want zo is het een welbehagen geweest voor U.’ Voor ongelovigen is de prediking dwaasheid, maar voor nederigen is het leven en vrede, zoals Paulus zegt: ‘Want daar de wereld in de wijsheid Gods door haar wijsheid God niet gekend heeft, heeft het Gode behaagd door de dwaasheid der prediking te redden hen die geloven’ (1 Korintiërs 1:21).

Ad Kooijmans

1 Zie ook Jesaja 42:1; Matteüs 12:18; 17:5; Marcus 1:11; Lucas 3:22; 2 Petrus 1:17.