Weg met de kerstromantiek
In de vele verhalen rond de kerst wil het nog al eens gebeuren dat de herders, die 's nachts de wacht hielden over hun kudde, bij het brandende vuur spreken over de langverwachte Messias. In de verhalen zie je de herders zitten rondom het knappende houtvuur. Onmogelijk is het natuurlijk niet dat die herders over de Messias aan het mijmeren waren, maar het lijkt op grond van de Bijbel een veel te optimistische voorstelling van zaken. In één woord zou ik eigenlijk willen zeggen: het is louter kerstromantiek!
Want de werkelijkheid is dat God zijn Zoon stuurde naar een wereld die Hem niet wilde ontvangen. Het verhaal van Jozef en Maria is daarvan een symbolische illustratie: er was voor hen geen plaats in de herberg. Johannes schrijft in het begin van zijn evangelie: ‘Hij kwam tot het zijne, maar de zijnen hebben hem niet aangenomen’. Jezus als de Zoon van God was niet welkom bij Gods eigen volk. Dat is een andere werkelijkheid dan die van de kerstromantiek!
Afwijzing van God
Tot in z'n essentie teruggebracht is de geschiedenis van Gods volk een aaneenschakeling geworden van teleurstelling en ontgoocheling. Israël had een voorbeeld moeten zijn. God had Israël tot een licht der volken willen stellen, ‘opdat mijn heil reike tot het einde der aarde’, zegt de Here God in Jesaja 49:6. De geschiedenis van God met Zijn volk is er een van mislukking, van ontmoediging en van verdriet voor de Here God. Heel het Oude Testament is een lang en eentonig verhaal van Israëls ongehoorzaamheid en eigenwilligheid. Dat verhaal is daarbij ook een uitvergroting van wat de mensheid als geheel heeft bezield in een volstrekte afwijzing van God.
Maar ook is datzelfde Oude Testament het levende document geworden van Gods hartstochtelijke ijveren om Zijn volk weer voor zich terug te winnen. Bladzijde na bladzijde roept Hij Zijn volk op om weer te leven overeenkomstig Zijn geboden en inzettingen. Om te gaan in Zijn wegen. Om Zijn wil te volbrengen. God zocht het hart van Zijn volk en liet geen mogelijkheid onbeproefd. Hij legde daarin ook een grote creativiteit aan de dag. Op alle mogelijke manieren probeerde de Here God tot het hart van Zijn volk te spreken.
Beeld van herderschap
De ene keer sprak God rechtuit en zonder omwegen. De andere keer gebruikte God beeldende taal om Zijn doel te bereiken. God wendde al Zijn creativiteit aan om Israël weer in het rechte spoor van het heil te krijgen. Zo lezen wij in Ezechiël 34 hoe Hij Zich vergelijkt met een herder die werkelijk met zijn schapen het beste voor heeft. Hij klaagt de slechte herders aan, de geestelijke leiders van Israël, die zichzelf alleen maar weiden. God neemt zelf het herderschap van zijn volk op zich: ‘Zie, Ik zal zèlf naar mijn schapen vragen en naar hen omzien; zoals een herder naar zijn kudde omziet, wanneer hij temidden van zijn verspreide schapen is’. Hoort u het hartstochtelijke zoeken van God in deze woorden?
Als het beeld van het herderschap geen verandering brengt, neemt God Zijn toevlucht tot weer een ànder beeld. Liefde maakt vindingrijk! Dan gebruikt God het beeld van het huwelijk. Hoe bijzonder staat dat verwoord bij de profeet Hosea! Hosea moet niet alleen prediken, maar ook moet hij met zijn eigen leven een profetische boodschap zijn voor Israël. Hij moet namelijk van Godswege trouwen met een vrouw die een hoerig gedrag aan de dag legt. Dit onmogelijke huwelijk moet dan een teken zijn van de trouweloosheid van Israël. In de relatie tot God is het volk als een hoer die met allerhande mannen het bed deelt. Dat is toch een afgrijselijk beeld? Zo probeerde God met dit beeld het hart van Zijn volk te bereiken. Zo probeerde God Israël opnieuw te vermurwen om op Zijn wegen te wandelen.
Goddelijke creativiteit
Liefde maakt vindingrijk! In Jesaja 5 gebruikt God het beeld van een wijngaard. Israël was een wijngaard die God had geplant en dagelijks met zorg en liefde onderhield. En Hij verwachtte dat de wijngaard goede vruchten zou voortbrengen, maar - zo spreekt Jesaja - hij bracht wilde druiven voort. Zo sprak God opnieuw tot het hart van Zijn volk. Zocht Hij opnieuw in Zijn goddelijke creativiteit naar wegen om Israël te bereiken.
In een gelijkenis knoopt Jezus ook aan bij het beeld van de wijngaard (Mattheüs 21:33-44). Dat was dus voor Israël al een bekend beeld. De Here Jezus werkt nu dat beeld in een andere richting uit. Het gaat er nu om dat die wijngaard wordt toevertrouwd aan pachters aan wie Hij de wijngaard heeft verhuurd. Maar opnieuw gaat het de Heer om de vruchten. Krijgt de eigenaar van de wijngaard de hem toekomende opbrengst? De profeten worden erop uitgestuurd om naar de opbrengst te vragen. Maar wat deed Israël? Het volk vergreep zich aan Gods dienaren. Zulke pottenkijkers werden niet geduld. De een na de ander wordt gegrepen, geslagen, gestenigd en vermoord. Hun komst werd opgevat als een ongewenste inmenging, als een verstoring van de gang van zaken, als een inbreuk op de eigen vrijheid. Aan de 'heer des huizes' hadden de Israëlieten geen boodschap.
Stelletje criminelen
Maar God ging tot het uiterste in Zijn creativiteit. Hij boog Zich dieper en dieper om Zijn volk te vinden. Hij is het zenden niet moe geworden. Ondanks de vele teleurstellingen heeft Hij de moed nog niet opgegeven. Nu gaat Hij iets doen wat nog nooit iemand heeft gedaan. Nu gaat Hij iets doen wat bij niemand ooit is opgekomen. ‘Ten slotte stuurde hij zijn zoon'. Wie zou zo iets doen? Wie zou nu zijn eigen zoon afsturen op een stelletje criminelen, die tot nu toe alleen maar dood en verderf hebben gezaaid? Daar laat je je kind toch niet naar toe gaan?
De Heer van de gelijkenis hoopt dan nog dat de pachters zijn zoon zullen ontzien. De Heer van de gelijkenis hoopt dan nog op een radicaal andere handelwijze, een berouwvolle omkeer. ‘Ten slotte stuurde hij zijn zoon, ...mijn zoon zullen ze toch wel ontzien?’ Het heeft iets van een wanhoopsoffensief. Als niets meer helpt, dan nog iets wat geen mens ooit in z'n hoofd zou halen. Het is een laatste ultimatum met een hoog risicogehalte. Het is Gods laatste woord...
Hoort u hier ook de kerstgeschiedenis in? De komst van de Zoon betekent dat nu het uur van de beslissing heeft geslagen. Dit is Gods laatste aanbod. In deze uiterste vorm van creativiteit roept God Zijn volk nogmaals op zich te bekeren. Het is het allerlaatste dat God nog kan doen. Zijn Zoon zenden. Na de Zoon komt niemand meer. Alleen nog de Vader. Dat is dan het aller-, allerlaatste. Dat is dan het oordeel. Maar nu éérst nog Zijn Zoon. Hoe ver gaat Gods liefde voor Zijn volk en hoe diep is zijn barmhartigheid voor een verloren schepping!
De kruisgeschiedenis
Maar ook de Zoon ontkomt niet aan het lot van de profeten, die eerder al werden gedood. Want ook Hij verstoort de eigen bedoelingen. Net zoals in de gelijkenis maakt hij inbreuk op de eigen vrijheid. De heer des huizes mag zijn eigendomsrechten niet laten gelden. Als de zoon bij de pachters arriveert, wordt hij geliquideerd in de verwachting dat de wijngaard nu definitief aan de pachters toevalt.
Ik zei al dat de gelijkenis van de onrechtvaardige pachters de kerstgeschiedenis in een notendop weergeeft. De Here Jezus profeteert in deze gelijkenis hoe het met Hem zal aflopen. We mogen zeggen: met een paar woorden wordt hier de kerstgeschiedenis neergezet. Maar Jezus vertelt de kerstgeschiedenis zó dat deze uitloopt op de kruisgeschiedenis.
De farizeeërs en overpriesters hadden drommels goed in de gaten wat Jezus bedoelde met deze gelijkenis. Ze willen hem uit woede al grijpen, maar worden weerhouden door de scharen die de Heer voor een profeet van God houden. Toen al zou de gelijkenis als profetie bijna in vervulling gaan. Het heeft even langer geduurd, maar de Zoon moest er uiteindelijk wel aan geloven.
Geen enkele illusies hebben
Natuurlijk is deze gelijkenis niet alleen voor Israël bedoeld geweest. Israël was Gods proeftuin. Door Israël moest Gods heil naar de rest van de wereld. Laten wij als mensen die niet uit Israël zijn maar geen enkele illusie hebben. De illusie namelijk dat wij het er beter van af zouden hebben gebracht. Wij zijn namelijk geen haar beter dan Gods uitverkoren volk. Wij gaan ook met de wereld om alsof die ons eigendom is. Wij gaan ook om met ons leven alsof het ons eigen bezit is. Wij vergeten ook dat wij pachters zijn aan wie iets is toevertrouwd om het goed te beheren. Wij vinden ook dat wij autonoom over ons eigen leven mogen beschikken en hebben aan God geen boodschap.
‘Ten slotte stuurde hij zijn zoon!’ In deze paar woorden ligt alles opgesloten. God komt in Jezus, het Kind van Bethlehem, naar ons toe met de vraag of wij Zijn heerschappij weer willen aanvaarden. Of wij zijn eigendomsrechten op ons leven weer willen erkennen. In Zijn eindeloze creativiteit komt God naar ons toe met de gave van Zijn Zoon aan de wereld. En hoe reageren wij? Zeggen wij:
'U bent Heer van de schepping
en Heer van mijn hart,
Heer van het land en de zee,
U bent Here der Heem'len
van voor alle tijd
en Heer aller Heren blijft Gij!
Yme Horjus
Want de werkelijkheid is dat God zijn Zoon stuurde naar een wereld die Hem niet wilde ontvangen. Het verhaal van Jozef en Maria is daarvan een symbolische illustratie: er was voor hen geen plaats in de herberg. Johannes schrijft in het begin van zijn evangelie: ‘Hij kwam tot het zijne, maar de zijnen hebben hem niet aangenomen’. Jezus als de Zoon van God was niet welkom bij Gods eigen volk. Dat is een andere werkelijkheid dan die van de kerstromantiek!
Afwijzing van God
Tot in z'n essentie teruggebracht is de geschiedenis van Gods volk een aaneenschakeling geworden van teleurstelling en ontgoocheling. Israël had een voorbeeld moeten zijn. God had Israël tot een licht der volken willen stellen, ‘opdat mijn heil reike tot het einde der aarde’, zegt de Here God in Jesaja 49:6. De geschiedenis van God met Zijn volk is er een van mislukking, van ontmoediging en van verdriet voor de Here God. Heel het Oude Testament is een lang en eentonig verhaal van Israëls ongehoorzaamheid en eigenwilligheid. Dat verhaal is daarbij ook een uitvergroting van wat de mensheid als geheel heeft bezield in een volstrekte afwijzing van God.
Maar ook is datzelfde Oude Testament het levende document geworden van Gods hartstochtelijke ijveren om Zijn volk weer voor zich terug te winnen. Bladzijde na bladzijde roept Hij Zijn volk op om weer te leven overeenkomstig Zijn geboden en inzettingen. Om te gaan in Zijn wegen. Om Zijn wil te volbrengen. God zocht het hart van Zijn volk en liet geen mogelijkheid onbeproefd. Hij legde daarin ook een grote creativiteit aan de dag. Op alle mogelijke manieren probeerde de Here God tot het hart van Zijn volk te spreken.
Beeld van herderschap
De ene keer sprak God rechtuit en zonder omwegen. De andere keer gebruikte God beeldende taal om Zijn doel te bereiken. God wendde al Zijn creativiteit aan om Israël weer in het rechte spoor van het heil te krijgen. Zo lezen wij in Ezechiël 34 hoe Hij Zich vergelijkt met een herder die werkelijk met zijn schapen het beste voor heeft. Hij klaagt de slechte herders aan, de geestelijke leiders van Israël, die zichzelf alleen maar weiden. God neemt zelf het herderschap van zijn volk op zich: ‘Zie, Ik zal zèlf naar mijn schapen vragen en naar hen omzien; zoals een herder naar zijn kudde omziet, wanneer hij temidden van zijn verspreide schapen is’. Hoort u het hartstochtelijke zoeken van God in deze woorden?
Als het beeld van het herderschap geen verandering brengt, neemt God Zijn toevlucht tot weer een ànder beeld. Liefde maakt vindingrijk! Dan gebruikt God het beeld van het huwelijk. Hoe bijzonder staat dat verwoord bij de profeet Hosea! Hosea moet niet alleen prediken, maar ook moet hij met zijn eigen leven een profetische boodschap zijn voor Israël. Hij moet namelijk van Godswege trouwen met een vrouw die een hoerig gedrag aan de dag legt. Dit onmogelijke huwelijk moet dan een teken zijn van de trouweloosheid van Israël. In de relatie tot God is het volk als een hoer die met allerhande mannen het bed deelt. Dat is toch een afgrijselijk beeld? Zo probeerde God met dit beeld het hart van Zijn volk te bereiken. Zo probeerde God Israël opnieuw te vermurwen om op Zijn wegen te wandelen.
Goddelijke creativiteit
Liefde maakt vindingrijk! In Jesaja 5 gebruikt God het beeld van een wijngaard. Israël was een wijngaard die God had geplant en dagelijks met zorg en liefde onderhield. En Hij verwachtte dat de wijngaard goede vruchten zou voortbrengen, maar - zo spreekt Jesaja - hij bracht wilde druiven voort. Zo sprak God opnieuw tot het hart van Zijn volk. Zocht Hij opnieuw in Zijn goddelijke creativiteit naar wegen om Israël te bereiken.
In een gelijkenis knoopt Jezus ook aan bij het beeld van de wijngaard (Mattheüs 21:33-44). Dat was dus voor Israël al een bekend beeld. De Here Jezus werkt nu dat beeld in een andere richting uit. Het gaat er nu om dat die wijngaard wordt toevertrouwd aan pachters aan wie Hij de wijngaard heeft verhuurd. Maar opnieuw gaat het de Heer om de vruchten. Krijgt de eigenaar van de wijngaard de hem toekomende opbrengst? De profeten worden erop uitgestuurd om naar de opbrengst te vragen. Maar wat deed Israël? Het volk vergreep zich aan Gods dienaren. Zulke pottenkijkers werden niet geduld. De een na de ander wordt gegrepen, geslagen, gestenigd en vermoord. Hun komst werd opgevat als een ongewenste inmenging, als een verstoring van de gang van zaken, als een inbreuk op de eigen vrijheid. Aan de 'heer des huizes' hadden de Israëlieten geen boodschap.
Stelletje criminelen
Maar God ging tot het uiterste in Zijn creativiteit. Hij boog Zich dieper en dieper om Zijn volk te vinden. Hij is het zenden niet moe geworden. Ondanks de vele teleurstellingen heeft Hij de moed nog niet opgegeven. Nu gaat Hij iets doen wat nog nooit iemand heeft gedaan. Nu gaat Hij iets doen wat bij niemand ooit is opgekomen. ‘Ten slotte stuurde hij zijn zoon'. Wie zou zo iets doen? Wie zou nu zijn eigen zoon afsturen op een stelletje criminelen, die tot nu toe alleen maar dood en verderf hebben gezaaid? Daar laat je je kind toch niet naar toe gaan?
De Heer van de gelijkenis hoopt dan nog dat de pachters zijn zoon zullen ontzien. De Heer van de gelijkenis hoopt dan nog op een radicaal andere handelwijze, een berouwvolle omkeer. ‘Ten slotte stuurde hij zijn zoon, ...mijn zoon zullen ze toch wel ontzien?’ Het heeft iets van een wanhoopsoffensief. Als niets meer helpt, dan nog iets wat geen mens ooit in z'n hoofd zou halen. Het is een laatste ultimatum met een hoog risicogehalte. Het is Gods laatste woord...
Hoort u hier ook de kerstgeschiedenis in? De komst van de Zoon betekent dat nu het uur van de beslissing heeft geslagen. Dit is Gods laatste aanbod. In deze uiterste vorm van creativiteit roept God Zijn volk nogmaals op zich te bekeren. Het is het allerlaatste dat God nog kan doen. Zijn Zoon zenden. Na de Zoon komt niemand meer. Alleen nog de Vader. Dat is dan het aller-, allerlaatste. Dat is dan het oordeel. Maar nu éérst nog Zijn Zoon. Hoe ver gaat Gods liefde voor Zijn volk en hoe diep is zijn barmhartigheid voor een verloren schepping!
De kruisgeschiedenis
Maar ook de Zoon ontkomt niet aan het lot van de profeten, die eerder al werden gedood. Want ook Hij verstoort de eigen bedoelingen. Net zoals in de gelijkenis maakt hij inbreuk op de eigen vrijheid. De heer des huizes mag zijn eigendomsrechten niet laten gelden. Als de zoon bij de pachters arriveert, wordt hij geliquideerd in de verwachting dat de wijngaard nu definitief aan de pachters toevalt.
Ik zei al dat de gelijkenis van de onrechtvaardige pachters de kerstgeschiedenis in een notendop weergeeft. De Here Jezus profeteert in deze gelijkenis hoe het met Hem zal aflopen. We mogen zeggen: met een paar woorden wordt hier de kerstgeschiedenis neergezet. Maar Jezus vertelt de kerstgeschiedenis zó dat deze uitloopt op de kruisgeschiedenis.
De farizeeërs en overpriesters hadden drommels goed in de gaten wat Jezus bedoelde met deze gelijkenis. Ze willen hem uit woede al grijpen, maar worden weerhouden door de scharen die de Heer voor een profeet van God houden. Toen al zou de gelijkenis als profetie bijna in vervulling gaan. Het heeft even langer geduurd, maar de Zoon moest er uiteindelijk wel aan geloven.
Geen enkele illusies hebben
Natuurlijk is deze gelijkenis niet alleen voor Israël bedoeld geweest. Israël was Gods proeftuin. Door Israël moest Gods heil naar de rest van de wereld. Laten wij als mensen die niet uit Israël zijn maar geen enkele illusie hebben. De illusie namelijk dat wij het er beter van af zouden hebben gebracht. Wij zijn namelijk geen haar beter dan Gods uitverkoren volk. Wij gaan ook met de wereld om alsof die ons eigendom is. Wij gaan ook om met ons leven alsof het ons eigen bezit is. Wij vergeten ook dat wij pachters zijn aan wie iets is toevertrouwd om het goed te beheren. Wij vinden ook dat wij autonoom over ons eigen leven mogen beschikken en hebben aan God geen boodschap.
‘Ten slotte stuurde hij zijn zoon!’ In deze paar woorden ligt alles opgesloten. God komt in Jezus, het Kind van Bethlehem, naar ons toe met de vraag of wij Zijn heerschappij weer willen aanvaarden. Of wij zijn eigendomsrechten op ons leven weer willen erkennen. In Zijn eindeloze creativiteit komt God naar ons toe met de gave van Zijn Zoon aan de wereld. En hoe reageren wij? Zeggen wij:
'U bent Heer van de schepping
en Heer van mijn hart,
Heer van het land en de zee,
U bent Here der Heem'len
van voor alle tijd
en Heer aller Heren blijft Gij!
Yme Horjus