Weest heilig, want Ik ben heilig
DE VERZOENING VAN EEN ZONDAAR MET DE ALLERHOOGSTE, DE SCHEPPER VAN HEMEL EN AARDE, MOET LEIDEN TOT HEILIGMAKING. VERZOENING IS EEN WERK VAN GODS KANT EN LIGT VOOR ONS VAST IN HEM, OP GROND VAN HET VOLBRACHTE WERK VAN CHRISTUS. VAN ONS WORDT GELOOF GEVRAAGD, MEER NIET VANUIT DAT GELOOF MOET HET KOMEN TOT ONZE HEILIGMAKING. DE NORM IS: GOD! DAAR LIGT EEN WERK VAN ONZE KANT WIE KOMT DAARAAN TOE?
Sinds het autonoom worden van de moderne mens is het bijbelse thema van de 'verzoening’ met de heilige God niet meer 'in'. Boeken van theologen, die de verzoening principieel afwijzen, sluiten helemaal aan bij het levensgevoel van de moderne mens en zijn daarom uitermate populair. Velen voelen zich bevrijd van knellende banden.
Het is voor onze generatie ten enenmale een gruwelijke gedachte, dat een mens zichzelf eerst zou moeten veroordelen tot zondaar en om vervolgens diep te moeten buigen teneinde vergeving te ontvangen, die leidt tot verzoening met God. De moderne mens verlangt een moderne God, die in alles tegemoet komt aan de menselijke noden. Die noden en behoeften zijn legio en de God die erin kan voorzien, wordt door de moderne mens geaccepteerd en aanbeden. Hij is de God die we ons wensen. Hij erkent onze zwakheden, toont er volledig begrip voor en spreekt ons bemoedigend toe. Dit Godsbeeld wordt in veel reformatorische en evangelische kringen vandaag gevonden. Natuurlijk heeft ook het lijden en sterven van Christus nog wel een plaats; immers, wie kan daaromheen? Maar het denken erover heeft een geleidelijke, maar grondige verandering ondergaan. We zijn gaan spreken over onze 'pijn' die Hij heeft gedragen, in plaats van onze 'zonde' die Hem aan het kruis heeft gebracht. Gaandeweg zijn we positiever over onszelf gaan denken en we hebben ons Godsbeeld daarop aangepast. Daarom is het spreken vanuit de Schrift over 'verzoening' een moeilijk onderwerp geworden. Het raakt geen snaren meer bij ons.
Moeilijker ligt het nog met de 'heiligmaking'. Want hier raken we de praktische dingen van ons dagelijks leven aan. Hier wordt ons leven getoetst aan hoge normen, de hoogste norm: God. De Bijbel leert ons dat de levende God niet alleen de verzoening op het oog heeft, maar Hij wil ons maken zoals Hij de mens oorspronkelijk heeft bedoeld: beelddrager Gods! Hij wil ons veranderen. Hij bedoelt, dat we gelijken op Hem. Hij zei toen immers: ' Laat Ons mensen maken naar Ons beeld en Onze gelijkenis". Hij, die één Zoon had sprak tot Hem over de schepping van de mens, die Zijn beeld zou dragen! Laten we dat een moment tot ons laten doordringen en er vooral niet oppervlakkig over heen wandelen. Zó bedoelde Hij u en mij te zijn vanaf het begin. We weten, door de bijbelse openbaring, dat de mensheid dat beeld verloor toen hij in zonde viel. Adam en Eva stonden naakt, beroofd van de goddelijke bekleding van licht en heiligheid (Ps.104:2). Daarmee was tegelijkertijd die bittere werkelijkheid zichtbaar geworden dat de mens verloren was. De dood had zijn intrede gedaan. Maar God ontvouwde Zijn reddingsplan: de verzoening in de dood van Zijn eigen Zoon. Maar daarmee was nog niet alles gereed. De verzoening - werkelijkheid geworden in de vergeving der zonde - was wat God deed in Christus. Maar daarna vraagt Hij iets van ons en daar hebben we het moeilijk mee.
Ten eerste de gedachte dat wij iets zouden moeten doen, iets zouden kunnen toevoegen aan ons eeuwig heil. Die gedachte wordt al snel grondig verworpen, en terecht! Want aan ons eeuwig heil kunnen we niets bijdragen of toevoegen. Dat is Zijn unieke werk aan ons. Maar wil Zijn werk ook bij ons aanslaan, zodat ons geloof niet een versteende religie wordt onder de religies, dan moeten wij 'antwoorden'. We kunnen ook niet anders, want door de Geest komt er een innerlijke drang om Hem te dienen en in alles te behagen. We gaan God zoeken, we gaan de Here Jezus zoeken en we gaan vragen naar Zijn wil. Dat is het bewijs van het ware geloof. Dat doet de Geest in ons. De Heilige Geest zet ons aan tot heiligmaking.
Wat is heiligmaking? Steeds weer moeten we met onze vragen naar de Schrift, want alleen daarin vinden we het antwoord. Nergens anders. Onze heiligmaking is: Christus (1 Cor.1:30)
Die bijbelse waarheid wordt al heel gauw verdoezeld door onze eigen gedachten en opvattingen en niet zelden door onze gewoonten en tradities, waarop we elkaar beoordelen en vaak ook veroordelen. Het is menselijk en daarom ook wel begrijpelijk dat wij de heiligmaking zoeken in eigen wetten, gewoonten en gebruiken. Die zijn dan tot norm geworden. We hebben zo een eigen subcultuur gevormd, daarin onze identiteit gevonden en daaraan onze normen ontleend. Voldoen we daaraan dan worden we door iedereen binnen de subcultuur aanvaard, voldoen we er niet aan dan worden we door diezelfde mensen afgewezen, uitgestoten en veroordeeld. Wat een tragiek! Velen kunnen binnen die subcultuur niet leven, het werkt verstikkend op hen en ze vluchten weg. Ze zijn hun vrienden kwijt en zijn veroordeeld geworden met de bitterste verwijten. Soms krijgen ze - zoals iemand mij onlangs vertelde - vervloekingen achter hen aan met woorden als 'je zult verdwijnen in de buitenste duisternis'. Er zijn heel wat van deze subculturen in ons land. Het wordt gevonden in degelijke plaatselijke kerken en in evangelische kringen, zowel als in sekten van allerlei soort. Er worden regels opgelegd van boven af, allerlei geboden en verboden. Dat kan héél ver gaan. Mensen hebben soms hun huis verkocht om al hun vermogen te geven aan de sekteleider, die ze zien als de grote man van God. Dat komt ook vandaag nog steeds voor. Het zijn niet alleen onderontwikkelde mensen die zulke dingen doen, maar ook ontwikkelde mensen, hoog opgeleid, maar verblind voor de kracht der dwaling, die zich meestal hult in de vroomste termen.
De apostel Paulus waarschuwde daar al tegen in zijn tijd (Col. 2:16-19).
Onze heiligmaking is Christus, zoals Hij ook onze rechtvaardigmaking is. Hieraan herkennen we ook de ware bijbelse prediking. Die prediking legt ons geen wetten op van de eigen subcultuur, maar leidt ons tot Christus. In Hem worden we, als het moet, ook vermaand (Col.1:28), maar steeds met het doel "om ieder mens in Christus volmaakt te doen zijn" (!).
Hier ontmoeten we dan ook de weerstand. Weerstand van buitenaf, vanuit de eigen subcultuur en weerstand van binnenuit, ons eigen hart. We moeten tot de erkenning komen dat we het niet zelf kunnen. We kunnen het ware christenleven - dat zich kenmerkt in de heiligmaking - zelf niet leven. Als we in eigen kracht - in het vlees, zoals de Schrift het noemt - deze dingen proberen te verwezenlijken, komen we niet verder dan "de werken der wet'. In het vlees en door de kracht van het vlees brengen we niets tot stand. "Zij die in het vlees zijn kunnen God niet behagen" (Rom. 8:8). Dat is moeilijk te aanvaarden, omdat we van nature liever alles zelf doen en in de hand houden. Kenmerk echter van ons zondige vlees is dat we ons niet willen onderwerpen aan de wet Gods en ... dat we dat ook niet kunnen (Rom. 8:7). We moeten eerst tot een volmondige erkenning van die werkelijkheid komen. De Here moet ons tot een werkelijke verbrokenheid brengen door Zijn Woord en Geest. Eerst dan kunnen we - en willen we - Hem in onze hulpeloosheid aanroepen. Ieder mens moet komen aan het einde van zijn eigen weg. Eerst als we daar geen uitweg meer zien, breekt onze weerstand, onze vijandschap, stuk op de liefde van Christus. Want aan het einde van die weg staat Hijzelf. Dan dringt het diep tot ons door dat Hij ooit zei: "Zonder Mij kunt gij niets doen'. Hier, aan het einde van de weg, die we zelf kozen en gingen, staan we naakt aan de dijk. Welk een gezegend uur, als we dáár mogen komen. Nu gaat Hij ons de weg wijzen en wij zijn ontvankelijk geworden voor wat Hij nu gaat zeggen. Eerder hoorden we Zijn stem niet, merkten we niet op dat Hij tot ons sprak en wat Hij tot ons wilde zeggen. We waren nog teveel vervuld van het eigen-Ik, van het Zelf-leven, dat is het vrome vlees. Dat vrome vlees verbergt zich, verhult zich, zoals Adam in de struiken.
Maar aan het einde van die weg, die we heel lang kunnen volhouden, want het vlees weet van geen wijken en geeft nooit zomaar op, aan het einde van die weg worden we verbroken door de kracht van Zijn liefde. We lopen stuk op die liefde, die is als een muur, die ons tegenhoudt. Zou die muur er niet zijn, dra zouden we in het ravijn van de eeuwige verlorenheid zijn gestort.
Hier, aan het einde van de eigen weg, gaat de Here spreken. Hij zegt: "Komt, laat ons tesamen richten…" (Jes. 1:18). Nu gaan we horen en zien wat Hij al zo lang tot ons wil zeggen. Hij gaat ons onze zonden tonen! Jij, die al jaren een gelovige bent, zeker weet een kind van God te zijn door genade, je gaat zien dat de Here nog iets anders voor je in petto heeft. Je bent er nooit aan toe gekomen. Je hebt het nooit geweten dat het zó concreet zou worden. Je geloof was altijd meer theorie dan praktijk, meer horen dan doen, meer geloven dan werken.
Nu roept de Here je op tot een taak, die je samen met Hem (!), mag uitvoeren. Samen richten, rechtspreken! En nog wel over je eigen zonden. Nee, het gaat hier niet om je behouden-zijn, het gaat hier niet om de rechtvaardigmaking, maar om de heiligmaking. Aan de rechtvaardigmaking kunnen we niets bijdragen of toevoegen, in de heiligmaking echter worden we 'mede-arbeiders' Gods.
De Schrift zegt het zo: "Indien gij(!), dóór de Geest(!) de werkingen des lichaams doodt, zult gij leven" (Rom. 8:13). Hier vinden we de praktische weg tot onze heiligmaking.
Zijn we echt tot het levende geloof gekomen, verzoend met God, dan willen we niets anders dan te zoeken voor Hem te leven. Hebben we die drang niet dan moeten we onszelf eens onderzoeken en afvragen of we ons leven wel werkelijk aan Hem hebben gegeven. Het is een 'controle' op ons eigen geestelijk leven: Is er wel de drang tot heiligmaking omdat we verzoend zijn met God?
De Here hecht grote waarde aan onze heiligmaking. "Zonder heiligmaking zal niemand de Here zien"(!) (Hebr. 12:14).
Zogenaamde moderne theologen wijzen de 'verzoening' af omdat men de 'heiligmaking' niet wil. Onze opvattingen over de leer van de heilige Schrift worden bepaald door onze morele denkbeelden. Morele onreinheid en (verborgen) zonden leiden een mens tot verwerping van Gods genade-aanbod. Die verwerping kan zich ook vermommen in academische geleerdheid van de hoogleraar in de theologie. Alles doet een mens om zichzelf en zijn zonde te verhullen, totdat hij aan het einde van zijn eigen weg komt. Wie dàn wegloopt houdt niets meer over dan de vijandschap tegen God en Zijn Woord. Hij kan niet anders dan dat Woord verdraaien, net zoals zijn grote inspirator, de duivel, deed bij de verleiding tot de eerste zonde in het Paradijs: hij verdraaide Gods Woord.
Hebben we ons laten verzoenen met God (2 Cor. 5:20)? Kunnen we dat ook merken aan de innerlijke drang tot een heilig leven uit en met Christus? Zoeken we de heiligmaking? Zijn we ons ervan bewust dat ons leven moet worden zoals Hij is? Hij zegt: 'Weest heilig, want Ik ben heilig: (1 Petr. 1:15,16).
Ontworstel u dan aan alle menselijke inzettingen en tradities die u afhouden van Christus en vertrouw uzelf volkomen toe aan Hem, die Zijn leven voor u gaf om u te verzoenen met de Allerhoogste, en die niets anders wil dan uw heiligmaking (1 Thess. 4:3)!
Feike ter Velde
Sinds het autonoom worden van de moderne mens is het bijbelse thema van de 'verzoening’ met de heilige God niet meer 'in'. Boeken van theologen, die de verzoening principieel afwijzen, sluiten helemaal aan bij het levensgevoel van de moderne mens en zijn daarom uitermate populair. Velen voelen zich bevrijd van knellende banden.
Het is voor onze generatie ten enenmale een gruwelijke gedachte, dat een mens zichzelf eerst zou moeten veroordelen tot zondaar en om vervolgens diep te moeten buigen teneinde vergeving te ontvangen, die leidt tot verzoening met God. De moderne mens verlangt een moderne God, die in alles tegemoet komt aan de menselijke noden. Die noden en behoeften zijn legio en de God die erin kan voorzien, wordt door de moderne mens geaccepteerd en aanbeden. Hij is de God die we ons wensen. Hij erkent onze zwakheden, toont er volledig begrip voor en spreekt ons bemoedigend toe. Dit Godsbeeld wordt in veel reformatorische en evangelische kringen vandaag gevonden. Natuurlijk heeft ook het lijden en sterven van Christus nog wel een plaats; immers, wie kan daaromheen? Maar het denken erover heeft een geleidelijke, maar grondige verandering ondergaan. We zijn gaan spreken over onze 'pijn' die Hij heeft gedragen, in plaats van onze 'zonde' die Hem aan het kruis heeft gebracht. Gaandeweg zijn we positiever over onszelf gaan denken en we hebben ons Godsbeeld daarop aangepast. Daarom is het spreken vanuit de Schrift over 'verzoening' een moeilijk onderwerp geworden. Het raakt geen snaren meer bij ons.
Moeilijker ligt het nog met de 'heiligmaking'. Want hier raken we de praktische dingen van ons dagelijks leven aan. Hier wordt ons leven getoetst aan hoge normen, de hoogste norm: God. De Bijbel leert ons dat de levende God niet alleen de verzoening op het oog heeft, maar Hij wil ons maken zoals Hij de mens oorspronkelijk heeft bedoeld: beelddrager Gods! Hij wil ons veranderen. Hij bedoelt, dat we gelijken op Hem. Hij zei toen immers: ' Laat Ons mensen maken naar Ons beeld en Onze gelijkenis". Hij, die één Zoon had sprak tot Hem over de schepping van de mens, die Zijn beeld zou dragen! Laten we dat een moment tot ons laten doordringen en er vooral niet oppervlakkig over heen wandelen. Zó bedoelde Hij u en mij te zijn vanaf het begin. We weten, door de bijbelse openbaring, dat de mensheid dat beeld verloor toen hij in zonde viel. Adam en Eva stonden naakt, beroofd van de goddelijke bekleding van licht en heiligheid (Ps.104:2). Daarmee was tegelijkertijd die bittere werkelijkheid zichtbaar geworden dat de mens verloren was. De dood had zijn intrede gedaan. Maar God ontvouwde Zijn reddingsplan: de verzoening in de dood van Zijn eigen Zoon. Maar daarmee was nog niet alles gereed. De verzoening - werkelijkheid geworden in de vergeving der zonde - was wat God deed in Christus. Maar daarna vraagt Hij iets van ons en daar hebben we het moeilijk mee.
Ten eerste de gedachte dat wij iets zouden moeten doen, iets zouden kunnen toevoegen aan ons eeuwig heil. Die gedachte wordt al snel grondig verworpen, en terecht! Want aan ons eeuwig heil kunnen we niets bijdragen of toevoegen. Dat is Zijn unieke werk aan ons. Maar wil Zijn werk ook bij ons aanslaan, zodat ons geloof niet een versteende religie wordt onder de religies, dan moeten wij 'antwoorden'. We kunnen ook niet anders, want door de Geest komt er een innerlijke drang om Hem te dienen en in alles te behagen. We gaan God zoeken, we gaan de Here Jezus zoeken en we gaan vragen naar Zijn wil. Dat is het bewijs van het ware geloof. Dat doet de Geest in ons. De Heilige Geest zet ons aan tot heiligmaking.
Wat is heiligmaking? Steeds weer moeten we met onze vragen naar de Schrift, want alleen daarin vinden we het antwoord. Nergens anders. Onze heiligmaking is: Christus (1 Cor.1:30)
Die bijbelse waarheid wordt al heel gauw verdoezeld door onze eigen gedachten en opvattingen en niet zelden door onze gewoonten en tradities, waarop we elkaar beoordelen en vaak ook veroordelen. Het is menselijk en daarom ook wel begrijpelijk dat wij de heiligmaking zoeken in eigen wetten, gewoonten en gebruiken. Die zijn dan tot norm geworden. We hebben zo een eigen subcultuur gevormd, daarin onze identiteit gevonden en daaraan onze normen ontleend. Voldoen we daaraan dan worden we door iedereen binnen de subcultuur aanvaard, voldoen we er niet aan dan worden we door diezelfde mensen afgewezen, uitgestoten en veroordeeld. Wat een tragiek! Velen kunnen binnen die subcultuur niet leven, het werkt verstikkend op hen en ze vluchten weg. Ze zijn hun vrienden kwijt en zijn veroordeeld geworden met de bitterste verwijten. Soms krijgen ze - zoals iemand mij onlangs vertelde - vervloekingen achter hen aan met woorden als 'je zult verdwijnen in de buitenste duisternis'. Er zijn heel wat van deze subculturen in ons land. Het wordt gevonden in degelijke plaatselijke kerken en in evangelische kringen, zowel als in sekten van allerlei soort. Er worden regels opgelegd van boven af, allerlei geboden en verboden. Dat kan héél ver gaan. Mensen hebben soms hun huis verkocht om al hun vermogen te geven aan de sekteleider, die ze zien als de grote man van God. Dat komt ook vandaag nog steeds voor. Het zijn niet alleen onderontwikkelde mensen die zulke dingen doen, maar ook ontwikkelde mensen, hoog opgeleid, maar verblind voor de kracht der dwaling, die zich meestal hult in de vroomste termen.
De apostel Paulus waarschuwde daar al tegen in zijn tijd (Col. 2:16-19).
Onze heiligmaking is Christus, zoals Hij ook onze rechtvaardigmaking is. Hieraan herkennen we ook de ware bijbelse prediking. Die prediking legt ons geen wetten op van de eigen subcultuur, maar leidt ons tot Christus. In Hem worden we, als het moet, ook vermaand (Col.1:28), maar steeds met het doel "om ieder mens in Christus volmaakt te doen zijn" (!).
Hier ontmoeten we dan ook de weerstand. Weerstand van buitenaf, vanuit de eigen subcultuur en weerstand van binnenuit, ons eigen hart. We moeten tot de erkenning komen dat we het niet zelf kunnen. We kunnen het ware christenleven - dat zich kenmerkt in de heiligmaking - zelf niet leven. Als we in eigen kracht - in het vlees, zoals de Schrift het noemt - deze dingen proberen te verwezenlijken, komen we niet verder dan "de werken der wet'. In het vlees en door de kracht van het vlees brengen we niets tot stand. "Zij die in het vlees zijn kunnen God niet behagen" (Rom. 8:8). Dat is moeilijk te aanvaarden, omdat we van nature liever alles zelf doen en in de hand houden. Kenmerk echter van ons zondige vlees is dat we ons niet willen onderwerpen aan de wet Gods en ... dat we dat ook niet kunnen (Rom. 8:7). We moeten eerst tot een volmondige erkenning van die werkelijkheid komen. De Here moet ons tot een werkelijke verbrokenheid brengen door Zijn Woord en Geest. Eerst dan kunnen we - en willen we - Hem in onze hulpeloosheid aanroepen. Ieder mens moet komen aan het einde van zijn eigen weg. Eerst als we daar geen uitweg meer zien, breekt onze weerstand, onze vijandschap, stuk op de liefde van Christus. Want aan het einde van die weg staat Hijzelf. Dan dringt het diep tot ons door dat Hij ooit zei: "Zonder Mij kunt gij niets doen'. Hier, aan het einde van de weg, die we zelf kozen en gingen, staan we naakt aan de dijk. Welk een gezegend uur, als we dáár mogen komen. Nu gaat Hij ons de weg wijzen en wij zijn ontvankelijk geworden voor wat Hij nu gaat zeggen. Eerder hoorden we Zijn stem niet, merkten we niet op dat Hij tot ons sprak en wat Hij tot ons wilde zeggen. We waren nog teveel vervuld van het eigen-Ik, van het Zelf-leven, dat is het vrome vlees. Dat vrome vlees verbergt zich, verhult zich, zoals Adam in de struiken.
Maar aan het einde van die weg, die we heel lang kunnen volhouden, want het vlees weet van geen wijken en geeft nooit zomaar op, aan het einde van die weg worden we verbroken door de kracht van Zijn liefde. We lopen stuk op die liefde, die is als een muur, die ons tegenhoudt. Zou die muur er niet zijn, dra zouden we in het ravijn van de eeuwige verlorenheid zijn gestort.
Hier, aan het einde van de eigen weg, gaat de Here spreken. Hij zegt: "Komt, laat ons tesamen richten…" (Jes. 1:18). Nu gaan we horen en zien wat Hij al zo lang tot ons wil zeggen. Hij gaat ons onze zonden tonen! Jij, die al jaren een gelovige bent, zeker weet een kind van God te zijn door genade, je gaat zien dat de Here nog iets anders voor je in petto heeft. Je bent er nooit aan toe gekomen. Je hebt het nooit geweten dat het zó concreet zou worden. Je geloof was altijd meer theorie dan praktijk, meer horen dan doen, meer geloven dan werken.
Nu roept de Here je op tot een taak, die je samen met Hem (!), mag uitvoeren. Samen richten, rechtspreken! En nog wel over je eigen zonden. Nee, het gaat hier niet om je behouden-zijn, het gaat hier niet om de rechtvaardigmaking, maar om de heiligmaking. Aan de rechtvaardigmaking kunnen we niets bijdragen of toevoegen, in de heiligmaking echter worden we 'mede-arbeiders' Gods.
De Schrift zegt het zo: "Indien gij(!), dóór de Geest(!) de werkingen des lichaams doodt, zult gij leven" (Rom. 8:13). Hier vinden we de praktische weg tot onze heiligmaking.
Zijn we echt tot het levende geloof gekomen, verzoend met God, dan willen we niets anders dan te zoeken voor Hem te leven. Hebben we die drang niet dan moeten we onszelf eens onderzoeken en afvragen of we ons leven wel werkelijk aan Hem hebben gegeven. Het is een 'controle' op ons eigen geestelijk leven: Is er wel de drang tot heiligmaking omdat we verzoend zijn met God?
De Here hecht grote waarde aan onze heiligmaking. "Zonder heiligmaking zal niemand de Here zien"(!) (Hebr. 12:14).
Zogenaamde moderne theologen wijzen de 'verzoening' af omdat men de 'heiligmaking' niet wil. Onze opvattingen over de leer van de heilige Schrift worden bepaald door onze morele denkbeelden. Morele onreinheid en (verborgen) zonden leiden een mens tot verwerping van Gods genade-aanbod. Die verwerping kan zich ook vermommen in academische geleerdheid van de hoogleraar in de theologie. Alles doet een mens om zichzelf en zijn zonde te verhullen, totdat hij aan het einde van zijn eigen weg komt. Wie dàn wegloopt houdt niets meer over dan de vijandschap tegen God en Zijn Woord. Hij kan niet anders dan dat Woord verdraaien, net zoals zijn grote inspirator, de duivel, deed bij de verleiding tot de eerste zonde in het Paradijs: hij verdraaide Gods Woord.
Hebben we ons laten verzoenen met God (2 Cor. 5:20)? Kunnen we dat ook merken aan de innerlijke drang tot een heilig leven uit en met Christus? Zoeken we de heiligmaking? Zijn we ons ervan bewust dat ons leven moet worden zoals Hij is? Hij zegt: 'Weest heilig, want Ik ben heilig: (1 Petr. 1:15,16).
Ontworstel u dan aan alle menselijke inzettingen en tradities die u afhouden van Christus en vertrouw uzelf volkomen toe aan Hem, die Zijn leven voor u gaf om u te verzoenen met de Allerhoogste, en die niets anders wil dan uw heiligmaking (1 Thess. 4:3)!
Feike ter Velde