Wees niet bang - Verhalenwedstrijd (2)

Carla Bruin • 88 - 2012 • Uitgave: 16
Wees niet bang

Carolien slaat haar ogen op en rekt zich uit. Echt uitgeslapen voelt ze zich niet, maar ze moet het er maar mee doen. Ze wil niet elke morgen pas om 9.00 uur uit bed stappen ook al is dat wel beter voor haar. En overdag wil ze ook niet elke dag meer op bed liggen. Als ze dat doet is ze ’s avonds om 21.30 uur nog klaar wakker, terwijl Erik naar bed gaat omdat hij er al heel vroeg uit moet. Ze vermant zich en stapt uit bed, roept haar 13-jarige dochter Lisa en gaat douchen.
Als ze klaar is, staat ze voor de spiegel en kijkt naar haar lichaam… het is een verbroken, verminkt lichaam. Het gebeurt nog te vaak, vooral ’s avonds, dat, als ze echt kijkt, ze ineens moet huilen. “Ook al zou ik nooit meer in een spiegel kijken toch zal ik altijd aan mijn strijd worden herinnerd. De behandelingen hebben veel kapot gemaakt denkt ze.” De reclame ‘Drank maakt meer kapot dan je lief is’ heeft zij veranderd in: ‘Kanker maakt meer kapot wat je lief is.’
Ze kamt haar haar. “Krullenkop” zegt ze en ze probeert er vrolijk bij te kijken. “Wie wil nou geen krullen hebben”, zegt ze tegen haar spiegelbeeld. Maar ze voelt de steek in haar hart en de tranen prikken achter haar ogen. De ‘pijn’ is nog zo voelbaar en ze denkt nog vaak terug aan begin 2011, toen ze van de arts in het ziekenhuis de diagnose kreeg te horen. De huisarts had haar doorgestuurd.
“Het lijkt een borstontsteking, maar dat is het niet. Van wat ik zie en voel weet ik nu al voor 98% zeker dat het borstkanker is”, zegt zij duidelijk. Haar collega bevestigt het en dan moeten de onderzoeken nog beginnen.
Ineens is ze ernstig ziek en ligt er een loodzware last op haar schouders. “Houdt u er wel rekening mee dat de uitkomst heftig zal zijn.” Met die woorden neemt de arts afscheid en gaat Carolien naar de röntgenafdeling. De onderzoeken volgen elkaar in rap tempo op… Ze raakt verstrikt in de maalstroom van ziekenhuisbezoek, oncoloog, chemotherapie, chirurg, operaties, bestralingen, hormoontherapie, verpleegkundigen, onzekerheid, angst, misselijkheid, ellendig voelen, bidden, fysio, oedeemtherapie, roepen tot de Heer. Emoties die elkaar zo snel opvolgen, dat het lijkt alsof ze in een achtbaan zit die maar niet wil stoppen.
“Valt er überhaupt iets te kiezen”, vraagt ze vertwijfelt aan Erik op weg naar huis. Ze maakt een kans, maar dan moet er wel nu ingegrepen worden, er kan niet gewacht worden…

Altijd heeft zij anderen bemoedigd met teksten uit de Bijbel, gedichten en nu… wat gelooft ze zelf, nu de storm van haar leven woedt. De strijd die ze moet leveren terwijl ze net 48 jaar is als de diagnose gesteld wordt. In de bloei van haar leven… waar staat zij… Waren het jarenlang loze woorden of kan ze er zelf ook in geloven.

Nu ruim een jaar later kan ze beamen dat God haar Vader er is geweest in dat duistere dal. Ze heeft alles ondergaan en haar geloof behouden… Het is juist in die moeilijke periode verdiept, de relatie met de Allerhoogste Heer is intenser, dieper, intiemer geworden.
In 1994 is ze tot levend geloof gekomen en de jaren daarna, moet ze bekennen, waren met vallen en opstaan. Geloven in wonderen… kon ze dat wel? In haar strijd tegen die vreselijke ziekte heeft de Heer niets gezegd, maar Hij was er wel. Hij stuurde engelen. Tijdens de chemotherapie als ze met moeite kon roepen naar haar Vader, zette Hij zowel voor als achter het huis een engel en hun vleugels raakten elkaar boven het huis. Beschut, geborgen, veilig. Hij raakte harten aan om voor haar te bidden. Een spreekwoord zegt: Nood leert bidden, Carolien heeft gezegd: “Dan ben je te laat… Je moet in goede dagen al zo’n relatie met de Heer hebben, dat je bij rampspoed gelijk naar Hem toe rent.” Ja, dat had zij ook gedaan en nu merkte zij dat dat goed was. Ondanks dat de Heer geen briefje uit de hemel liet neerdalen waarop stond dat zij genezen zou worden…
“De tijd zal het leren”, zegt ze vaak. Controles?? Doen ze trouwens niet. Alleen gesprekken met de artsen. Foto’s en scans maken ze weer wanneer er serieuze klachten komen… Leven met en in onzekerheid, want het is niet gezegd dat de medicijnen nu ook daadwerkelijk doen wat ze moeten doen. Nog steeds laat de Heer haar weten dat Hij erbij is.
Goddelijke vrede heeft ze ervaren, natuurlijk wil ze zo lang mogelijk bij haar gezin blijven, maar door die vrede in haar hart kan ze ook aanvaarden dat de Heer mogelijk andere gedachten heeft. Onlangs in een dienst vulde haar hart zich met woorden die ze ook uitsprak: “Wees niet bang als je weer door het dal van Achor gaat. Wees niet bang als de ziekte lijkt te winnen, wees niet bang want Ik ben heel dichtbij. Blijf dicht bij Mij, ik zal je nooit begeven of verlaten. Het doet er niet toe hoe oud je wordt, het doet er toe of je in Mij gelooft en dicht bij Mij blijft.” Het leek net of iemand anders door haar heen sprak, maar in haar hart daalde de vrede neer, ze hoeft het niet alleen te doen.
Carolien smeert de littekens in en kleed zich aan. Haar bovenlichaam zal altijd ‘gevoelig’ of ‘ongevoelig’ (net hoe je het bekijkt) blijven, daarvoor is er te veel beschadigd, te veel weggehaald. Maar diep in haar hart weet ze echt dat als ze achteromkijkt, het ene paar voetstappen in het zand, de stappen van de Heer zijn. Het is geen gevoel meer, het is een zeker weten.
Dat ze daar zo’n strijd voor moest aangaan… Maar het was het waard. Jezus zegt: “Mijn vrede, mijn genade is jou genoeg.” Hoe de toekomst ook zal zijn, mij geleidt des Heren hand, denkt Carolien en veegt snel de tranen van haar wangen. Ziezo, gauw naar beneden voor het ontbijt.

Carla Bruin

(Dit verhaal won de tweede plaats in de verhalenwedstrijd voor het zomernummer van Het Zoeklicht.)