We zagen het graf van Jozef

ds. Willem J.J. Glashouwer • 76 - 2000/01 • Uitgave: 17
We waren tijdens de laatste grote onlusten samen in Israël, mijn vrouw Marianne en ik, voor een "werkvakantie". Ik zou als internationaal bestuurslid (waarschijnlijk als enige niet-Jood) de jaarlijkse internationale bestuursvergadering meemaken van het "College van Judea en Samaria", met zo'n 6000 studenten in Ariël. Deze universiteit-in-wording-ligt dus in Samaria, dat behoort tot de "bezette gebieden", maar die gebieden noem ik liever: de bijbelse gebieden Judea en Samaria. Judea was immers het gebied van het twee-stammenrijk Juda in het Zuiden, en Samaria het gebied van het tien-stammenrijk Israël in het Noorden, toen na koning Salomo het rijk in tweeën ging. Jeruzalem lag er tussen in.

Eeuwenlang hebben de heidenen Jeruzalem en het Joodse land vertreden, nadat de Romeinen in het jaar 70 na Christus stad en tempel met de grond gelijk maakten. Israël werd verstrooid over de wereld. Het Joodse volk werd opgejaagd, uitgeplunderd en vermoord. Totdat drie jaar na de grootste Joodse slachting ooit - in het christelijke Europa - in 1948 de onafhankelijke Joodse staat Israël werd uitgeroepen. Een democratie temidden van omringende, vijandige Arabische dictaturen.

Palestijnen (een mengbevolking, ontstaan in de loop der eeuwen, van allerlei afkomst) werden verdreven of verlieten het gebied vrijwillig, daartoe aangespoord door hun Arabische buren. Meteen na Israëls onafhankelijkheid veroverden de Jordaniërs een deel van Jeruzalem, inclusief de tempelberg Tot 1967 hielden ze het bezet.

Tientallen Joodse synagogen werden verwoest, kapot geslagen, tot openbare wc's bestemd. Geen respect voor de heilige plaatsen van de Joden. Toen de Israëli's in 1967 de stad veroverden, is geen enkele moskee, of kerk vernietigd. Israël garandeert de toegang tot de heilige plaatsen van andere godsdiensten en beschermt ze. Zo niet de Arabieren/Palestijnen. Het meest recente voorbeeld daarvan maakten we op deze reis in Israël zelf mee. Nadat op bevel van Arafat, hevige onlusten plaatsvonden in de bijbelse gebieden, verlieten de Israëlische soldaten het graf van Jozef. Meteen werd er door de Palestijnen de brand in gestoken en werden de muren kapot gebeukt. Iedereen kon het via de tv wereldwijd zien gebeuren.

Geschrokken door de (internationale) reactie op deze ontwijding van een heilige Joodse plaats, werd het vuur gedoofd en het gebouw enigszins hersteld. Nu is het groen geverfd, vertelden vrienden ons, en omgedoopt tot moskee. Het graf van Jozef. Nadrukkelijk had deze Joodse onderkoning van Egypte opdracht gegeven om zijn gebeente mee te nemen naar Israël. Genesis 50:25,26. Want daar was hij thuis, in het Beloofde Land. Daar wilde hij begraven worden. Daar zal hij uit de dood worden opgewekt. Mozes respecteert de wens van Jozef, en bij de uittocht uit Egypte neemt hij inderdaad het gebeente van Jozef mee, Exodus 13:19. Het is een gelóófsdaad van Jozef, deze opdracht om zijn gebeente mee te nemen naar het Beloofde Land, Hebreeën 11:22. Israël woonde er nog niet. Het land was in het bezit van andere volken. Het zal nog 430 jaar duren voordat het geloof van Jozef aangaande de uittocht van de kinderen Israëls, mét zijn gebeente, in vervulling zal gaan. Maar uiteindelijk gaan al Gods beloften in vervulling. Altijd. Maar op Zijn tijd. Dat nu uitgerekend het graf van Jozef, dat zó getuigt van Gods beloften zo geschonden wordt, is veelbetekenend. Want het graf van Jozef in Nablus (bij het oude Sichem) getuigt van Gods belofte aan Israël aangaande het aan hén Beloofde Land.

De haat tegen Israël is de haat tegen de God van Israël. Psalm 83 Haat tegen de beloften van God aan Israël gedaan aangaande het land, het volk en de stad Jeruzalem.

Opnieuw zagen we het voor onze ogen gebeuren. Arafat krijgt bij de onderhandelingen in Camp David niet voor 100% zijn zin, en meteen gaat de beuk erin. En natuurlijk laat Israël dat niet over zijn kant gaan, maar verdedigt zich. En dan vallen er doden, aan weerskanten. Allereerst in Gaza, waar een Joodse soldaat vermoord wordt. Het vuur breidt zich uit.

Oppositieleider Sharon maakt duidelijk dat de tempelberg net zo zeer voor Joden een heilige plaats is als voor moslems. “Voor Joden verboden” kan niet van toepassing zijn op de tempelberg, ondanks de moskeeën die erop gezet zijn toen de Mohammedanen Jeruzalem veroverden op de christenen. De tempelberg, waar Abraham bereid was zijn zoon Isaäk te offeren, de berg Moriah, is tenslotte Joods. Gekocht en betaald door David zelf. Hij betaalde voor het gebied 50 shekels zilver, en voor de heilige plaats van het altaar zelfs 600 shekels goud (zie bv. 2 Samuël 24: 18-25 en 1 Kronieken 21:21-22). Iets dat je koopt, is je eigendom. Ieder ander die het daarna in bezit neemt, is een dief. Dat geldt dus ook voor de tempelberg. Of het nu Romeinen, Byzantijnen, Mamelukken of Turken zijn.

Natuurlijk konden we bij dit geweld niet naar de bestuursvergadering in Ariël. Op de dag dat we wilden gaan, had het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken een negatief reisadvies uitgevaardigd. Maar gelukkig kwam het Internationaal Bestuur van het College van Judea en Samaria ook nog naar Jeruzalem. Om, samen met ons, ontvangen te worden door de nieuwe President van Israël, Moshe Katsav. Een intens vriendelijk en bescheiden mens. Hij maakte veel indruk op ons, ook in een korte persoonlijke ontmoeting.

Afschuwelijk waren de beelden van de lynchpartij in Ramallah. verdwaalde Joodse reservisten werden gegrepen, naar het politiebureau gebracht en daar(!) op gruwelijke wijze vermoord. Net zo gruwelijk als de rabbijn Hillel Lieberman vermoord werd die, onthutst door de overgang van het graf van Jozef in moslimhanden, erheen gaat en prompt vermoord wordt.

En dan de berichtgeving in de media. Een Duitse vriend zond ons foto uit de New York Times met onderschrift: een Israëlische politieman en een Palestijn op de tempelberg. De politieman met knuppel en de Palestijn met stromen bloed op zijn hoofd. Maar de vader van de "Palestijn" die in Amerika de krant opslaat, reageert woedend. Want de jongeman blijkt zijn zoon te zijn, Tuvia Grossman, een Joods student uit Chicago. En de waarheid van de foto is een geheel andere dan gesuggereerd wordt. Het blijkt:

a. Helemaal niet op de tempelberg te zijn, want er is een benzinestation op de achtergrond te zien, en benzinestations zijn er niet op de tempelberg.

b. Het is dus geen Palestijn maar een Joodse jongen die door Palestijnen uit een taxi gesleurd is en ernstig mishandeld.

c. De Israëlische politieagent is een Israëlische soldaat die de jongen probeert te ontzetten. Over tendentieuze berichtgeving gesproken.

Het heeft ons verbijsterd hoe eenzijdig de media, CNN voorop, het verloop der gebeurtenissen versloegen. Volkomen anti-Israël. En natuurlijk zijn de vele doden en gewonden te betreuren. Maar de Palestijnen konden verwachten dat wie wind zaait, storm zal oogsten. En het gaat niet aan om daarna de vermoorde onschuld te spelen. En de wereld: ze veroordeelt Israël wegens "excessief geweld". Wat moet Israël dan doen? Lijdzaam toezien hoe woedende menigten alles en iedereen kort en klein slaan? De beelden van de vader met de 12-jarige jongen die door Israëlische kogels getroffen wordt, zijn de hele wereld over gegaan. Maar een Joodse wiskundeprofessor, van Russische afkomst, uit het College van Ariël zegt ons: "In Rusland kregen we nooit enige informatie, dus we probeerden scherp op kleine details te letten om achter de waarheid te komen.

En als ik naar de foto kijk, zegt hij, dan zie ik een vader, veilig achter een obstakel, en een zoon aan zijn arm erbuiten. En ik vraag: wat doet die vader daar met die jongen? Wat heeft hij er te zoeken? Stenen gooien? En waarom die jongen niet beschermend in zijn armen genomen, om hem tegen het geweld te beschermen? Bewust gekozen "martelaarschap" in de naam van Allah? Tweeduizend dollar zijn ze waard, de martelaren, dat heeft Arafat zelf beloofd. We konden de berichtgeving op den duur niet meer aanzien. Je werd er misselijk van. We konden maar één ding doen. Bidden. God vragen om verbreking van de machten der duisternis. Bidden om bescherming voor Zijn volk. Bidden om de komst van de Messias en de ware vrede. Voor Joden, Palestijnen en Arabieren.

Tenslotte keerden we naar Nederland terug, maar met pijn in het hart, met het gevoel alsof we het Joodse volk in de steek lieten. Terug naar het veilige Nederland, wetende dat dag in, dag uit onze Joodse vrienden leven in de spanning van de druk om hen heen. Nooit ben je er zeker van dat het gevaar niet aan alle kanten loert en zal toeslaan. Maar de Here houdt Zijn beloften. Hij houdt Zijn verbonden, met Israël gesloten. En soms lijkt Hij zelfs in te grijpen. Als Israël bereid is de Golan (het bijbelse Bashan, onderdeel van het Beloofde Land) weg te geven aan Syrië, sterft opeens president Assad van Syrië. En het gaat (voorlopig?) niet door. Als premier Barak bereid is grote delen van de bijbelse gebieden Judea en Samaria weg te geven, en zelfs een deel van Jeruzalem waaronder de tempelberg, zegt ineens Arafat: nee! Als Shimon Peres, de man van de akkoorden van Oslo, een geheide overwinning lijkt te gaan behalen in de verkiezing in de Knesseth voor het presidentschap van Israël, wordt ineens Moshe Katzav gekozen. Een voorstander van vrede (wie niet?), maar tegen dit vredesproces. Zoals 80% van de Palestijnen/Arabieren én van de Joodse bevolking van Israël alleen maar vrede willen, verzekerde één van onze Joodse vrienden ons. Maar niet ten koste van alles.

Eén ding is zeker: God leidt Zijn volk. En het zal tenslotte vrede worden. Hij brengt het Joodse volk niet terug naar Israël om er tenslotte één groot Auschwitz van te maken. Want Israël is op weg naar zijn rust. Het nationaal herstel zal gevolgd worden door een geestelijk herstel. Maar het gaat door diepten heen. Toch staat het vast: de Messias zal komen, en met Hem Zijn Koninkrijk. Voor Israël en de Palestijnen. Voor christenen en moslims. Voor Joden en niet-Joden. Ja, voor de schepping zelf. In die hoop mogen we allen moedig voorwaarts gaan, en elkaar en Israël bemoedigen. Telkens weer. Totdat Hij komt om alle dingen voor eeuwig nieuw te maken.

Ds. Willem J.J. Glashouwer