Wat hebben wij aan Israël te danken?
We kunnen niet om Israël heen. Dat zien we niet alleen aan Israëls geschiedenis of de huidige wetenschap, maar juist ook door de Bijbel.
Ooit deed Irans grootayatollah Ali Khamenei een oproep aan alle moslims ter wereld om producten te boycotten die ook maar enigszins aan Joden gelieerd waren. Iemand publiceerde daarop een indrukwekkende lijst van medicijnen en medische onderzoekmethoden die Joodse wetenschappers hadden ontwikkeld. Conclusie: als moslims aan de oproep van Khamenei gehoor hadden gegeven, zou dat tot catastrofale gevolgen voor hun gezondheid hebben geleid.
Overigens zijn er tussen 1908 en 2011 maar liefst 55 Nobelprijzen voor geneeskunde naar Joodse wetenschappers gegaan. Ter vergelijking: in de Arabische landen, inclusief enkele landen met een overwegende moslimbevolking, zijn onder de 1,2 miljard burgers, slechts twee Nobelprijzen voor geneeskunde uitgereikt (1960 en 1998)!1 En dan hebben we het nog niet over al het technische vernuft dat Joodse wetenschappers hebben ontwikkeld en wat inmiddels integraal onderdeel van ons moderne leven is geworden.
De Bijbel een Joods Boek
Veel belangrijker is echter de vraag wat wij als gelovigen aan Israël te danken hebben. Helaas zijn we er ons niet altijd van bewust, maar de Bijbel is een Joods Boek dat door en grotendeels voor Joden is opgetekend. We lezen in Psalm 147: ‘Hij maakt Jakob Zijn woorden bekend, Israël Zijn verordeningen en Zijn bepalingen. Zo heeft Hij voor geen enkel ander volk gedaan; die kennen Zijn bepalingen niet. Halleluja!’ (vers 19,20).
Het bepaalt ons bij de unieke positie en verantwoordelijkheid van Israël, waar ook Paulus aan refereert: ‘Wat heeft de Jood dan voor op anderen? Of wat is het voordeel van het besneden zijn? Veel, in alle opzichten. Want in de eerste plaats zijn hun de woorden van God toevertrouwd’ (Romeinen 3:1,2).
Let u vooral op het laatste woordje ‘toevertrouwd’. Niet alleen hebben Joodse profeten en apostelen de woorden van God onder inspiratie van Zijn Geest opgeschreven (2 Timoteüs 3:16; 2 Petrus 1:21). Joodse wetenschappers hebben die Woorden ook generatie op generatie nauwkeurig overgeleverd.2 Philo van Alexandrië, een tijdgenoot van de apostelen, heeft eens gezegd: “De Joden zouden liever tienduizendmaal sterven, dan dat ze zouden toelaten dat een enkel woord van hun Geschriften veranderd zouden worden.” Gods Woord, waarin we iedere dag Zijn stem mogen beluisteren, hebben we dus mede aan het Joodse volk te danken!
De Joodse Messias
Maar ook Christus, het vleesgeworden Woord, is uit hen voortgekomen. Zo eindigt Paulus’ opsomming van Israëls voorrechten in een geweldige climax: ‘Zij zijn immers Israëlieten; voor hen geldt de aanneming tot kinderen en de heerlijkheid en de verbonden en de wetgeving en de eredienst en de beloften. Tot hen behoren de vaderen, en uit hen is, wat het vlees betreft, de Christus voortgekomen, Die God is, boven alles, te prijzen tot in eeuwigheid. Amen!’ (Romeinen 9:4-5). De Heere Jezus was en is Joods. Denk aan de verbaasde reactie van de Samaritaanse vrouw: ‘Hoe vraagt U, Die een Jood bent, van mij te drinken, die een Samaritaanse vrouw ben?’ (Johannes 4:9). Maar als Jood onder de Joden is Hij tegelijk ‘God, boven alles te prijzen, tot in eeuwigheid’!
Israëls geschiedenis
Wat de betekenis van Israëls geschiedenis betreft, lezen we in 1 Korintiërs 10: ‘Al deze dingen nu zijn hun overkomen als voorbeelden voor ons, en ze zijn beschreven tot waarschuwing voor ons, over wie het einde van de eeuwen gekomen is’ (vers 11). Israëls historische verslaggeving staat dus niet op zichzelf, maar heeft een voorbeeldfunctie voor ons dagelijks christenleven.
Paulus’ commentaar op Israëls recentere geschiedenis is voor ons zo mogelijk nog betekenisvoller: ‘door hun val is de zaligheid tot de heidenen gekomen om hen tot jaloersheid te verwekken’ (Romeinen 11:11). Er is dus een direct verband tussen hun val, oftewel hun verwerping van het Evangelie en ons behoud! Bedenk dat tijdens Jezus’ aardse dienst de opdracht nog luidde: ‘U zult u niet op weg begeven naar de heidenen en u zult geen enkele stad van de Samaritanen binnengaan, maar ga liever naar de verloren schapen van het huis van Israël’ (Matteüs 10:5,6).
Na Zijn dood en opstanding had de Heere Jezus Zijn discipelen opgedragen om ‘Zijn getuigen te zijn zowel in Jeruzalem als in heel Judea en Samaria en tot aan het uiterste van de aarde’ (Handelingen 1:8). Maar hetzelfde boek Handelingen vermeldt dat Israël als volk het Evangelie tot zelfs in Rome (het toenmalige ‘uiterste van de aarde’) categorisch afwees. Met als gevolg dat Paulus de Joodse leiders wijst op de vervulling van Jesaja 6:9,10 dat het volk hoort, maar niet begrijpt, ziet, maar niet opmerkt, met als consequentie: ‘Laat het u dan bekend zijn dat de zaligheid van God aan de heidenen gezonden is, en die zullen luisteren’ (Handelingen 28:28).
Profetisch
Sindsdien hebben gelovigen uit de heidenen een grote verantwoordelijkheid om hen door hun houding tot jaloersheid te verwekken, maar hen ook met alle fijngevoeligheid bekend maken met het Evangelie van de Joodse Messias. Het Evangelie dat nog altijd ‘een kracht van God tot zaligheid is voor ieder die gelooft, eerst voor de Jood, en ook voor de Griek’ (Romeinen 1:16).
En ja, achter die opdracht ligt opnieuw een hoopvolle profetische dimensie: ‘Want als hun verwerping verzoening voor de wereld betekent, wat betekent dan hun aanneming anders dan leven uit de doden?’ (Romeinen 11:15). Precies zoals Jesaja ruim 2700 jaar geleden profeteerde: ‘Het zal in het laatste der dagen geschieden dat de berg van het huis van de HEERE vast zal staan als de hoogste van de bergen, en dat hij verheven zal worden boven de heuvels, en dat alle heidenvolken ernaartoe zullen stromen. Vele volken zullen gaan en zeggen: Kom, laten wij opgaan naar de berg van de HEERE, naar het huis van de God van Jakob; dan zal Hij ons onderwijzen aangaande Zijn wegen, en zullen wij Zijn paden bewandelen. Want uit Sion zal de wet uitgaan, en het woord van de HEERE uit Jeruzalem’ (Jesaja 2:2-3). Met als uiteindelijk doel dat ‘de aarde zal vol zijn van de kennis van de HEERE, zoals het water de bodem van de zee bedekt’ (Jesaja 11:9).
Wat hebben we veel aan het volk, maar boven alles aan de Messias van Israël te danken!
Ton Stier
1 Zie http://joodsactueel.be/2012/05/03/joden-versus-moslims/
2 Denk hierbij vooral aan het werk van de Masoreten, Joodse wetenschappers (masora betekent overlevering), die zorgden voor klinker- en accenttekens, waardoor de authentieke uitspraak en betekenis bewaard bleef.
Ooit deed Irans grootayatollah Ali Khamenei een oproep aan alle moslims ter wereld om producten te boycotten die ook maar enigszins aan Joden gelieerd waren. Iemand publiceerde daarop een indrukwekkende lijst van medicijnen en medische onderzoekmethoden die Joodse wetenschappers hadden ontwikkeld. Conclusie: als moslims aan de oproep van Khamenei gehoor hadden gegeven, zou dat tot catastrofale gevolgen voor hun gezondheid hebben geleid.
Overigens zijn er tussen 1908 en 2011 maar liefst 55 Nobelprijzen voor geneeskunde naar Joodse wetenschappers gegaan. Ter vergelijking: in de Arabische landen, inclusief enkele landen met een overwegende moslimbevolking, zijn onder de 1,2 miljard burgers, slechts twee Nobelprijzen voor geneeskunde uitgereikt (1960 en 1998)!1 En dan hebben we het nog niet over al het technische vernuft dat Joodse wetenschappers hebben ontwikkeld en wat inmiddels integraal onderdeel van ons moderne leven is geworden.
De Bijbel een Joods Boek
Veel belangrijker is echter de vraag wat wij als gelovigen aan Israël te danken hebben. Helaas zijn we er ons niet altijd van bewust, maar de Bijbel is een Joods Boek dat door en grotendeels voor Joden is opgetekend. We lezen in Psalm 147: ‘Hij maakt Jakob Zijn woorden bekend, Israël Zijn verordeningen en Zijn bepalingen. Zo heeft Hij voor geen enkel ander volk gedaan; die kennen Zijn bepalingen niet. Halleluja!’ (vers 19,20).
Het bepaalt ons bij de unieke positie en verantwoordelijkheid van Israël, waar ook Paulus aan refereert: ‘Wat heeft de Jood dan voor op anderen? Of wat is het voordeel van het besneden zijn? Veel, in alle opzichten. Want in de eerste plaats zijn hun de woorden van God toevertrouwd’ (Romeinen 3:1,2).
Let u vooral op het laatste woordje ‘toevertrouwd’. Niet alleen hebben Joodse profeten en apostelen de woorden van God onder inspiratie van Zijn Geest opgeschreven (2 Timoteüs 3:16; 2 Petrus 1:21). Joodse wetenschappers hebben die Woorden ook generatie op generatie nauwkeurig overgeleverd.2 Philo van Alexandrië, een tijdgenoot van de apostelen, heeft eens gezegd: “De Joden zouden liever tienduizendmaal sterven, dan dat ze zouden toelaten dat een enkel woord van hun Geschriften veranderd zouden worden.” Gods Woord, waarin we iedere dag Zijn stem mogen beluisteren, hebben we dus mede aan het Joodse volk te danken!
De Joodse Messias
Maar ook Christus, het vleesgeworden Woord, is uit hen voortgekomen. Zo eindigt Paulus’ opsomming van Israëls voorrechten in een geweldige climax: ‘Zij zijn immers Israëlieten; voor hen geldt de aanneming tot kinderen en de heerlijkheid en de verbonden en de wetgeving en de eredienst en de beloften. Tot hen behoren de vaderen, en uit hen is, wat het vlees betreft, de Christus voortgekomen, Die God is, boven alles, te prijzen tot in eeuwigheid. Amen!’ (Romeinen 9:4-5). De Heere Jezus was en is Joods. Denk aan de verbaasde reactie van de Samaritaanse vrouw: ‘Hoe vraagt U, Die een Jood bent, van mij te drinken, die een Samaritaanse vrouw ben?’ (Johannes 4:9). Maar als Jood onder de Joden is Hij tegelijk ‘God, boven alles te prijzen, tot in eeuwigheid’!
Israëls geschiedenis
Wat de betekenis van Israëls geschiedenis betreft, lezen we in 1 Korintiërs 10: ‘Al deze dingen nu zijn hun overkomen als voorbeelden voor ons, en ze zijn beschreven tot waarschuwing voor ons, over wie het einde van de eeuwen gekomen is’ (vers 11). Israëls historische verslaggeving staat dus niet op zichzelf, maar heeft een voorbeeldfunctie voor ons dagelijks christenleven.
Paulus’ commentaar op Israëls recentere geschiedenis is voor ons zo mogelijk nog betekenisvoller: ‘door hun val is de zaligheid tot de heidenen gekomen om hen tot jaloersheid te verwekken’ (Romeinen 11:11). Er is dus een direct verband tussen hun val, oftewel hun verwerping van het Evangelie en ons behoud! Bedenk dat tijdens Jezus’ aardse dienst de opdracht nog luidde: ‘U zult u niet op weg begeven naar de heidenen en u zult geen enkele stad van de Samaritanen binnengaan, maar ga liever naar de verloren schapen van het huis van Israël’ (Matteüs 10:5,6).
Na Zijn dood en opstanding had de Heere Jezus Zijn discipelen opgedragen om ‘Zijn getuigen te zijn zowel in Jeruzalem als in heel Judea en Samaria en tot aan het uiterste van de aarde’ (Handelingen 1:8). Maar hetzelfde boek Handelingen vermeldt dat Israël als volk het Evangelie tot zelfs in Rome (het toenmalige ‘uiterste van de aarde’) categorisch afwees. Met als gevolg dat Paulus de Joodse leiders wijst op de vervulling van Jesaja 6:9,10 dat het volk hoort, maar niet begrijpt, ziet, maar niet opmerkt, met als consequentie: ‘Laat het u dan bekend zijn dat de zaligheid van God aan de heidenen gezonden is, en die zullen luisteren’ (Handelingen 28:28).
Profetisch
Sindsdien hebben gelovigen uit de heidenen een grote verantwoordelijkheid om hen door hun houding tot jaloersheid te verwekken, maar hen ook met alle fijngevoeligheid bekend maken met het Evangelie van de Joodse Messias. Het Evangelie dat nog altijd ‘een kracht van God tot zaligheid is voor ieder die gelooft, eerst voor de Jood, en ook voor de Griek’ (Romeinen 1:16).
En ja, achter die opdracht ligt opnieuw een hoopvolle profetische dimensie: ‘Want als hun verwerping verzoening voor de wereld betekent, wat betekent dan hun aanneming anders dan leven uit de doden?’ (Romeinen 11:15). Precies zoals Jesaja ruim 2700 jaar geleden profeteerde: ‘Het zal in het laatste der dagen geschieden dat de berg van het huis van de HEERE vast zal staan als de hoogste van de bergen, en dat hij verheven zal worden boven de heuvels, en dat alle heidenvolken ernaartoe zullen stromen. Vele volken zullen gaan en zeggen: Kom, laten wij opgaan naar de berg van de HEERE, naar het huis van de God van Jakob; dan zal Hij ons onderwijzen aangaande Zijn wegen, en zullen wij Zijn paden bewandelen. Want uit Sion zal de wet uitgaan, en het woord van de HEERE uit Jeruzalem’ (Jesaja 2:2-3). Met als uiteindelijk doel dat ‘de aarde zal vol zijn van de kennis van de HEERE, zoals het water de bodem van de zee bedekt’ (Jesaja 11:9).
Wat hebben we veel aan het volk, maar boven alles aan de Messias van Israël te danken!
Ton Stier
1 Zie http://joodsactueel.be/2012/05/03/joden-versus-moslims/
2 Denk hierbij vooral aan het werk van de Masoreten, Joodse wetenschappers (masora betekent overlevering), die zorgden voor klinker- en accenttekens, waardoor de authentieke uitspraak en betekenis bewaard bleef.