Wanneer grijpt God ‘eindelijk’ in?

Theo Niemeijer • 95 - 2019 • Uitgave: 5
Het lijden van de wereld heeft altijd bestaan, maar het lijkt of het steeds erger wordt. Waarom moet al die ellende ongeveer zesduizend jaar duren voordat God gaat ingrijpen in deze wereld? (M. O. te @)

Antwoord:

In Genesis 3:17-19 lezen we over de vervloeking van de aardbodem. Vanaf de zondeval wordt het leven bepaald door zwoegen, zweten, dorens en distels. Direct na de zondeval trad ook het heilsplan van God in werking. Dit heilsplan bestond uit: vergeving van zonden, vernieuwing door wedergeboorte, herstel van onze relatie met God door verzoening, de uiteindelijke overwinning over de duivel en tenslotte een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Om dit heilsplan te kunnen realiseren, riep de Here God Abraham, waaruit het heilsvolk Israël geboren werd. Zo ontvingen we vanuit het volk Israël de Bijbel, de Here Jezus als verlosser en werd in Jeruzalem aan het kruis de vergeving van zonden tot stand gebracht en de dood overwonnen. Ook werd in Jeruzalem Gods Geest uitgestort, ontstond de eerste gemeente en vanuit deze stad werd het Evangelie wereldwijd verkondigd.

Jubeljaren
De periode waarin de Here God zijn heilsplan uitwerkt, zal waarschijnlijk zo’n zesduizend jaar duren. Voor velen veel te lang! Zo’n tweeduizend jaar van de schepping tot Abraham, zo’n tweeduizend jaar van Abraham tot de geboorte van Christus en zo’n tweeduizend jaar vanaf Christus tot aan Zijn wederkomst. Deze zesduizend jaar worden waarschijnlijk al in Genesis 6:3 genoemd, waarin de Here bepaalt dat de ‘tijden’ voor de mens tot 120 jaar begrensd worden. De tijden die Here God stelt, worden hier waarschijnlijk in de Jubeljaren vervat. Een jubeljaar volgt op zeven sabbatsjaren en vormt dus het vijftigste jaar. Zo zien we dus veertig jubeljaren (40x50=2.000 jaar) van de schepping tot Abraham, veertig jubeljaren van Abraham tot Christus en nogmaals veertig jubeljaren van Christus tot de wederkomst van de Here Jezus, waarop het uiteindelijke ‘Jubelfeest’ aanbreekt.

Voorafschaduwing
Petrus leert ons dat, wanneer we deze periode zo lang vinden duren, we ons moeten beseffen, dat ‘bij de Here God één dag is als duizend jaar en duizend jaar als één dag’ (2 Petrus 3:8). Net zoals het geval was bij de eerste schepping, in Genesis 1 beschreven, zal ook de nieuwe schepping in ‘zes dagen’ tot stand komen. Daarbij zien we dat de zes scheppingsdagen, beschreven in Genesis 1, een voorafschaduwing vormen van het ontstaan van de nieuwe schepping:

Dag 1: Er zij licht (Hij kwam als het licht der wereld).
Dag 2: Scheiding tussen wateren en wateren (het kruis dat scheiding tussen de mensen brengt).
Dag 3: Het droge (letterlijk: fundament) komt tevoorschijn (zo staat Christus op de derde dag op uit de dood, waardoor het fundament voor onze verlossing gelegd is).
Dag 4: De zon, maan en sterren aan de hemel (Op de veertigste dag, een tienvoud van vier, voer Christus ten hemel en zette de Here Jezus Zich in de hemel en hebben de verlosten met Hem een plaats in de hemel gekregen).
Dag 5: Het leven ontstond in de lucht, de zee en op aarde (zo werd op de vijftigste dag, opnieuw een tienvoud van de vijfde dag, door de uitstorting van de Heilige Geest op de Pinksterdag het leven over de gelovigen uitgestort).
Dag 6: De schepping van de mens, waarbij Hij de levensadem in de eerste mens blies (De periode, waarin Hij de gemeente, de nieuwe mens (Efeze 2:15) schept en opnieuw Zijn levensadem de Heilige Geest in het leven van de gemeente blaast).
Dag 7: De Here rustte van al Zijn werken (De geweldige toekomst van de verlosten om voor eeuwig Zijn rust in te gaan)!

Eeuwige rust
Zo zien we dat de scheppingsdagen achtereenvolgens de zeven heilsfeiten beschrijven: de geboorte van Jezus (het licht), het kruis (de scheiding), de opstanding (het droge wordt zichtbaar), de hemelvaart (lichten aan de lucht), Pinksteren (het leven in de schepping), de schepping van de nieuwe mens, de gemeente, (het blazen van de levensgeest in de mens) en uiteindelijk de eeuwige rust (de zevende dag als rustdag).
Zoals de Here God de eerste schepping in zes dagen voltooide, zo voltooit Hij dus ook de nieuwe schepping in zes dagen, alleen voor ons duren deze zes dagen al zesduizend jaar, maar zoals Petrus ons leert, voor God nog maar zes dagen!

Voor hen die geloven wordt het lijden van de tegenwoordige tijd uiteindelijk tot heerlijkheid omgebogen. Voor hen die ongelovig zijn vormt het lijden van nu een voorproef van het verschrikkelijke lijden dat hen zal treffen na hun aardse leven.
Als een klomp leem worden we op de draaischijf (de aarde) gevormd tot een voorwerp tot Zijn eer. Dan zullen we beseffen dat het lijden van nu nodig is om ons te vormen voor de eeuwigheid. Zolang we op aarde leven, hebben we te maken met dorens (denk aan het gebed van Paulus, die zo’n nare ‘doorn in zijn vlees had’ 2 Korinthe 12:7), stekelige distels, die ons pijn doen, zwoegen met vaak ook teleurstellingen in ons leven en zweten, waarin we ervaren dat niets in het leven vanzelf gaat. Kennelijk gebruikt de Here God dit allemaal om ons voor de eeuwigheid klaar te maken.


Tegenwoordig hoor ik steeds meer mensen/organisaties zeggen dat ze werken in Gods koninkrijk en het Koninkrijk Gods zichtbaar willen maken. Is dit een juiste redenering? (A.W. te @)

Antwoord:

Wanneer we ‘Het onze Vader’ bidden, waarin de zin ‘Uw koninkrijk kome’ voorkomt, wat wordt daar dan mee bedoeld? We bidden dan om de komst van Zijn koninkrijk, waarmee we aangeven dat het koninkrijk er nog niet is! Om welk koninkrijk gaat het dan? In de Bijbel wordt gesproken over het ‘Koninkrijk van God’ en het ‘Koninkrijk der hemelen’. Met het ‘Koninkrijk van God’ bedoelt de Bijbel de eeuwige heerschappij van God: ‘Uw koningschap is een koningschap voor alle eeuwen, Uw heerschappij is over alle geslachten’… ‘De Here is Koning voor eeuwig’ (Psalm 145:13 en 146:10). Wat er ook op aarde gebeurt, Hij is de eeuwige Koning en zit op Zijn hemelse troon. Wanneer over het ‘Koninkrijk der hemelen’ gesproken wordt, gaat het om het Messiaanse vrederijk dat hier op aarde zal zijn en waarin Christus als enige koning op aarde vanuit Jeruzalem over de gehele wereld zal regeren. Dan wordt Gods eeuwige koningschap op aarde gevestigd en zichtbaar. Pogingen om nu al dit koninkrijk op aarde zichtbaar te maken, lopen op niets uit. De prediker Jan van Leiden benoemde zichzelf in 1534 als koning van Münster, waarmee hij dacht het koninkrijk Gods in deze stad op te richten. Hitler was er vast van overtuigd dat het koninkrijk der hemelen zich door middel van het nationaal socialisme op aarde zou vestigen. TB Joshua liet zichzelf tot de Messias uitroepen waarmee men dacht Gods koninkrijk in Lagos (Nigeria) op te richten. Zo zijn vele voorbeelden te noemen, waarin men meende dat nu al het koninkrijk der hemelen op aarde neerdaalde.

Koningschap aanvaarden
In Openbaring 3:21 lezen we dat de Here Jezus na Zijn overwinning op aarde verhoogd is en nu op de troon van Zijn hemelse Vader in de hemel zit. Ook lezen we dat wij straks bij Zijn wederkomst met Hem op Zijn troon mogen zitten. We hebben in dit vers dus te maken met de troon van God in de hemel en straks bij de wederkomst van de Here Jezus op aarde de troon van de Here Jezus. De engel Gabriël beloofde aan Maria, dat de Here God aan haar zoon Jezus de troon van Zijn vader David zal geven. Deze troon heeft de Here Jezus nog niet ontvangen, dit gebeurt pas in Openbaring 19:6, waar we lezen dat Hij het koningschap zal aanvaarden, vlak voor Zijn wederkomst op aarde. Tot die tijd zit de Here Jezus aan de rechterhand van Zijn Vader ‘afwachtende, totdat Zijn vijanden gemaakt worden tot een voetbank voor Zijn voeten’ (Hebreeën 10:12).
Zijn koninkrijk is vandaag op aarde nog onzichtbaar, maar in ons hart wel aanwezig. Straks, bij Zijn wederkomst zal Zijn koninkrijk aan alle volken bekendgemaakt worden en zichtbaar op aarde gevestigd worden. ‘Hebt dus geduld mijn broeder’, vermaant Gods Woord ons!

Theo Niemeijer