Wake Up! (4) - De 70 Jaarweken van Daniël
In deze serie bestuderen we een aantal in de Bijbel opgenomen tijdslijnen die ons een scherper zicht geven op Gods Kalender. God wil Zijn kinderen wel degelijk wijzen op de tijden. Echter, zoals Jezus sprak tot het volk in gelijkenissen maar ze wel aan Zijn discipelen uitlegde (Matteüs 13:10-11), zo is het goed mogelijk dat de tijdslijnen op dezelfde wijze in Gods Woord zijn verweven, voor wie biddend Zijn Plan wil doorgronden.
Een van de bekendere tijdslijnen vinden we in het boek Daniël, waarin God aan deze profeet in Babylon laat zien welke tijdsperioden er voor het volk Israël zijn gesteld. Heel duidelijk wordt aangegeven dat er 70 jaarweken – 70 perioden van 7 jaar – zijn gesteld voor het volk waartoe Daniël behoort en voor de stad Jeruzalem. Na die periode zal de overtreding afgesloten, de zonde verzegeld en de ongerechtigheid verzoend zijn en bovendien een eeuwige gerechtigheid zijn aangebracht (Daniël 9:24-25).
Deze tijdslijn geeft dus een duidelijk eindpunt weer, maar daarnaast ook een heel duidelijk startpunt, dat voor Daniël in zijn tijd overigens nog niet zo helder was. Daniël kreeg deze informatie van de engel van God rond het jaar 538 vóór Christus. De zandloper zou echter pas gaan lopen op het moment dat er een bevel zou uitgaan om Jeruzalem opnieuw te gaan bouwen. Het merendeel van de geschiedschrijvers hebben dit startpunt vastgesteld op het jaar 445 v.Chr., ruim 90 jaar nadat Daniël het beeld had ontvangen.
Van Daniël tot Jezus
Daniël krijgt een wat cryptische omschrijving mee. Hoewel God tegen hem zegt dat de totale periode in totaal 70 jaarweken van 7 jaar zal duren, wordt vervolgens een periode van 62 jaarweken en 7 jaarweken apart benoemd. Deze 69 jaarweken omvatten dus een periode van 69 x 7 jaren, in totaal 483 jaar. Velen hebben gepuzzeld met deze 483 jaar, maar kwamen toch niet op een herkenbare periode uit. Dat is niet onbegrijpelijk als we onze moderne westerse kalender gebruiken, die pas veel later werd geïntroduceerd. Wie wilde begrijpen moest een vertaalslag maken om de Hebreeuwse kalender, die liep ten tijde van de informatie aan Daniël, te herleiden naar onze westerse kalender. Sir Robert Anderson ging in de 19e eeuw die uitdaging aan. Hij telde op die kalender een periode door van 483 jaren van telkens 360 dagen, gelijk aan 173.880 dagen.
Hij nam het eerder genoemde jaartal van 445 v.Chr. als startpunt en telde vervolgens 483 jaren van 360 dagen door, dat zijn 173.880 dagen. Hij kwam uit op 6 april van het jaar 32 na Christus. Deze dag is Nisan 10 op de Hebreeuwse kalender en volgens Sir Robert Anderson exact de dag van de intocht van Jezus Christus in Jeruzalem, 4 dagen voor Zijn kruisiging! Hoe precies waren – bijna 600 jaar eerder – de woorden van God aan de profeet Daniël en hoe precies is Gods Kalender?
De 70e jaarweek
Als de 69 weken een aaneengesloten periode waren, waarom dan ook niet de 70e jaarweek van 7 jaar? Geleerden hebben gezocht, maar konden in de 7 jaar na de opstanding van Christus geen bijzondere gebeurtenissen ontdekken. Bovendien had God tegen Daniël gezegd dat na die laatste jaarweek de overtreding zou zijn afgesloten en eeuwige gerechtigheid gebracht en dat was duidelijk nog niet het geval in die periode. En ook vandaag is dat nog altijd niet vervuld.
Als we de woorden in het boek Daniël goed bestuderen, dan moeten we vaststellen dat God aan Daniël de 70e jaarweek niet apart benoemd, hoewel God wel degelijk aangaf wat de definitieve situatie voor het volk Israël zou zijn aan het eind van die laatste jaarweek. Overduidelijk is dus dat God de 70e jaarweek niet liet volgen op het einde van de 69e jaarweek, maar de gelovigen wel duidelijk wilde maken hoe de situatie zou zijn aan het eind van de laatste jaarweek.
Uit een aantal Bijbelgedeelten blijkt dat deze laatste week is verschoven naar de laatste 7 jaar voorafgaand aan de Wederkomst van Christus. Als Hij komt dan zal zeker die eeuwige gerechtigheid zijn gebracht. Deze laatste jaarweek loopt op Gods Kalender gelijk met de periode van 7 jaar van Grote Verdrukking zoals beschreven in het boek Openbaring.
Takken aan de Olijfboom
Het geheimenis rond het uitblijven van de 70e jaarweek bleef bestaan tot Paulus ongeveer 600 jaar later de bedekking hierover mocht wegnemen. Hoewel God had gezegd dat zolang de hemel door ons niet te meten is en de maan en de sterren niet wankelen, Israël Zijn volk zou blijven (Jeremia 31:36), maakte Paulus bekend dat ook de heidenen, volgens het Eeuwige Plan van God, door het geloof in Jezus Christus toegang kregen tot het verbond dat God eerder al had beloofd te vernieuwen met dezelfde verbondspartner (Jeremia 31:31; Hebreeën 8:8).
De Gemeente van Christus, het verbondsvolk van God, bestaat uit de besnedenen naar het hart uit de Joden, en de heidenen. Samen zijn zij de takken die op de Edele Olijfboom aanwezig zijn, sommige als natuurlijke takken, andere geënt. Door de eeuwen heen zijn niet alle takken aan de boom gebleven, ook niet alle takken die waren geënt. Vele afgebroken natuurlijke takken houden overigens nu nog vast aan het Sinaïverbond dat God met Mozes sloot en zij doen dat met overgave. De Bijbel zegt dat vele afgebroken takken in de laatste jaarweek alsnog hun Messias zullen herkennen in Jezus Christus en dat zij opnieuw zullen worden geënt. Paulus waarschuwt echter ook de (uit de heidenen) geënte takken, want zij kunnen, precies als met het ongelovige deel van Israël gebeurde, door hun ongeloof worden weggekapt en Paulus doet deze waarschuwing al in de eerste eeuw. Dat wegkappen is aan ongeloof gekoppeld van hen die eerst wel zijn geënt en vindt dus niet pas aan het eind der tijden plaats.
Paulus zal de jonge gemeente in Rome destijds niet zonder reden hebben aangeschreven met deze woorden, maar over hun hoofden bereiken zijn woorden ook vandaag ook ons in het Westen. Ondanks Paulus’ woorden leert de kerkgeschiedenis ons dat die hoogmoed ten opzichte van de afgebroken takken zelfs tot op vandaag zichtbaar is.
Die 70e week is aanstaande!
Arno Lamm & Miel Vanbeckevoort
Een van de bekendere tijdslijnen vinden we in het boek Daniël, waarin God aan deze profeet in Babylon laat zien welke tijdsperioden er voor het volk Israël zijn gesteld. Heel duidelijk wordt aangegeven dat er 70 jaarweken – 70 perioden van 7 jaar – zijn gesteld voor het volk waartoe Daniël behoort en voor de stad Jeruzalem. Na die periode zal de overtreding afgesloten, de zonde verzegeld en de ongerechtigheid verzoend zijn en bovendien een eeuwige gerechtigheid zijn aangebracht (Daniël 9:24-25).
Deze tijdslijn geeft dus een duidelijk eindpunt weer, maar daarnaast ook een heel duidelijk startpunt, dat voor Daniël in zijn tijd overigens nog niet zo helder was. Daniël kreeg deze informatie van de engel van God rond het jaar 538 vóór Christus. De zandloper zou echter pas gaan lopen op het moment dat er een bevel zou uitgaan om Jeruzalem opnieuw te gaan bouwen. Het merendeel van de geschiedschrijvers hebben dit startpunt vastgesteld op het jaar 445 v.Chr., ruim 90 jaar nadat Daniël het beeld had ontvangen.
Van Daniël tot Jezus
Daniël krijgt een wat cryptische omschrijving mee. Hoewel God tegen hem zegt dat de totale periode in totaal 70 jaarweken van 7 jaar zal duren, wordt vervolgens een periode van 62 jaarweken en 7 jaarweken apart benoemd. Deze 69 jaarweken omvatten dus een periode van 69 x 7 jaren, in totaal 483 jaar. Velen hebben gepuzzeld met deze 483 jaar, maar kwamen toch niet op een herkenbare periode uit. Dat is niet onbegrijpelijk als we onze moderne westerse kalender gebruiken, die pas veel later werd geïntroduceerd. Wie wilde begrijpen moest een vertaalslag maken om de Hebreeuwse kalender, die liep ten tijde van de informatie aan Daniël, te herleiden naar onze westerse kalender. Sir Robert Anderson ging in de 19e eeuw die uitdaging aan. Hij telde op die kalender een periode door van 483 jaren van telkens 360 dagen, gelijk aan 173.880 dagen.
Hij nam het eerder genoemde jaartal van 445 v.Chr. als startpunt en telde vervolgens 483 jaren van 360 dagen door, dat zijn 173.880 dagen. Hij kwam uit op 6 april van het jaar 32 na Christus. Deze dag is Nisan 10 op de Hebreeuwse kalender en volgens Sir Robert Anderson exact de dag van de intocht van Jezus Christus in Jeruzalem, 4 dagen voor Zijn kruisiging! Hoe precies waren – bijna 600 jaar eerder – de woorden van God aan de profeet Daniël en hoe precies is Gods Kalender?
De 70e jaarweek
Als de 69 weken een aaneengesloten periode waren, waarom dan ook niet de 70e jaarweek van 7 jaar? Geleerden hebben gezocht, maar konden in de 7 jaar na de opstanding van Christus geen bijzondere gebeurtenissen ontdekken. Bovendien had God tegen Daniël gezegd dat na die laatste jaarweek de overtreding zou zijn afgesloten en eeuwige gerechtigheid gebracht en dat was duidelijk nog niet het geval in die periode. En ook vandaag is dat nog altijd niet vervuld.
Als we de woorden in het boek Daniël goed bestuderen, dan moeten we vaststellen dat God aan Daniël de 70e jaarweek niet apart benoemd, hoewel God wel degelijk aangaf wat de definitieve situatie voor het volk Israël zou zijn aan het eind van die laatste jaarweek. Overduidelijk is dus dat God de 70e jaarweek niet liet volgen op het einde van de 69e jaarweek, maar de gelovigen wel duidelijk wilde maken hoe de situatie zou zijn aan het eind van de laatste jaarweek.
Uit een aantal Bijbelgedeelten blijkt dat deze laatste week is verschoven naar de laatste 7 jaar voorafgaand aan de Wederkomst van Christus. Als Hij komt dan zal zeker die eeuwige gerechtigheid zijn gebracht. Deze laatste jaarweek loopt op Gods Kalender gelijk met de periode van 7 jaar van Grote Verdrukking zoals beschreven in het boek Openbaring.
Takken aan de Olijfboom
Het geheimenis rond het uitblijven van de 70e jaarweek bleef bestaan tot Paulus ongeveer 600 jaar later de bedekking hierover mocht wegnemen. Hoewel God had gezegd dat zolang de hemel door ons niet te meten is en de maan en de sterren niet wankelen, Israël Zijn volk zou blijven (Jeremia 31:36), maakte Paulus bekend dat ook de heidenen, volgens het Eeuwige Plan van God, door het geloof in Jezus Christus toegang kregen tot het verbond dat God eerder al had beloofd te vernieuwen met dezelfde verbondspartner (Jeremia 31:31; Hebreeën 8:8).
De Gemeente van Christus, het verbondsvolk van God, bestaat uit de besnedenen naar het hart uit de Joden, en de heidenen. Samen zijn zij de takken die op de Edele Olijfboom aanwezig zijn, sommige als natuurlijke takken, andere geënt. Door de eeuwen heen zijn niet alle takken aan de boom gebleven, ook niet alle takken die waren geënt. Vele afgebroken natuurlijke takken houden overigens nu nog vast aan het Sinaïverbond dat God met Mozes sloot en zij doen dat met overgave. De Bijbel zegt dat vele afgebroken takken in de laatste jaarweek alsnog hun Messias zullen herkennen in Jezus Christus en dat zij opnieuw zullen worden geënt. Paulus waarschuwt echter ook de (uit de heidenen) geënte takken, want zij kunnen, precies als met het ongelovige deel van Israël gebeurde, door hun ongeloof worden weggekapt en Paulus doet deze waarschuwing al in de eerste eeuw. Dat wegkappen is aan ongeloof gekoppeld van hen die eerst wel zijn geënt en vindt dus niet pas aan het eind der tijden plaats.
Paulus zal de jonge gemeente in Rome destijds niet zonder reden hebben aangeschreven met deze woorden, maar over hun hoofden bereiken zijn woorden ook vandaag ook ons in het Westen. Ondanks Paulus’ woorden leert de kerkgeschiedenis ons dat die hoogmoed ten opzichte van de afgebroken takken zelfs tot op vandaag zichtbaar is.
Die 70e week is aanstaande!
Arno Lamm & Miel Vanbeckevoort