Waarom zouden de heidenen zeggen: "Waar is hun God?"
Aan het begin van nieuw jaar in onze 21e eeuw is het nodig om stil te staan bij de ontwikkelingen in onze samenleving. In de vorige tijdspiegel zetten we enkele feiten op een rij. Wordt het geen tijd voor verootmoediging?
De titel boven dit artikel is uit dezelfde psalm als boven het vorige. Het is genomen uit Psalm 79, dat spreekt over de heidenen, die het erfdeel Gods zijn binnengedrongen. Het zijn die heidenen die ons land regeren. De geboden van God worden steeds meer publiekelijk met voeten getreden. Dagelijks worden we via de media met de normloosheid in ons land geconfronteerd, de overheid voorop.
Deze psalm beschrijft op ontroerende wijze de hartsgesteldheid van Gods volk, vertolkt bij monde van Asaf. Er is niet alleen sprake van het constateren van deze droeve gesteldheid van de samenleving, maar vooral een kijken naar zichzelf. We zien de diepste oorzaken van deze toestand, namelijk: de ongerechtigheid van Gods volk, de zonde en, dientengevolge, de geestelijke verzwakking van de gelovigen. Een oprechte constatering en een staan met lege handen voor een heilige God. De geest van de wereld heeft kunnen binnendringen in het huis Gods. Die geest heeft daar een totale verwoesting gebracht. Hoe is dat toch kunnen gebeuren?
Moeten we ons vandaag niet afvragen hoe het is gekomen dat we niet waakzaam zijn geweest? Hadden we het niet moeten zien aankomen? Hadden we niet eerder de alarmklok moeten luiden? Allemaal indringende vragen, waarop niemand het antwoord kan geven. Of toch wel?
In de dagen van de abortuswetgeving had ik een indringend gesprek met een vooraanstaande predikant in ons land. Hij had nogal wat contacten met christelijke parlementariërs. Ik vroeg hem of hij er wel voldoende bij hen op had aangedrongen vooral tégen de abortuswet te stemmen. Dat had hij niet, zei hij. Men had een eigen verantwoordelijkheid en deze abortuswet is beter dan helemaal geen wet. Bovendien, als christenen er helemaal tegen blijven, dan zullen ze geen regeringsbevoegdheid meer dragen in de toekomst. Hoe zal ons land dan worden? zo stelde hij. De hele partij - op één na - stemde vóór de wet.
Dat dit een drogreden was is spoedig gebleken. We kregen een volkomen heidense regering en alles gaat sindsdien snel bergafwaarts
"We zijn zeer verzwakt" (Ps. 79:8) - is een constatering die vandaag opgaat. Niet iedereen ziet dit nog in. Het gaat ons toch goed in Nederland. Economisch groeien we maar door, we zijn nog nooit zó rijk geweest en noem maar op.
Maar dat is allemaal schone schijn. Ons hele land wordt getroffen door ramp op ramp, maar we leven er snel overheen. Alles dendert door en we zijn de dingen weer snel vergeten. Maar ondertussen breken steeds meer huwelijken stuk, ook van christenen. Steeds meer kinderen raken op drift, steeds meer jonge mensen raken depressief en krijgen soms ernstige psychiatrische klachten. Steeds meer mensen haken af van het christelijk geloof. In de media horen we bijna dagelijks hoe laatdunkend mensen zich uitlaten over de kerk, over het geloof en over geloofsstandpunten. Niet de prediking van een rein seksueel leven wordt aanvaard als middel tegen verspreiding van het HIV-virus, maar ook de kerk dient - volgens de media en de publieke opinie - mee te doen aan het verspreiden van condooms. Eerst dan hebben we dat probleem opgelost.
We zijn verzwakt, we zijn onze naburen tot smaad geworden, tot spot en hoon! En dan komt die ernstige bede tot God om hulp (:9,10). Als we oog krijgen voor de werkelijke toestand van de samenleving, waarin onze kinderen en kleinkinderen moeten opgroeien, dan komt er deze zelfde diepe bede in ons hart. Dan is er geen wijzen meer naar anderen, maar een kijken naar onszelf. Dan komt er een diep zondebesef. Waarom hebben we - tientallen jaren eerder al - niet méér zichtbaar kunnen maken van de rijkdommen van het Evangelie en van de zegen die er ligt in het christenleven? Hebben we dan niet kunnen laten zien aan de samenleving als geheel, dat de levende God er een kerk middenin heeft geplant, die de bron van leven en kracht is? Heeft dan juist die kerk, waarin het Woord Gods hoog gehouden had moeten worden, het niet laten afweten? Waarom is er zoveel verbittering jegens het instituut 'kerk' ontstaan? Hadden de heidenen niet moeten zien dat de levende God woont in het midden van Zijn kerk, in de Gemeente van Christus. in het hart van elke individuele gelovige? Het antwoord op die vragen is volmondig ja! Men had het moeten zien, maar men heeft het niet gezien. Nu moeten we niet diezelfde heidenen de schuld geven van het diepe geestelijk peil, waarnaartoe we aan het afzakken zijn. Dan gaan we als gelovigen op Gods rechterstoel zitten. Dan gaan we oordelen. Niets is minder fout dan oordelen.
We moeten zelf het boetekleed aantrekken. Wij allen, de gelovige, waaruit de kerk is opgebouwd, wij hebben het laten afweten. Wij hebben vreselijk gezondigd. Wij hebben de heerlijkheid van Gods heilige Naam te grabbel gegooid. Wij zijn geen wachters geweest op Sions muren om de vijand - de geest dezer wereld - te zien aankomen. Wij hadden een banier moeten opheffen tegen de stroom van ongerechtigheden die kwam opzetten. We hebben het niet - althans niet voldoende - gedaan. We hebben de wapenrusting Gods (Ei. 6:10) niet aangetrokken. We zijn gevlucht, meestal in de - vermeende – veilige haven van onze eigen subcultuur. We hebben niet gezien dat dat geen veilige haven is. De vloedgolf was te groot en te sterk. Alleen de banier van het Woord had het tij kunnen keren. Juist dat Woord hebben we losgelaten en we zijn het gaan zoeken in het compromis. We hebben gedacht dat we het dan wel zouden redden temidden van het heidendom. We dachten het te redden met onze christelijke instituten, scholen, universiteiten, ziekenhuizen en noem maar op. Maar de macht van de vijandige vloedgolf hebben we onderschat, omdat we het Woord Gods niet letterlijk namen in zijn oorspronkelijke zeggingskracht. We hebben de macht der zonde niet in haar werkelijke diepte gepeild. We hebben onderschat hoe goddeloze lectuur van bekende schrijvers onze kinderen op de middelbare school geestelijk onderuit heeft gehaald. Een innerlijke hang naar het kwaad van leraren, zetten onze kinderen in de jaren '60 en '70 aan tot het verlaten van God en Zijn Woord opdat ze zich ook zouden begeven op die weg van het kwaad.
Nu is de 'woonstede Gods' verwoest. Nu is het te laat. Of nog niet? Is er nog weer een nieuw begin mogelijk als we ons vandaag verootmoedigen voor de Here? Ik denk van wel. De Here heeft ons land nog niet geheel en al verlaten! We horen nog van grote dingen die Hij doet in de kerk en daarbuiten. Zijn blijken van genade zijn er steeds weer. Daarom mogen we moed grijpen. Maar eerst zal er een diepe verootmoediging onder ons moeten komen. Er moet een helder zicht komen op de aard en werkelijkheid van onze eigen zonden, in kerk en individu. Bij echte verootmoediging gaat de Geest dat dan ook bewerken. Prijst de dag dat dit gaat beginnen onder ons. Een echte verootmoediging voor de Here!
In de geschiedenis van de kerk hebben we tal van voorbeelden die ons tonen hoe de Here dan een keer kan brengen in ons lot. In óns lot. Wij hebben een opwekking nodig, een diepe innerlijke verandering en een vernieuwing van de kerk. Van ds. John Livingstone van Schotland wordt verteld, dat de Hereen groot werk deed onder zijn prediking. Hij preekte over Ez. 36 en "nadat ik ongeveer anderhalf uur gepreekt had, begon ik mijn preek toe te passen". Toen hij daarmee bezig was viel plotseling de Geest Gods op hem en hij preekte nog een uur. Tijdens die toepassing vielen mensen letterlijk op de grond en tijdens die dienst kwamen vijfhonderd (!) mensen tot bekering. Sommigen moesten naar buiten worden gedragen. Anderen verkeerden dagenlang in een bittere zielenstrijd (Uit: 'Toon mij Uw heerlijkheid' - Dr. Martin Lloyd-Jones). Dat is de kracht Gods. Die kracht is er vandaag nog!
Daarom moeten onze voorgangers en predikanten moed vatten en niet ontmoedigd zijn. Laten we voorbede voor hen doen! Het is nu de tijd om terug te keren tot de Here. Een predikant zei eens: "We hebben lang genoeg gezien wat de duivel kan doen. We willen nu zien wat de Here kan doen". Laten we ons ernaar uitstrekken. Waarom zouden de heidenen zeggen: "Waar is hun God?"
Feike ter Velde
De titel boven dit artikel is uit dezelfde psalm als boven het vorige. Het is genomen uit Psalm 79, dat spreekt over de heidenen, die het erfdeel Gods zijn binnengedrongen. Het zijn die heidenen die ons land regeren. De geboden van God worden steeds meer publiekelijk met voeten getreden. Dagelijks worden we via de media met de normloosheid in ons land geconfronteerd, de overheid voorop.
Deze psalm beschrijft op ontroerende wijze de hartsgesteldheid van Gods volk, vertolkt bij monde van Asaf. Er is niet alleen sprake van het constateren van deze droeve gesteldheid van de samenleving, maar vooral een kijken naar zichzelf. We zien de diepste oorzaken van deze toestand, namelijk: de ongerechtigheid van Gods volk, de zonde en, dientengevolge, de geestelijke verzwakking van de gelovigen. Een oprechte constatering en een staan met lege handen voor een heilige God. De geest van de wereld heeft kunnen binnendringen in het huis Gods. Die geest heeft daar een totale verwoesting gebracht. Hoe is dat toch kunnen gebeuren?
Moeten we ons vandaag niet afvragen hoe het is gekomen dat we niet waakzaam zijn geweest? Hadden we het niet moeten zien aankomen? Hadden we niet eerder de alarmklok moeten luiden? Allemaal indringende vragen, waarop niemand het antwoord kan geven. Of toch wel?
In de dagen van de abortuswetgeving had ik een indringend gesprek met een vooraanstaande predikant in ons land. Hij had nogal wat contacten met christelijke parlementariërs. Ik vroeg hem of hij er wel voldoende bij hen op had aangedrongen vooral tégen de abortuswet te stemmen. Dat had hij niet, zei hij. Men had een eigen verantwoordelijkheid en deze abortuswet is beter dan helemaal geen wet. Bovendien, als christenen er helemaal tegen blijven, dan zullen ze geen regeringsbevoegdheid meer dragen in de toekomst. Hoe zal ons land dan worden? zo stelde hij. De hele partij - op één na - stemde vóór de wet.
Dat dit een drogreden was is spoedig gebleken. We kregen een volkomen heidense regering en alles gaat sindsdien snel bergafwaarts
"We zijn zeer verzwakt" (Ps. 79:8) - is een constatering die vandaag opgaat. Niet iedereen ziet dit nog in. Het gaat ons toch goed in Nederland. Economisch groeien we maar door, we zijn nog nooit zó rijk geweest en noem maar op.
Maar dat is allemaal schone schijn. Ons hele land wordt getroffen door ramp op ramp, maar we leven er snel overheen. Alles dendert door en we zijn de dingen weer snel vergeten. Maar ondertussen breken steeds meer huwelijken stuk, ook van christenen. Steeds meer kinderen raken op drift, steeds meer jonge mensen raken depressief en krijgen soms ernstige psychiatrische klachten. Steeds meer mensen haken af van het christelijk geloof. In de media horen we bijna dagelijks hoe laatdunkend mensen zich uitlaten over de kerk, over het geloof en over geloofsstandpunten. Niet de prediking van een rein seksueel leven wordt aanvaard als middel tegen verspreiding van het HIV-virus, maar ook de kerk dient - volgens de media en de publieke opinie - mee te doen aan het verspreiden van condooms. Eerst dan hebben we dat probleem opgelost.
We zijn verzwakt, we zijn onze naburen tot smaad geworden, tot spot en hoon! En dan komt die ernstige bede tot God om hulp (:9,10). Als we oog krijgen voor de werkelijke toestand van de samenleving, waarin onze kinderen en kleinkinderen moeten opgroeien, dan komt er deze zelfde diepe bede in ons hart. Dan is er geen wijzen meer naar anderen, maar een kijken naar onszelf. Dan komt er een diep zondebesef. Waarom hebben we - tientallen jaren eerder al - niet méér zichtbaar kunnen maken van de rijkdommen van het Evangelie en van de zegen die er ligt in het christenleven? Hebben we dan niet kunnen laten zien aan de samenleving als geheel, dat de levende God er een kerk middenin heeft geplant, die de bron van leven en kracht is? Heeft dan juist die kerk, waarin het Woord Gods hoog gehouden had moeten worden, het niet laten afweten? Waarom is er zoveel verbittering jegens het instituut 'kerk' ontstaan? Hadden de heidenen niet moeten zien dat de levende God woont in het midden van Zijn kerk, in de Gemeente van Christus. in het hart van elke individuele gelovige? Het antwoord op die vragen is volmondig ja! Men had het moeten zien, maar men heeft het niet gezien. Nu moeten we niet diezelfde heidenen de schuld geven van het diepe geestelijk peil, waarnaartoe we aan het afzakken zijn. Dan gaan we als gelovigen op Gods rechterstoel zitten. Dan gaan we oordelen. Niets is minder fout dan oordelen.
We moeten zelf het boetekleed aantrekken. Wij allen, de gelovige, waaruit de kerk is opgebouwd, wij hebben het laten afweten. Wij hebben vreselijk gezondigd. Wij hebben de heerlijkheid van Gods heilige Naam te grabbel gegooid. Wij zijn geen wachters geweest op Sions muren om de vijand - de geest dezer wereld - te zien aankomen. Wij hadden een banier moeten opheffen tegen de stroom van ongerechtigheden die kwam opzetten. We hebben het niet - althans niet voldoende - gedaan. We hebben de wapenrusting Gods (Ei. 6:10) niet aangetrokken. We zijn gevlucht, meestal in de - vermeende – veilige haven van onze eigen subcultuur. We hebben niet gezien dat dat geen veilige haven is. De vloedgolf was te groot en te sterk. Alleen de banier van het Woord had het tij kunnen keren. Juist dat Woord hebben we losgelaten en we zijn het gaan zoeken in het compromis. We hebben gedacht dat we het dan wel zouden redden temidden van het heidendom. We dachten het te redden met onze christelijke instituten, scholen, universiteiten, ziekenhuizen en noem maar op. Maar de macht van de vijandige vloedgolf hebben we onderschat, omdat we het Woord Gods niet letterlijk namen in zijn oorspronkelijke zeggingskracht. We hebben de macht der zonde niet in haar werkelijke diepte gepeild. We hebben onderschat hoe goddeloze lectuur van bekende schrijvers onze kinderen op de middelbare school geestelijk onderuit heeft gehaald. Een innerlijke hang naar het kwaad van leraren, zetten onze kinderen in de jaren '60 en '70 aan tot het verlaten van God en Zijn Woord opdat ze zich ook zouden begeven op die weg van het kwaad.
Nu is de 'woonstede Gods' verwoest. Nu is het te laat. Of nog niet? Is er nog weer een nieuw begin mogelijk als we ons vandaag verootmoedigen voor de Here? Ik denk van wel. De Here heeft ons land nog niet geheel en al verlaten! We horen nog van grote dingen die Hij doet in de kerk en daarbuiten. Zijn blijken van genade zijn er steeds weer. Daarom mogen we moed grijpen. Maar eerst zal er een diepe verootmoediging onder ons moeten komen. Er moet een helder zicht komen op de aard en werkelijkheid van onze eigen zonden, in kerk en individu. Bij echte verootmoediging gaat de Geest dat dan ook bewerken. Prijst de dag dat dit gaat beginnen onder ons. Een echte verootmoediging voor de Here!
In de geschiedenis van de kerk hebben we tal van voorbeelden die ons tonen hoe de Here dan een keer kan brengen in ons lot. In óns lot. Wij hebben een opwekking nodig, een diepe innerlijke verandering en een vernieuwing van de kerk. Van ds. John Livingstone van Schotland wordt verteld, dat de Hereen groot werk deed onder zijn prediking. Hij preekte over Ez. 36 en "nadat ik ongeveer anderhalf uur gepreekt had, begon ik mijn preek toe te passen". Toen hij daarmee bezig was viel plotseling de Geest Gods op hem en hij preekte nog een uur. Tijdens die toepassing vielen mensen letterlijk op de grond en tijdens die dienst kwamen vijfhonderd (!) mensen tot bekering. Sommigen moesten naar buiten worden gedragen. Anderen verkeerden dagenlang in een bittere zielenstrijd (Uit: 'Toon mij Uw heerlijkheid' - Dr. Martin Lloyd-Jones). Dat is de kracht Gods. Die kracht is er vandaag nog!
Daarom moeten onze voorgangers en predikanten moed vatten en niet ontmoedigd zijn. Laten we voorbede voor hen doen! Het is nu de tijd om terug te keren tot de Here. Een predikant zei eens: "We hebben lang genoeg gezien wat de duivel kan doen. We willen nu zien wat de Here kan doen". Laten we ons ernaar uitstrekken. Waarom zouden de heidenen zeggen: "Waar is hun God?"
Feike ter Velde