Waarom bidden wij?
Beweren wij van God afhankelijk te zijn? Waar is dan ons gebed? Menselijke autonomie manifesteert zich in de afwezigheid van gebed. Wie van God niet afhankelijk wil zijn, bidt ook niet. Maar wie bidt, is niet noodzakelijk iemand die zich aan God onderwerpt.
Wij kunnen gebed gebruiken voor onze eigen passies. Wij kunnen God voor de kar van onze begeerte spannen. Dan is ons geloof niet op zoek naar waarheid en genade, of naar geestelijke volwassenheid (Jakobus 1:4), maar naar zelfbevrediging. Dan bidden wij met verkeerde motieven en moeten dus niet menen iets van God te ontvangen (Jakobus 1:7-8). Dan zijn wij als een zoon die de erfenis opeist en het goede dat de Vader heeft wil besteden aan onmiddellijk genot. Het hemelse kan echter niet voor aards welbevinden worden gebruikt en is niet bestemd voor wie vol van zichzelf tot God spreekt. Wie zó bidt kan niets ontvangen, want Zijn vrijgevigheid is niet bestemd om aan begeerte te voldoen. God verhoort het gebed (Mattheüs 7:7; Jakobus 1:5), maar wel dat van de rechtvaardige (Psalm 34:14-17; Jakobus 5:16), die bidt in onderwerping aan Zijn wil (Mattheüs 6:9-10).
Verbaasd dat veel gebeden geen weerklank vinden in de hemel? Allereerst kunnen we de vraag stellen of we nog bidden. We beweren zoveel voor God te doen, zonder voordeel voor onszelf, met de juiste motieven, namens God. Maar doen wij het echt voor God, in plaats van voor mensen, organisaties, kerken of onszelf? Doen wij het echt voor Hem, in Zijn tegenwoordigheid (2 Korinthe 2:17)?
Jef De Vriese
Wij kunnen gebed gebruiken voor onze eigen passies. Wij kunnen God voor de kar van onze begeerte spannen. Dan is ons geloof niet op zoek naar waarheid en genade, of naar geestelijke volwassenheid (Jakobus 1:4), maar naar zelfbevrediging. Dan bidden wij met verkeerde motieven en moeten dus niet menen iets van God te ontvangen (Jakobus 1:7-8). Dan zijn wij als een zoon die de erfenis opeist en het goede dat de Vader heeft wil besteden aan onmiddellijk genot. Het hemelse kan echter niet voor aards welbevinden worden gebruikt en is niet bestemd voor wie vol van zichzelf tot God spreekt. Wie zó bidt kan niets ontvangen, want Zijn vrijgevigheid is niet bestemd om aan begeerte te voldoen. God verhoort het gebed (Mattheüs 7:7; Jakobus 1:5), maar wel dat van de rechtvaardige (Psalm 34:14-17; Jakobus 5:16), die bidt in onderwerping aan Zijn wil (Mattheüs 6:9-10).
Verbaasd dat veel gebeden geen weerklank vinden in de hemel? Allereerst kunnen we de vraag stellen of we nog bidden. We beweren zoveel voor God te doen, zonder voordeel voor onszelf, met de juiste motieven, namens God. Maar doen wij het echt voor God, in plaats van voor mensen, organisaties, kerken of onszelf? Doen wij het echt voor Hem, in Zijn tegenwoordigheid (2 Korinthe 2:17)?
Jef De Vriese