Waardevol of zondaar?

Jef de Vriese • 95 - 2019 • Uitgave: 10
“Jij bent waardevol” staat al vanaf Genesis 3 op de humanistische agenda. Op eigen houtje je eigen vermogens ontwikkelen (zelfontplooiing) en jezelf accepteren zoals je bent (zelfaanvaarding) zijn termen die niet in de Bijbel te vinden zijn. De eerste menselijke poging tot zelfontplooiing mondde uit in de zondeval en haar gevolgen. De Bijbelse ‘zelf-woorden’ zijn zelfvernedering en zelfontlediging.

De humanistische kernwoorden zijn in de christelijke wereld binnengedrongen en beheersen de boodschap van veel sprekers die de gelovigen met een fijn zelfbeeld en een goed gevoel naar huis wil sturen, veel meer dan met een heilige levenswandel. De kreet “Jij bent waardevol” doet het op de preekstoel beter dan “Jij bent een zondaar”.

Als “Jij bent waardevol” alleen gebruikt wordt om je eigen zwakke zelfbeeld op te hemelen en daarbij niet gesproken wordt over zonde en de noodzaak van radicale verandering, dan is het niets anders dan een psychische zoethouder met een geestelijk sausje.
“Jij bent een zondaar” doet het goed in bepaalde kerkelijke stromingen. Maar als “Jij bent een zondaar” de boventoon blijft voeren, dan blijf je steken in schuld en schaamte en durf je niet de stap te maken naar heilszekerheid en de hoop die Gods kinderen hebben. Het feit dat je een nieuwe identiteit in Christus bent. Dit zorgt dan voor onderdrukking die de gezonde geestelijke en psychische ontwikkeling vermindert.

Heere, ik ben niet waard…
In de tegenwoordigheid van God hebben de dingen waar je in de wereld je welzijn op baseert weinig betekenis. In Gods tegenwoordigheid sta je als een zondaar (Jesaja 64:6; Romeinen 3:10-12; Efeze 2:15). Daar heb je niets om te roemen. Geconfronteerd met de heiligheid van God, is de zoektocht naar eigenwaarde betekenisloze nietigheid. Daar wordt duidelijk dat je niet tegemoet kunt komen aan de verwachtingen van God, omdat je innerlijke identiteit wezenlijk verdorven is. Daar wordt duidelijk dat menselijk vermogen, los van Christus, geen bijdrage levert tot het Koninkrijk van God.
De Bijbel gaat uit van het feit dat we zondaars zijn, niet in staat tot enig goed. Duidelijk! En toch ook niet. Het hangt er maar vanaf hoe je het bekijkt en wanneer je het bekijkt: voor of na de zondeval en voor of na de wedergeboorte.

De mens is naar Gods beeld geschapen. Dat maakt hem een waardevolle reflectie van de Schepper. Zonde heeft het beeld echter beschadigd. De mens in de zonde is moreel diep gezakt. Opstand tegen God verdient slechts één ding: de hel. De zondaar heeft geen waarde voor het Koninkrijk.
De prijs die Jezus betaalde aan het kruis is niet in overeenstemming met de waarde van de mens. Wij waren de prijs die Christus betaalde niet waard. Jezus stierf niet omwille van onze innerlijke waarde, want die is compleet verknoeid. De hoofdman snapte dit: ‘Heere, ik ben niet waard dat U onder mijn dak komt’ (Mattheüs 8:8).

De grote ruil
De prijs die Jezus betaalde aan het kruis getuigt van de diepte van onze gevallen staat en van de onmetelijke glorie en genade van een heilige liefdevolle God. De Heere brengt door de wedergeboorte een schitterende herschepping tot stand die Zijn glorie proclameert. De glorie van de sterveling is niet zijn eigen innerlijke grootsheid, maar een glorie die hem gegeven is omdat de Heere naar hem omkeek.
Er heeft een grote ruil plaatsgevonden, een grandioze identiteitswissel. Jezus Christus, de Zondeloze, ontving onze onwaarde en werd tot zonde (2 Korinthe 5:21). Onze zonde in ruil voor Zijn zondeloosheid. Onze sterfelijkheid in ruil voor Zijn onsterfelijkheid. Onze zwakheid in ruil voor Zijn kracht. Onze ongerechtigheid in ruil voor Zijn gerechtigheid. Onze armoede in ruil voor Zijn rijkdom. Onze dood in ruil voor Zijn leven. Onze duisternis in ruil voor Zijn licht. Al wat waarde heeft in ons is niet van ons, maar van Hem. Er is niets groots, eerbaars of prachtigs in ons van onszelf. Al onze waarde is ontvangen kostbaarheid van Christus.

Sommigen hebben er moeite mee om het eerste aspect van de grote ruil te erkennen: ’ik ellendig mens’ (Romeinen 7:24a) en blazen zichzelf op met argumenten voor trots. Anderen hebben moeite het tweede aspect van de grote ruil te aanvaarden: ‘met Hem opgewekt en met Hem in de hemelse gewesten gezet in Christus Jezus’ (Efeze 2:6) en immobiliseren zichzelf met schuld en schaamte. Beide groepen missen wat Christus in hen wil zijn en doen.

De slotsom
Wie zich geestelijk bewust is van enerzijds de catastrofale diepgang van de zonde en anderzijds Gods genade in de wedergeboorte, spreekt niet hoog van de mens en zijn schoonheid en capaciteiten, maar van God en Zijn glorie en werk. Die spreekt van menselijk onvermogen, ellende en behoefte aan vergeving en verheugt zich in de barmhartigheid van de Vader en in de toekenning van een nieuwe identiteit: kind van God, geliefd, geroepen, heilig.

Hoe meer inzicht in de grote ruil – waar wij vandaan komen en wie Christus is in ons – hoe meer afhankelijkheid van God, hoe meer zelfverloochening, hoe meer barmhartigheid om te geven aan anderen, hoe minder we met onszelf bezig zijn, hoe heerlijker onze relaties de liefde van Christus weerspiegelen, hoe meer de gehoorzaamheid van Christus onze levens transformeert, hoe meer God wordt aanbeden en verheerlijkt. Dan veranderen wij van binnen uit door de overvloedige rijkdom van Zijn genade, wiens liefde vrijgevig overvloeit naar anderen, anderen niet oordeelt, geduldig luistert, niet afhankelijk is van de erkenning en bevestiging van anderen, vrede vindt in God alleen, de aandacht niet trekt naar zichzelf maar naar de Schenker van de gaven. Dan is de slotsom niet de heerlijkheid van de mens, maar de heerlijkheid van de Mens. Dan zijn de zegen in voorbestemming, verlossing, erfdeel, verzegeling met de Heilige Geest en de gaven van de Geest niet bestemd voor het opschroeven van onze trots, maar tot lof van Zijn heerlijkheid (Efeze 1:3-14). Dan verdwijnt de mens uit beeld en verschijnt Christus Die alles is in allen.

Zelfverloochening
In onze cultuur, die georiënteerd is op de verwezenlijking van het eigen doel/ideaal en op het opkomen voor je rechten, wordt het begrip zelfverloochening verkeerd begrepen. Men gaat er van uit dat zelfverloochening een negatieve kijk op jezelf en de uitschakeling van eigen initiatief vooronderstelt. Zelfverloochening betekent echter niet de uitschakeling van je eigen identiteit, maar net het inzetten van je identiteit en mogelijkheden ten dienste van Gods Koninkrijk. Paulus acht zijn leven niet kostbaar voor zichzelf, maar leeft met het oog op zijn dienst aan God (Handelingen 20:24). Bijbelse zelfverloochening houdt in dat je los leert komen van je egocentrische denkwijze, zodat jij niet meer zelf het centrum bent van jouw ‘heelal’. Het gaat er om dat je je aan Christus onderwerpt en dat je Gods eer de kern van je leven laat zijn. Je ruilt jezelf in aan Christus en Hij geeft Zichzelf aan jou! Als gelovige ben je je daarbij bewust van het feit dat alles wat je bent en hebt, genadegaven van God zijn. Je bent door genade behouden. Je mag door geloof leven. Al je gaven zijn door God aan jou toevertrouwd. Heel je leven komt uit de hand van je hemelse Vader. Je hebt niets om te roemen in jezelf, maar je roemt in de Heere (2 Korinthe 10:17).

Hoe machtig is Uw Naam!
Psalm 8 wordt vaak gebruikt om de heerlijkheid van de mens te onderstrepen. Maar indien de psalm wordt gelezen in het licht van Hebreeën 2:6-8, dan wordt snel duidelijk dat de Mens van Psalm 8, Die met eer en heerlijkheid is gekroond, de Heere Jezus is. Wij behoorden in de categorie van ‘Uw tegenstanders,.. de vijand en wraakgierige ‘ (vers 3; vgl. Romeinen 5:10). Wonderlijk dat wij ondanks deze vijandschap geadopteerd zijn als kinderen en aan de Messiaanse heerlijkheid deel mogen hebben. Het speerpunt en het slotvers is niet de grootheid van de sterveling, maar ‘Heer, onze Heere, hoe machtig is Uw Naam op de hele aarde!’ (vers 10).

In dit alles valt de zoektocht naar zelfwaarde in het niet. Dit is het einde van de zoektocht naar zelfwaarde. Dan verschijnt Christus als alles in allen. Indien zelfwaarde al op de pastorale agenda staat, dan moet het knielen voor, opgaan in en alle kronen werpen aan de voeten van Hem Die zit op de troon, tot glorie van en voor God.

Jef De Vriese