‘Waar is de bewogenheid in ons hart?’
Wellicht herinnert u zich nog de Tijdspiegel van enkele weken geleden, over de ernstige en aanhoudende droogte in ons land. Er is sindsdien iets bijzonders gebeurd. Allereerst gaf de Heere regen, overvloedige regen. Geloofd zij God met diepst ontzag! Onverdiende zegen. Maar er gebeurde ook iets anders, wellicht nog belangrijker.
Een week voordat de eerste regen kwam, waren we met vijftig bidders vanuit het hele land samen in de open lucht, in Buren, in de Betuwe, om ons voor de Heere te verootmoedigen en Hem te smeken om regen, om zegen, om geestelijke zegen. Op de terugweg naar huis moest ik denken aan de geschiedenis van Elia op de berg Karmel. Daar in Buren verscheen er namelijk een klein wolkje aan de lucht. Het was alsof de Heere door dat wolkje hoop gaf. Hoop voor Nederland en hoop op regen.
Kletsnat altaar in vuur en vlam
Wellicht kent u de geschiedenis van Elia met de Baälpriesters op de berg Karmel, waarover we lezen in 1 Koningen 18. Nadat de ‘God van Elia’ krachtig heeft bewezen de enige en ware God te zijn, door als Enige met vuur uit de hemel het kletsnatte altaar in vuur en vlam te zetten, klimt Elia naar de top van de berg samen met zijn knecht. Tegen Achab had hij al gezegd: “Ga, eet en drink, want er is gedruis van een overvloedige regen.” Maar de lucht is nog strakblauw. Als dan na zes keer bidden nog niets wijst op regen, kan ik me zo voorstellen dat hij tegen de Heere heeft gezegd: “Het moet nu wel gebeuren, Heere, U hebt het toch beloofd…”
We ervaarden daar in Buren dat de Heere ons door de droogte stil zette, dat Hij tot ons sprak, door Zijn Woord en door de Heilige Geest. Het was een kostbaar samenzijn om te delen wat de Heilige Geest in ons hart legde, om samen onze hoofden te buigen en tot Hem te naderen in onze gebeden. Uit het hele land waren mensen gekomen, uit allerlei kerken en gemeenten. Om ons voor de Heere te verootmoedigen, onze zonden te belijden, Hem te aanbidden en Hem te smeken om Zijn zegen, om regen op het droge land. Veel anderen lieten weten thuis mee te bidden.
We lezen dat Elia zijn hoofd buigt om voor de zevende keer te bidden. Het zal een indringend gebed zijn geweest. “Heere, hoor; Heere, doe het; Heere, U hebt vuur uit de hemel laten komen, laat nu ook regen komen…”
En opnieuw stuurt hij zijn knecht erop uit om richting de zee te kijken. Zal hij al wat zien? Dan roept hij naar Elia: “Zie, een kleine wolk, als de hand van een man, opkomend uit de zee.” Elia weet het: daar komt de regen aan. En even later plenst hevige regen neer vanuit de hemel. Zegen van God op het uitgedroogde land.
Toestand waarin de kerk verkeert
U vraagt wellicht waarom ik aan deze geschiedenis moest denken? Allereerst vanwege de droogte die toen het land trof en de aanhoudende droogte en hitte bij ons de afgelopen maanden. Maar meer nog moest ik aan deze geschiedenis denken vanwege dat wolkje, dat de knecht van Elia zag boven de zee. Dat wolkje kondigde overvloedige regen aan. Zegen.
Voor mij was die samenkomst in Buren als zo’n wolkje. Al verscheidene jaren ervaar ik dat de Heere mij de noodzaak op het hart legt van verootmoediging en belijdenis van zonde en schuld onder ons gelovigen. Voor ons land en ons volk, onze kerken en gemeenten. Voor Israël! Er is zoveel geestelijke lauwheid onder ons, zoveel verdeeldheid, zoveel langs elkaar heen leven. Terwijl de Heere Jezus tot Zijn Vader bad om eenheid onder de Zijnen. Doet het ons, doet het mij pijn als we de toestand zien waarin de kerk verkeert?
Te lang, te vaak hebben wij met onze beschuldigende vinger gewezen naar de ander. Ook ik. “Kijk eens hoe slecht en zondig hij/zij is, hoe antichristelijk die partij is, hoe ver die kerk is afgeweken van het Woord van God.” Maar waar is de bewogenheid in ons hart om mensen die voor eeuwig verloren dreigen te gaan?
Van de Heere Jezus lezen we in Mattheüs 9 dat Hij met de diepst mogelijke ontferming bewogen was over de schare die Hem volgde, omdat ze vermoeid en verstrooid waren, zoals schapen die geen herder hebben (vers 36). Zijn bewogenheid met een stervende wereld wordt wel het meest zichtbaar als Hij Zijn leven geeft en Zijn bloed stort aan het kruis van Golgotha.
Het is mijn verlangen, mijn gebed: “Geef mij nog meer van Uw genade Heere Jezus, zodat Uw bewogenheid steeds meer zichtbaar, hoorbaar en leesbaar zal worden in en door mij heen. Tot eer van U en tot zegen van velen.”
Word wakker!
Raakt het ons dat het grootste deel van ons volk niets meer met God en met de Heere Jezus te maken wil hebben? Beseffen we dat Gods hart ook naar hen uitgaat, dat Hij ook hen wil redden? Hij wil niet dat ze verloren gaan, maar dat ook zij tot bekering komen (2 Petrus 3:9). Raakt het ons dat onze Nederlandse overheid in Europees verband en bij stemmingen in de VN zich zo kritisch opstelt tegenover Israël, terwijl de Bijbel ons oproept om Israël te zegenen? We keren ons tegen Gods oogappel en keren ons daardoor ook tegen de God van Israël.
Raakt het ons dat er elke dag meer dan honderd ongeboren kinderen worden gedood in abortusklinieken in ons land? Raakt het ons nog dat het huwelijk tussen één man en één vrouw, een instelling van God, zo onder vuur ligt?
Het is mijn verlangen, mijn gebed dat het wolkje van Buren uitgroeit tot een zegenrijke overvloedige regen vanuit de hemel. Dat de christenen in Nederland, dat onze kerken en gemeenten, wakker zullen worden. Dat we op de bres zullen staan en niet langer toe zullen kijken hoe de vijand zielen rooft. Maar dat we de strijd aangaan, de geestelijke strijd. Die strijd wordt gevoerd op de knieën, met het zwaard van de Geest in onze hand, het Woord van God. En besef dat het een zware strijd is die we niet in eigen kracht kunnen voeren, maar alleen in Gods kracht, bekleed met de wapenrusting van God (Efeze 6).
Ook in Engeland
Laat bij ons het gebed en de verootmoediging niet achterwege blijven nu de Heere regen heeft gegeven. Wat zou het een genade zijn als de Heere diegenen samenbrengt bij wie Hij de noodzaak tot verootmoediging en schuldbelijdenis in het hart heeft gelegd.
Onlangs, na een spreekbeurt in een kerkdienst, raakte ik in gesprek met een vrouw die uit Engeland afkomstig bleek te zijn. Jarenlang was ze met haar man actief geweest op het zendingsveld en nu was ze een paar weken op bezoek bij haar zoon in Nederland.
Bij haar proefde ik deze zelfde gebedslast die de Heere in haar hart had gelegd. Het raakte mij toen ze vertelde dat er verspreid over Engeland op tal van plaatsen groepen bidders samenkomen, om zich voor de Heere te verootmoedigen, hun zonden en de zonden van hun volk en ook van de kerk, van de christenen te belijden en de Heere te smeken om genade, om een herleving.
Het raakte haar toen ze erover vertelde. Daar zag ze naar uit, dat was haar verlangen. “Ik zie uit naar het moment dat de Geest zal worden uitgestort op alle vlees, in de laatste dagen, zoals Handelingen 2 zegt. Dat gaat gebeuren, God heeft het immers Zelf beloofd.”
En ze vroeg mij: “Leeft dit verlangen ook in Nederland?” En ik mocht haar bemoedigen. “Ook in ons land zijn er die deze weg willen gaan, die zich voor de Heere verootmoedigen en Hem smeken om een herleving.”
Hoe nu verder?
Het is in de handen van de Heere hoe Hij dit verder leidt. Als u hier gedachten over hebt, als Hij deze gebedslast ook in uw hart heeft gelegd, laat het maar weten. Op diverse plaatsen verspreid over het land vinden al regelmatig verootmoedigingsbijeenkomsten plaats, veelal in de vorm van (kleine) gebedsgroepen. Het is mijn gebed dat de Heere degenen die hiernaar verlangen, bij elkaar zal brengen, zoals in het klein al gebeurde in Buren.
Laten we tot Hem bidden dat Hij de Geest van de genade en van de gebeden over ons zal uitstorten. Alle opwekkingen, herlevingen in het verleden zijn voorafgegaan door gebed. Zo wil de Heere werken.
“Heere, zie op ons in gunst van boven, wees ons toch genadig, Heere. We verootmoedigen ons voor U, doen belijdenis van onze zonden, onze schuld. Ook wij hebben gezondigd. Heere, hoor ons, Heere, vergeef. Scheur de hemel open en daal neer. Stort Uw Geest uit op alle vlees… Onze verwachting is van U!”
Dirk van Genderen
Een week voordat de eerste regen kwam, waren we met vijftig bidders vanuit het hele land samen in de open lucht, in Buren, in de Betuwe, om ons voor de Heere te verootmoedigen en Hem te smeken om regen, om zegen, om geestelijke zegen. Op de terugweg naar huis moest ik denken aan de geschiedenis van Elia op de berg Karmel. Daar in Buren verscheen er namelijk een klein wolkje aan de lucht. Het was alsof de Heere door dat wolkje hoop gaf. Hoop voor Nederland en hoop op regen.
Kletsnat altaar in vuur en vlam
Wellicht kent u de geschiedenis van Elia met de Baälpriesters op de berg Karmel, waarover we lezen in 1 Koningen 18. Nadat de ‘God van Elia’ krachtig heeft bewezen de enige en ware God te zijn, door als Enige met vuur uit de hemel het kletsnatte altaar in vuur en vlam te zetten, klimt Elia naar de top van de berg samen met zijn knecht. Tegen Achab had hij al gezegd: “Ga, eet en drink, want er is gedruis van een overvloedige regen.” Maar de lucht is nog strakblauw. Als dan na zes keer bidden nog niets wijst op regen, kan ik me zo voorstellen dat hij tegen de Heere heeft gezegd: “Het moet nu wel gebeuren, Heere, U hebt het toch beloofd…”
We ervaarden daar in Buren dat de Heere ons door de droogte stil zette, dat Hij tot ons sprak, door Zijn Woord en door de Heilige Geest. Het was een kostbaar samenzijn om te delen wat de Heilige Geest in ons hart legde, om samen onze hoofden te buigen en tot Hem te naderen in onze gebeden. Uit het hele land waren mensen gekomen, uit allerlei kerken en gemeenten. Om ons voor de Heere te verootmoedigen, onze zonden te belijden, Hem te aanbidden en Hem te smeken om Zijn zegen, om regen op het droge land. Veel anderen lieten weten thuis mee te bidden.
We lezen dat Elia zijn hoofd buigt om voor de zevende keer te bidden. Het zal een indringend gebed zijn geweest. “Heere, hoor; Heere, doe het; Heere, U hebt vuur uit de hemel laten komen, laat nu ook regen komen…”
En opnieuw stuurt hij zijn knecht erop uit om richting de zee te kijken. Zal hij al wat zien? Dan roept hij naar Elia: “Zie, een kleine wolk, als de hand van een man, opkomend uit de zee.” Elia weet het: daar komt de regen aan. En even later plenst hevige regen neer vanuit de hemel. Zegen van God op het uitgedroogde land.
Toestand waarin de kerk verkeert
U vraagt wellicht waarom ik aan deze geschiedenis moest denken? Allereerst vanwege de droogte die toen het land trof en de aanhoudende droogte en hitte bij ons de afgelopen maanden. Maar meer nog moest ik aan deze geschiedenis denken vanwege dat wolkje, dat de knecht van Elia zag boven de zee. Dat wolkje kondigde overvloedige regen aan. Zegen.
Voor mij was die samenkomst in Buren als zo’n wolkje. Al verscheidene jaren ervaar ik dat de Heere mij de noodzaak op het hart legt van verootmoediging en belijdenis van zonde en schuld onder ons gelovigen. Voor ons land en ons volk, onze kerken en gemeenten. Voor Israël! Er is zoveel geestelijke lauwheid onder ons, zoveel verdeeldheid, zoveel langs elkaar heen leven. Terwijl de Heere Jezus tot Zijn Vader bad om eenheid onder de Zijnen. Doet het ons, doet het mij pijn als we de toestand zien waarin de kerk verkeert?
Te lang, te vaak hebben wij met onze beschuldigende vinger gewezen naar de ander. Ook ik. “Kijk eens hoe slecht en zondig hij/zij is, hoe antichristelijk die partij is, hoe ver die kerk is afgeweken van het Woord van God.” Maar waar is de bewogenheid in ons hart om mensen die voor eeuwig verloren dreigen te gaan?
Van de Heere Jezus lezen we in Mattheüs 9 dat Hij met de diepst mogelijke ontferming bewogen was over de schare die Hem volgde, omdat ze vermoeid en verstrooid waren, zoals schapen die geen herder hebben (vers 36). Zijn bewogenheid met een stervende wereld wordt wel het meest zichtbaar als Hij Zijn leven geeft en Zijn bloed stort aan het kruis van Golgotha.
Het is mijn verlangen, mijn gebed: “Geef mij nog meer van Uw genade Heere Jezus, zodat Uw bewogenheid steeds meer zichtbaar, hoorbaar en leesbaar zal worden in en door mij heen. Tot eer van U en tot zegen van velen.”
Word wakker!
Raakt het ons dat het grootste deel van ons volk niets meer met God en met de Heere Jezus te maken wil hebben? Beseffen we dat Gods hart ook naar hen uitgaat, dat Hij ook hen wil redden? Hij wil niet dat ze verloren gaan, maar dat ook zij tot bekering komen (2 Petrus 3:9). Raakt het ons dat onze Nederlandse overheid in Europees verband en bij stemmingen in de VN zich zo kritisch opstelt tegenover Israël, terwijl de Bijbel ons oproept om Israël te zegenen? We keren ons tegen Gods oogappel en keren ons daardoor ook tegen de God van Israël.
Raakt het ons dat er elke dag meer dan honderd ongeboren kinderen worden gedood in abortusklinieken in ons land? Raakt het ons nog dat het huwelijk tussen één man en één vrouw, een instelling van God, zo onder vuur ligt?
Het is mijn verlangen, mijn gebed dat het wolkje van Buren uitgroeit tot een zegenrijke overvloedige regen vanuit de hemel. Dat de christenen in Nederland, dat onze kerken en gemeenten, wakker zullen worden. Dat we op de bres zullen staan en niet langer toe zullen kijken hoe de vijand zielen rooft. Maar dat we de strijd aangaan, de geestelijke strijd. Die strijd wordt gevoerd op de knieën, met het zwaard van de Geest in onze hand, het Woord van God. En besef dat het een zware strijd is die we niet in eigen kracht kunnen voeren, maar alleen in Gods kracht, bekleed met de wapenrusting van God (Efeze 6).
Ook in Engeland
Laat bij ons het gebed en de verootmoediging niet achterwege blijven nu de Heere regen heeft gegeven. Wat zou het een genade zijn als de Heere diegenen samenbrengt bij wie Hij de noodzaak tot verootmoediging en schuldbelijdenis in het hart heeft gelegd.
Onlangs, na een spreekbeurt in een kerkdienst, raakte ik in gesprek met een vrouw die uit Engeland afkomstig bleek te zijn. Jarenlang was ze met haar man actief geweest op het zendingsveld en nu was ze een paar weken op bezoek bij haar zoon in Nederland.
Bij haar proefde ik deze zelfde gebedslast die de Heere in haar hart had gelegd. Het raakte mij toen ze vertelde dat er verspreid over Engeland op tal van plaatsen groepen bidders samenkomen, om zich voor de Heere te verootmoedigen, hun zonden en de zonden van hun volk en ook van de kerk, van de christenen te belijden en de Heere te smeken om genade, om een herleving.
Het raakte haar toen ze erover vertelde. Daar zag ze naar uit, dat was haar verlangen. “Ik zie uit naar het moment dat de Geest zal worden uitgestort op alle vlees, in de laatste dagen, zoals Handelingen 2 zegt. Dat gaat gebeuren, God heeft het immers Zelf beloofd.”
En ze vroeg mij: “Leeft dit verlangen ook in Nederland?” En ik mocht haar bemoedigen. “Ook in ons land zijn er die deze weg willen gaan, die zich voor de Heere verootmoedigen en Hem smeken om een herleving.”
Hoe nu verder?
Het is in de handen van de Heere hoe Hij dit verder leidt. Als u hier gedachten over hebt, als Hij deze gebedslast ook in uw hart heeft gelegd, laat het maar weten. Op diverse plaatsen verspreid over het land vinden al regelmatig verootmoedigingsbijeenkomsten plaats, veelal in de vorm van (kleine) gebedsgroepen. Het is mijn gebed dat de Heere degenen die hiernaar verlangen, bij elkaar zal brengen, zoals in het klein al gebeurde in Buren.
Laten we tot Hem bidden dat Hij de Geest van de genade en van de gebeden over ons zal uitstorten. Alle opwekkingen, herlevingen in het verleden zijn voorafgegaan door gebed. Zo wil de Heere werken.
“Heere, zie op ons in gunst van boven, wees ons toch genadig, Heere. We verootmoedigen ons voor U, doen belijdenis van onze zonden, onze schuld. Ook wij hebben gezondigd. Heere, hoor ons, Heere, vergeef. Scheur de hemel open en daal neer. Stort Uw Geest uit op alle vlees… Onze verwachting is van U!”
Dirk van Genderen