Vrgen - jrg. 77-25

ds. Theo Niemeijer • 77 - 2001/02 • Uitgave: 25
1. K. te E stelt ons drie vragen:
1. Tot wie had God nu gesproken om Ur te verlaten: tot Terach of tot Abraham?
2. In Openbaring 20:14 wordt over de 'Poel des Vuurs" geschreven. Wordt hier nu echt vuur mee bedoeld?
3. Is Allah, de God van de Islam, nu dezelfde God als onze God?


Antwoord:
We lezen in Genesis 11:31 en 32 dat Terach, Abram met zijn vrouw Sarai en Lot, zijn kleinzoon, nam en hen deed wegtrekken uit Ur der Chaldeeën. We lezen niet, of de Here God hem deze opdracht gegeven heeft. Nergens kunnen we in de Bijbel hierover lezen. Uit onderzoek is gebleken, dat Ur een zeer welvarende stad geweest is, die zijn tijd ver vooruit was. Het was ook een stad met grote tempelgebouwen, waar vreemde goden aanbeden werden. We lezen in Genesis 11, dat Terach de achtste vanaf Sem was. Onder het volk was een grote afval gekomen en werd de God van Noach niet meer gediend, waarop Terach met zijn zoon, schoondochter en kleinzoon Ur verlaten heeft. De weg, via Haran, was de meest gebruikelijke route naar het land Kanaán. Hoelang ze in Haran gebleven zijn, weten we niet. Wel weten we, dat Terach in Haran stierf, waarop Abram verder trok naar Kanaan. Het kan best zijn, dat Terach zo verzwakt was, dat hij in Haran bleef om daar te sterven.. .wie weet het?

In ieder geval is het duidelijk, dat de Here God, na het sterven van Terach aan Abram de opdracht gaf verder te trekken naar het beloofde land, dat God hem zou wijzen.

De "Poel des Vuurs", die we o.a. in Openbaring 20:14 tegenkomen is de hel, waarover de Bijbel meer malen spreekt. In Marcus 9:43-48 wordt over de hel gesproken als een plaats met "onuitblusbaar vuur, waar de worm niet sterft". In Mattheus 22:13 wordt over een plaats van: "buitenste duisternis, waar geween en tandengeknars zijn" gesproken. In Mattheus 15:46 wordt over de "eeuwige straf" gesproken. Niemand weet, hoe het precies in de hel zal zijn, maar de Bijbel waarschuwt ons keer op keer voor dit vreselijke oordeel dat over de ongelovigen zal komen. Er staat niet voor niets in Hebreeën 10:31 -Vreselijk is het, te vallen in de handen van de levende God." Zo mogen we de hemelse heerlijkheid door al ons menselijk geredeneer niet afzwakken, maar zeker ook niet het vreselijke oordeel, dat over de ongelovigen uitgestort zal worden.
Het wezen van Allah wordt door zijn naam niet onthuld. De naam 'Allah' is waarschijnlijk een samentrekking van Al-iláh en betekent dan 'de God', wij zouden zeggen God. De naam Allah is niet specifiek voor moslim, aangezien ook Arabische christenen God met deze naam aanduiden. In de Koran wordt de naam Allah uitgelegd door de ermee verbonden namen Rahmán en Rahim. Elke soera begint met de woorden 'in de naam van Allah de Barmhartige (Rahmán) en de Genadevolle (Rahim)'. Deze formule wordt de basmala genoemd. Elk gebed bevat de basmala, vele handelingen worden er door ingeleid en vele geschriften beginnen er mee, waarmee de naam Allah geëerd wordt. De Koran kent nog vele andere namen voor Allah zoals de Ene, de Heilige, de Werkelijke, de Eerste, de Laatste, de Koning, de Hoorder. De Koran roept op om deze 'schoonste namen' bij het gebed te gebruiken. Het zijn er negenennegentig!

Het gaat dan niet zozeer om de naam, maar om de god, die achter deze naam schuilt en geëerd wordt. En daar kunnen we heel duidelijk over zijn, de god, die de Moslims aanbidden, is niet dezelfde God, die wij kennen en aanbidden. Er zijn echter ook heel wat vrijzinnige theologen die een andere god prediken dan de God, die bijbelgetrouwe christenen belijden!

De enige ware God leren we alleen kennen door de Here Jezus en de heilige Geest die ons onderwijst door het onfeilbare Woord van God. Wie op een andere manier God leert kennen, leert een andere god kennen, misschien wel met dezelfde naam, maar toch geheel anders!



T. de V. te G. stelt ons ook drie vragen:
1. In Openbaring 20:4-5 lezen we over de martelaren uit de grote verdrukking dat ze levend worden om met Christus te regeren. Ik heb de indruk, dat alleen zij, de martelaren, met Christus zullen regeren en niet de gemeente. De martelaren hebben het 'verdiend'.
2. In Openbaring 20:4 lezen we over "tronen en zij zetten zich daarop, en het oordeel werd hen gegeven". Wordt hier hetzelfde bedoeld als de 'vierschaar'?
3. In Deuteronomium 34:6 lezen we dat de Here God Mozes op de berg Zelf begroef. In Judas :9 lezen we echter dat de aartsengel Michaël met de duivel in twist gewikkeld was over het lichaam van Mozes. Gebeuren zulke dingen wel meer?


Antwoord:
We zien in Openbaring 20:4 dat de martelaren uit de grote verdrukking levend worden als laatsten, die bij de "eerste opstanding- behoren. In vers 6 lezen we de woorden: -Zalig en heilig is hij, die deel heeft aan de eerste opstanding; over hen heeft de tweede dood geen macht, maar zij zullen priesters van God en Christus zijn en zij zullen met Hem als koningen heersen, die duizend jaren." De eerste opstanding is de opstanding uit (letterlijk: van tussen uit) de doden. Deze opstanding is heel anders dan de "opstanding der doden", die pas na het duizendjarig vrederijk plaats zal vinden: "de overige doden werden niet weder levend voordat de duizend jaren voleindigd waren” (vs. 5).

De eerste opstanding is begonnen bij de opstanding van de Eersteling: Christus, die als eerste uit de doden opstond. Vervolgens zullen de eerstelingen opstaan bij de opname der gemeente (1 Thess. 4:16) en als laatste zullen de martelaren uit de grote verdrukking aan deze eerste opstanding deel hebben. Er staat in vers 4 heel duidelijk: "zij werden weder levend", waarmee alleen de martelaren uit de grote verdrukking bedoeld worden. De gemeente is kennelijk reeds eerder opgewekt! In vers 6 hebben we duidelijk kunnen lezen dat niet alleen de laatsten, die aan de eerste opstanding deel hebben, met Christus zullen heersen, maar allen, die aan deze opstanding deel hebben… dus ook de reeds opgenomen gemeente. Lezen we ook niet in 1 Corinthiërs 6:2,3 dat de "heiligen de wereld zullen oordelen"?, waarmee Paulus de gemeente te Corinthe duidelijk wijst op haar toekomstige taak! Het zou heel kortzichtig zijn, te beweren dat alleen de martelaren met Christus zullen heersen omdat zij het verdiend zouden hebben! Wat denkt u dan van de vele christenen, die in de begintijd van de gemeente hun leven voor Christus gegeven hebben, en de christenen die in onze tijd levend gekruisigd worden in Soedan? Verdrukking is er, zolang de gemeente bestaat, geweest.

Zowel in Daniël 7:10,26 als in Judas: 15 vinden we in de N.B.G. vertaling de uitdrukking "Vierschaar”. Andere vertalingen gebruiken hier heel eenvoudig: "de rechters zetten zich neder". Het gedeelte uit Openbaring 20:4 heeft inderdaad te maken met het oordeel over deze wereld. We lezen in Johannes 5:22 dat God de Vader het gehele oordeel aan zijn Zoon overgegeven heeft. Het oordeel is reeds begonnen in het huis Gods, waarbij Christus zijn gemeente reinigt en heiligt. Straks voor de Rechterstoel van Christus zal dit oordeel zijn voleinding krijgen. Het vervolg van het oordeel vindt plaats bij zijn zichtbare wederkomst, waarbij Hij zich als koning op de troon van David zal zetten en de volkeren als schapen en bokken van elkaar gescheiden zullen worden. Het oordeel wordt voltooid op de grote witte troon, waarbij de doden, de ongelovigen aller tijden geoordeeld zullen worden. Het boek des levens zal dan geopend worden om aan te tonen dat hun naam er niet in voor komt en andere boeken zullen geopend worden om de ongelovigen te laten zien welke zonden ze in hun leven verricht hebben. Hiermee zal het oordeel afgesloten worden, waarna de Zoon alle macht aan zijn Vader over zal geven.

De twist tussen Michaël en de duivel om het lichaam van Mozes heeft voor velen vragen opgeroepen. De Bijbel geeft ons hierop ook geen antwoord. We lezen in Deuteronomium 34:6 dat de Here God Zelf het lichaam van Mozes in een dal in het land Moab begraven heeft en dat niemand zijn graf geweten heeft, tot op deze dag. Misschien heeft dit alles te maken met de toekomstige rol die Mozes, samen met Elia nog zal vervullen tijdens de grote verdrukking. We weten het niet precies. Daarnaast is het ook heel bijzonder, dat Mozes, samen met Elia in heerlijkheid verschenen is aan de Here Jezus. Zou de duivel geprobeerd hebben om het lichaam van Mozes te stelen om zo te verhinderen, dat hij in heerlijkheid met de Here Jezus op de berg der verheerlijking verscheen… of om te verhinderen, dat hij in de eindtijd terug zal komen om het hart van het volk weer terug te doen laten keren tot het hart van de kinderen?

ds. Theo Niemeijer