Image

Vragenrubriek februari - 2022

Theo Niemeijer • 98 - 2022 • Uitgave: 2

Had de Heere Jezus een eigen huis?

In Mattheüs 8:20 lezen we: ‘De vossen hebben holen en de vogelen des hemels nesten, maar de Zoon des Mensen heeft geen plaats om het hoofd neer te leggen’. In Mattheüs 13:36 lezen we echter, dat de Heere Jezus ‘naar huis ging’, dus wel degelijk een eigen onderkomen had. Kunt u dit uitleggen? (B.J. V. te T.)

Antwoord:
Bij de geboorte van de Heere Jezus in Bethlehem lezen we, dat er voor hen geen plaats was (Lukas 1:7). Verderop lezen we dat de mensen waarmee Hij opgegroeid was, Hem Zijn eigen vaderstad Nazareth uitwierpen, waarbij de bevolking Hem in de afgrond dreigde te werpen (Lk.4:29). Aan het einde van Lukas lezen we hoe de bevolking in Jeruzalem massaal de Heere Jezus verwierp met de woorden: ‘Weg met Hem’ (Lukas.23:18). Met de uitspraak van de Heere Jezus in Mattheüs 8:20 wil de Heere Jezus duidelijk maken, dat Hij door velen verworpen zal worden.
Daarnaast maakt de Heere Jezus hiermee ook duidelijk dat Zijn echte thuis niet hier op aarde is, maar in de hemel bij de Vader. Net zoals Paulus ons leert in Filippenzen 3:20, waar hij schrijft, dat we als christenen ‘hemelburgers’ zijn. De Heere Jezus heeft Zich hier op aarde nooit welkom en thuis gevoeld en wat een opluchting zal het voor Hem geweest zijn, toen Hij weer terugkeerde naar Zijn Vader in de hemel!
Tenslotte spreekt er ook een verlangen van de Heere Jezus uit. In Openbaring 3:20 lezen we over het ‘kloppen’ van de Heere Jezus aan een gesloten deur. Hij verlangt er naar om bij ons binnen te komen, en dat doet Hij wanneer we de deur van ons hart voor Hem openen. In Johannes 14:23 lezen we zelfs, dat door het geloof, de Heere Jezus én God de Vader bij ons komen wonen! Dat is toch geweldig! Inderdaad had Hij in Kapernaüm waarschijnlijk een ‘eigen huis’, in ieder geval een plek, waar Hij regelmatig verbleef, maar ook daar zal Hij Zich nooit helemaal thuis gevoeld hebben, want Zijn echte thuis was in de hemel.  

Psalmen zingen in de kerk

Via mijn Bijbelleesrooster heb ik de laatste tijd alle Psalmen gelezen. Tijdens dit lezen werd ik steeds meer bepaald bij de berijmde Psalmen die in veel kerken gezongen worden. Zijn deze Psalmen niet in de eerste plaats geschreven voor het volk Israël en kunnen wij, als Nieuwtestamentische gemeente, deze Psalmen zomaar zingen? Bevestigen we hiermee niet de vervangingstheologie? (H. K. te B.)

Antwoord:
De 150 Psalmen zijn getoonzet op 124 melodieën, alle afkomstig uit het Franse psalmboek dat in 1562 in Genève gereed kwam, maar dat gegroeid was uit een aantal voorlopige uitgaven. Zo verscheen in 1539 al een kleine verzameling psalmen in Straatsburg toen Calvijn daar predikant was. Hij was namelijk al zelf begonnen met het berijmen van de Psalmen. Later riep hij de hulp in van dichter Clément Marot, die in totaal nog eens 50 psalmen berijmd heeft. Voor de melodieën werd een beroep gedaan op de Straatsburgse componist Matthias Greiter en Wolfgang Dachstein. Toen Calvijn terug was in Genève heeft Theodore Beze de berijming van de 150 psalmen voltooid. Voor de melodieën hebben onder andere de componisten Bourgeois en Maistre Pierre gezorgd.
De melodieën zijn sterk verwant aan de middeleeuwse kerkzang en zelfs aan de melodieën uit de joodse synagoge. Bepaalde toonsoorten werden aangepast aan het karakter van de psalm zoals bijvoorbeeld lof- boete- en onderwijs psalmen. (ontleend aan de inleiding van het psalmenboek uit 1773).

De psalmen werden echter ook al gezongen vóór de christenen dat deden. Zo weten we dat de ‘liederen van de opgang’, of ook wel de voor ons bekende ‘bedevaartsliederen’ (Psalm 120-134) door vele joden gezongen werden, wanneer ze optrokken naar Jeruzalem om daar het Paasfeest, Pinksterfeest of het Loofhuttenfeest te vieren. Ook het Kleine- en Grote Hallel (Psalm 113-114 en 115-118) werd tijdens de Paasmaaltijd gezongen (zie bv. Mattheüs 26:30). De Psalmen hadden dus al vóór hun intrede in de christelijke eredienst hun plaats in de Joodse eredienst.
We lezen echter in Efeze 5:19 dat we als gemeente opgeroepen worden om ook psalmen te zingen. Ja, de Psalmen zijn in de eerste plaats voor Israël geschreven en bedoeld, maar hebben ook een zeer rijke inhoud voor ons als gelovigen uit de heidenen. Het zijn juist de Psalmen, waarin de grootheid en de majesteit van God zó bezongen wordt. Het zou een geestelijke verarming betekenen voor een gemeente, wanneer de psalmen ‘in de ban gedaan zouden worden’. Helaas worden de psalmen de laatste tijd steeds meer door luchtige, oppervlakkige, trantgevoelige en vaak inhoudsloze liedjes verdrongen.
Persoonlijk mis ik deze ‘stoere’ psalmen. Het lijkt er op dat deze psalmen niet meer passen in een versofte samenleving waar alles steeds meer om emotie en gevoel draait. Laten we als kerk daar toch niet in meegaan!
Psalmen passen dus zeer zeker binnen de christelijke eredienst, maar we worden daarbij wel opgeroepen om bij de betekenis van deze psalmen ook altijd rekening te houden met Gods plan met Zijn verbondsvolk Israël. 1 Korinthe 10:5 leert ons dat de gebeurtenissen die Israël meemaakte ook voor ons tot voorbeeld zijn, zo ook het onderwijs uit de Psalmen.

Bruid en Bruidegom drinken uit de beker

Naar aanleiding van de film over de joodse bruiloft heb ik een paar vragen. In deze film wordt gezegd, dat de Heere Jezus bij het Avondmaal zegt, dat hij de drinkbeker met ons opnieuw zal drinken in het Huis van de Vader. Dat staat er toch niet? Hij zegt toch ‘in het koninkrijk van de Vader’? En is de bazuin uit 1 Thessalonicenzen dezelfde bazuin als die in 1 Korinthe 15:52 of gaat het hier om de bazuinen van het bazuinenfeest? G. v. D. te @)

Antwoord:
Er zijn veel overeenkomsten tussen de Joodse bruiloft en de bruiloft van Christus en de gemeente. Wanneer Paulus in Efeze 5:22-33 de relatie tussen man en vrouw vergelijkt met die van de Heere Jezus met de gemeente, dan kan het niet anders dan dat Paulus hierin het beeld van de joodse bruiloft voor ogen had. In de film zien we dan ook veel aanknopingspunten die deze bruiloft verduidelijken.
Wanneer de bruidegom van de aanstaande bruid afscheid neemt, drinken ze beide uit de beker en belooft de bruidegom de bruid dat ze weer samen uit de beker zullen drinken als de bruiloft aangebroken is. De Heere Jezus heeft deze belofte ook gedaan en zei: ‘Ik zal van nu aan niet meer van de vrucht van de wijnstok drinken, tot op die dag, dat Ik haar met u nieuw zal drinken in het koninkrijk mijns Vaders’ (Mattheüs 26:29). De vervulling hiervan voltrekt zich in Openbaring 19:6-8. Hier aanvaardt de Heere Jezus het koningschap waarmee op hetzelfde moment het bruiloftsfeest begint. De troonbestijging en de ‘bruiloft des lams’ vinden tegelijkertijd plaats waarop Hij ook opnieuw de beker met Zijn bruid “de gemeente” zal drinken.
De bruiloft des Lams zal dus niet plaatsvinden tijdens de grote verdrukking, maar aan het einde daarvan, wanneer de Heere Jezus Zijn koningschap aanvaardt.  

De bazuin Gods, die in 1 Thessalonicenzen 4:16 genoemd wordt, zal klinken op het moment, waarop de Heere Zijn gemeente tot Zich zal nemen. Het gaat inderdaad om dezelfde bazuin als uit 1 Korinthe 15:52. We weten dat de voorjaarfeesten (Pascha, het feest der Eerstelingen en het Pinksterfeest) alle in vervulling gingen tijdens de viering van deze drie Joodse feesten. Zo werd het kruis de vervulling van het Joodse Pascha, de opstanding, de vervulling van het Joodse feest der Eerstelingen en de uitstorting van de Heilige Geest de vervulling van het Joodse Pinksterfeest. Het ligt in de verwachting dat de drie najaarsfeesten (de dag van de Bazuinen, de Grote Verzoendag en het Loofhuttenfeest) ook vervuld zullen worden op dezelfde wijze als de voorjaarsfeesten. Dus de dag van de bazuin bij de opname van de gemeente, de Grote Verzoendag bij de bekering en wedergeboorte van Israël en het Loofhuttenfeest bij de wederkomst van de Heere Jezus in majesteit.
De eerstvolgende gebeurtenis is inderdaad de opname van de gemeente, en ik zou er niet vreemd van opkijken, wanneer deze plaats zal vinden tijdens het Bazuinenfeest van Israël. Natuurlijk weten we dit niet zeker en verwachten we de Heere Jezus elk moment terug, maar het zou zo maar kunnen zijn!  

Theo Niemeijer