Vragen - jrg. 91-02 - De slang in Gods hof
Onlangs hoorde ik dat de slang die Eva verleidde een staand wezen was en gestraft werd tot een kruipend dier. Waar kan ik dit in de Bijbel vinden? (L. v. E. te L.)
Antwoord:
In Ezechiël 28:2 vinden we een profetie over de vorst van Tyrus. Deze vorst wilde zich gelijkstellen aan God: ‘Omdat uw hart hoogmoedig geworden is en gij zegt: ik ben een god, een godenwoning bewoon ik midden in de zee, terwijl gij een mens zijt en geen god en gij in uw hart uzelf gelijk stelt met een god…’ Deze gelijkstelling met een god komt in dit hoofdstuk verschillende keren voor. Hierin is de vorst van Tyrus een type van de duivel die zich ook aan God gelijk wilde stellen. We lezen in deze profetie dat de vorst van Tyrus van de ‘berg der Goden’ verbannen werd (:16) en ter aarde geworpen werd geworpen (:17) en uiteindelijk tot as op de grond zal worden (:18).
Zo lezen in Jesaja 14:12-15 hetzelfde over Babel, dat zich ook aan God gelijk wilde stellen, maar in het dodenrijk neergeworpen werd, in de diepste groeve.
Wanneer we in Ezechiël 28 het klaaglied over de vorst van Tyrus lezen, dan begint deze met de woorden: ‘Volmaakt zijt gij van gestalte, vol van wijsheid, volkomen schoon. In de hof van Eden waart gij, Gods hof’ (:12). We weten dat de vorst van Tyrus nooit in Gods hof geweest is, maar wel de duivel, in de gedaante van een slang. De duivel wordt in de Bijbel regelmatig de oude slang genoemd. De duivel was eens één van de belangrijkste engelen in Gods nabijheid, maar toen hij zich aan God gelijk wilde stellen werd hij uit de hemel verbannen en ter aarde geworpen. Ditzelfde zien we hier dus ook terug bij de vorst van Tyrus, maar ook bij Babel en ten slotte ook bij de mens der wetteloosheid, de antichrist die zich ook aan God gelijk zal stellen.
De vorst van Tyrus is dus een beeld van de duivel, de slang, die volgens Ezechiël 28:12 ‘volmaakt van gestalte, vol van wijsheid en volkomen schoon was, en in de hof van Eden aanwezig was.’ Zo lezen we in Genesis 3:1 dat de slang het listigste van alle dieren des velds was! Eva keek er helemaal niet vreemd van op dat deze slang met haar in gesprek kwam. De slang was blijkbaar zo intelligent dat ze qua intellect heel dicht bij de mens stond. Hoe het leefgedrag van de slang vóór de zondeval was, kunnen we nergens in de Bijbel lezen. Het zou heel goed kunnen dat de slang zich opgericht verplaatste. In ieder geval is het pas na de zondeval dat de slang plat op zijn buik door het stof kruipt: ‘Vervloekt zijt gij onder al het gedierte des velds; op uw buik zult gij gaan en stof eten, zolang gij leeft’ (Genesis 3:14).
Hiermee werd de slang tot een teken gesteld voor de val van de vorst van Tyrus ‘Ter aarde wierp Ik u neer… Ik maakte u tot as op de grond’ (Ezechiël 28:17-18) en de val van Babel (Jesaja 14 en Openbaring 17-19). Uiteindelijk zal de vloek van de slang vervuld worden bij de veroordeling en overwinning van de duivel.
In Openbaring 12:4 zien we hoe deze verbanning grote gevolgen heeft voor satan, daarna zal Hij 1000 jaar gebonden worden, waarna het voor hem definitief over is (Openbaring 20:10).
In Matteüs 27:51-53 lezen we over de lichamen van vele heiligen die bij het sterven van de Here Jezus opgewekt werden en na Zijn opstanding uit de graven gingen en aan velen in de heilige Stad verschenen. Gaat het hier om de Oudtestamentische gelovigen en wordt met de heilige stad het hemelse Jeruzalem bedoeld? (K. B. te S.)
Antwoord:
In een paar zinnen wordt ons hier in Matteüs iets verteld wat we in geen ander evangelie tegenkomen en waar veel onduidelijkheid over bestaat.
Het gaat hier in ieder geval niet om alle Oudtestamentische gelovigen, want in Handelingen 3:29 wordt door Petrus nog gewoon gesproken over het graf van David, die daar ook toen nog begraven lag. Het opstaan van deze ontslapen heiligen moeten we meer zien als een teken, net zoals het scheuren van het voorhangsel, de aardbeving en het scheuren van de rotsen. Het is een overwinningsteken, waarin de Here God laat zien dat de dood, de zonde en de duivel met al zijn macht door het sterven van onze Heiland aan het kruis overwonnen is.
Bij het sterven van de Here Jezus daalde de Here Jezus af naar de laagste aardse gewesten om de krijgsgevangenen, de Oudtestamentische gelovigen, die tot die tijd in het dodenrijk verbleven, te bevrijden en hen mee te nemen naar het Paradijs (Efeziërs 4:7-10). Als teken daarvan werden deze heiligen opgewekt om aan de nog op aarde levende mensen te verschijnen. Er staat niet dat ze alleen aan gelovigen verschenen. Ongelovigen zouden dus ook zo'n verschijning meegemaakt kunnen hebben, hoewel het er niet staat! Ze verschenen, zo ver ik de tekst begrijp, net zoals de Here Jezus na Zijn opstanding, gewoon in het aardse Jeruzalem, om daar te getuigen van de overwinning die aan het kruis behaald was.
De vraag is, of deze opgewekte heiligen later weer gestorven zijn en weer in hun graven opnieuw begraven werden? Dit lijkt me niet het geval. Waarschijnlijk zijn ze hierna met hun opstandingslichaam ook naar het hemels paradijs gegaan om zich daar bij de overige Oudtestamentische gelovigen te voegen.
Kun u mij de betekenis geven van de zegen die Issakar van zijn vader Jakob ontving: ‘Issakar is een bonkige ezel, die tussen de stallingen (St.Vert.: twee lasten) ligt; als hij ziet, dat de rust goed is, en dat het land lieflijk is, buigt hij zijn schouder om te torsen en leent zich tot slaafse herendienst.’ (J. K. te T.)
Antwoord:
De betekenis van de naam Issakar wordt ons in Genesis 30:18 gegeven: ‘God heeft mij loon gegeven’. We lezen hier over de geschiedenis van de liefdesappelen die Ruben, de zoon van Lea, in het veld gevonden had. Rachel wilde deze liefdesappelen graag hebben. In ruil hiervoor mocht Lea die nacht bij Jakob slapen, waardoor Lea zwanger van Issakar werd. Hij was dus het loon voor de liefdesappelen!
Vanuit Jozua 19 weten we dat de stam Issakar een zeer vruchtbaar landbouwgebied toegewezen werd. Het dal Jizreël was een goed bewerkbaar en uitstekend dal voor de landbouw. Tegenwoordig wordt deze streek nog steeds de ‘graanschuur’ van Israël genoemd. Het feit dat Issakar met een ‘bonkige’, lees: sterke ezel vergeleken wordt, heeft niets minderwaardigs in zich. Een ezel was in Israël een zeer geëerd dier. Issakar heeft zich met name bezig gehouden met landbouw en wist dat het goed rusten was na ‘gedane arbeid’. Het hardwerkende karakter van Issakar in de landbouw, met het verdiende loon, wordt met name in deze zegen van Jakob samengevat.
Wat gebeurt er bij de opname van de gemeente met de vele kleine kinderen, en worden er tijdens de grote verdrukking nog kinderen geboren? Had de Here God niet veel beter direct na de zondeval de duivel kunnen vernietigen, waarom moet dit zo lang (7000 jaar?) duren? (A. en M. O. te @)
Antwoord:
In Matteüs 18:5-6 spreekt de Here Jezus over de kleine kinderen: ‘Een ieder die zulk een kind ontvangt in mijn naam, ontvangt Mij. Maar een ieder die één dezer kleinen, die in Mij geloven tot zonde verleidt, het zou beter voor hem zijn dat een molensteen om zijn hals was gehangen en hij verzwolgen was in de diepte der zee.’
Hier spreekt de Here Jezus over kleine kinderen die, hoe jong ze ook zijn, in Hem geloven! Hoe dichter een mens bij zijn geboorte staat, hoe dichter hij ook bij God is. Ieder leven komt namelijk bij God vandaan, want Hij is de Schepper van al het leven. Zo weten we dat een atheïst niet geboren wordt, maar in deze goddeloze wereld gevormd wordt. Atheïsme is niet een natuurlijk, aangeboren verschijnsel, maar een actieve inspanning die zich bezig houdt met het geforceerd loochenen van God. Ieder mens die oprecht nadenkt en zich niet door het bestaand atheïsme laat beïnvloeden, zal tot de conclusie komen dat er geen leven zonder God is. Daarom zegt David heel duidelijk: ‘De dwaas zegt in zijn hart: er is geen God’ (Psalm 14:1).
We kunnen het lot van kleine kinderen rustig in Gods handen leggen die ook de honderdtwintigduizend mensen, die het onderscheid tussen hun rechterhand en hun linkerhand niet kenden (waarschijnlijk jonge kinderen) in Ninevé wilde behouden (Jona 4:11)! Daarbij dienen we wel rekening te houden met het feit, dat kinderen al op vroege leeftijd de Here Jezus kunnen leren kennen en een duidelijke beslissing voor Hem kunnen maken!
Waarom het zo lang duurt? God had een opdracht aan de mensen gegeven om de aarde te vervullen en te onderwerpen. Wanneer de Here God na de zondeval direct een punt achter de geschiedenis van de mensheid gezet zou hebben, zou Zijn plan met de mensheid niet vervuld zijn en God in Zijn plannen niet waarachtig geweest zijn. Hier valt nog heel veel over te zeggen. Misschien zal ik een andere keer hier meer over schrijven.
Theo Niemeijer
Antwoord:
In Ezechiël 28:2 vinden we een profetie over de vorst van Tyrus. Deze vorst wilde zich gelijkstellen aan God: ‘Omdat uw hart hoogmoedig geworden is en gij zegt: ik ben een god, een godenwoning bewoon ik midden in de zee, terwijl gij een mens zijt en geen god en gij in uw hart uzelf gelijk stelt met een god…’ Deze gelijkstelling met een god komt in dit hoofdstuk verschillende keren voor. Hierin is de vorst van Tyrus een type van de duivel die zich ook aan God gelijk wilde stellen. We lezen in deze profetie dat de vorst van Tyrus van de ‘berg der Goden’ verbannen werd (:16) en ter aarde geworpen werd geworpen (:17) en uiteindelijk tot as op de grond zal worden (:18).
Zo lezen in Jesaja 14:12-15 hetzelfde over Babel, dat zich ook aan God gelijk wilde stellen, maar in het dodenrijk neergeworpen werd, in de diepste groeve.
Wanneer we in Ezechiël 28 het klaaglied over de vorst van Tyrus lezen, dan begint deze met de woorden: ‘Volmaakt zijt gij van gestalte, vol van wijsheid, volkomen schoon. In de hof van Eden waart gij, Gods hof’ (:12). We weten dat de vorst van Tyrus nooit in Gods hof geweest is, maar wel de duivel, in de gedaante van een slang. De duivel wordt in de Bijbel regelmatig de oude slang genoemd. De duivel was eens één van de belangrijkste engelen in Gods nabijheid, maar toen hij zich aan God gelijk wilde stellen werd hij uit de hemel verbannen en ter aarde geworpen. Ditzelfde zien we hier dus ook terug bij de vorst van Tyrus, maar ook bij Babel en ten slotte ook bij de mens der wetteloosheid, de antichrist die zich ook aan God gelijk zal stellen.
De vorst van Tyrus is dus een beeld van de duivel, de slang, die volgens Ezechiël 28:12 ‘volmaakt van gestalte, vol van wijsheid en volkomen schoon was, en in de hof van Eden aanwezig was.’ Zo lezen we in Genesis 3:1 dat de slang het listigste van alle dieren des velds was! Eva keek er helemaal niet vreemd van op dat deze slang met haar in gesprek kwam. De slang was blijkbaar zo intelligent dat ze qua intellect heel dicht bij de mens stond. Hoe het leefgedrag van de slang vóór de zondeval was, kunnen we nergens in de Bijbel lezen. Het zou heel goed kunnen dat de slang zich opgericht verplaatste. In ieder geval is het pas na de zondeval dat de slang plat op zijn buik door het stof kruipt: ‘Vervloekt zijt gij onder al het gedierte des velds; op uw buik zult gij gaan en stof eten, zolang gij leeft’ (Genesis 3:14).
Hiermee werd de slang tot een teken gesteld voor de val van de vorst van Tyrus ‘Ter aarde wierp Ik u neer… Ik maakte u tot as op de grond’ (Ezechiël 28:17-18) en de val van Babel (Jesaja 14 en Openbaring 17-19). Uiteindelijk zal de vloek van de slang vervuld worden bij de veroordeling en overwinning van de duivel.
In Openbaring 12:4 zien we hoe deze verbanning grote gevolgen heeft voor satan, daarna zal Hij 1000 jaar gebonden worden, waarna het voor hem definitief over is (Openbaring 20:10).
In Matteüs 27:51-53 lezen we over de lichamen van vele heiligen die bij het sterven van de Here Jezus opgewekt werden en na Zijn opstanding uit de graven gingen en aan velen in de heilige Stad verschenen. Gaat het hier om de Oudtestamentische gelovigen en wordt met de heilige stad het hemelse Jeruzalem bedoeld? (K. B. te S.)
Antwoord:
In een paar zinnen wordt ons hier in Matteüs iets verteld wat we in geen ander evangelie tegenkomen en waar veel onduidelijkheid over bestaat.
Het gaat hier in ieder geval niet om alle Oudtestamentische gelovigen, want in Handelingen 3:29 wordt door Petrus nog gewoon gesproken over het graf van David, die daar ook toen nog begraven lag. Het opstaan van deze ontslapen heiligen moeten we meer zien als een teken, net zoals het scheuren van het voorhangsel, de aardbeving en het scheuren van de rotsen. Het is een overwinningsteken, waarin de Here God laat zien dat de dood, de zonde en de duivel met al zijn macht door het sterven van onze Heiland aan het kruis overwonnen is.
Bij het sterven van de Here Jezus daalde de Here Jezus af naar de laagste aardse gewesten om de krijgsgevangenen, de Oudtestamentische gelovigen, die tot die tijd in het dodenrijk verbleven, te bevrijden en hen mee te nemen naar het Paradijs (Efeziërs 4:7-10). Als teken daarvan werden deze heiligen opgewekt om aan de nog op aarde levende mensen te verschijnen. Er staat niet dat ze alleen aan gelovigen verschenen. Ongelovigen zouden dus ook zo'n verschijning meegemaakt kunnen hebben, hoewel het er niet staat! Ze verschenen, zo ver ik de tekst begrijp, net zoals de Here Jezus na Zijn opstanding, gewoon in het aardse Jeruzalem, om daar te getuigen van de overwinning die aan het kruis behaald was.
De vraag is, of deze opgewekte heiligen later weer gestorven zijn en weer in hun graven opnieuw begraven werden? Dit lijkt me niet het geval. Waarschijnlijk zijn ze hierna met hun opstandingslichaam ook naar het hemels paradijs gegaan om zich daar bij de overige Oudtestamentische gelovigen te voegen.
Kun u mij de betekenis geven van de zegen die Issakar van zijn vader Jakob ontving: ‘Issakar is een bonkige ezel, die tussen de stallingen (St.Vert.: twee lasten) ligt; als hij ziet, dat de rust goed is, en dat het land lieflijk is, buigt hij zijn schouder om te torsen en leent zich tot slaafse herendienst.’ (J. K. te T.)
Antwoord:
De betekenis van de naam Issakar wordt ons in Genesis 30:18 gegeven: ‘God heeft mij loon gegeven’. We lezen hier over de geschiedenis van de liefdesappelen die Ruben, de zoon van Lea, in het veld gevonden had. Rachel wilde deze liefdesappelen graag hebben. In ruil hiervoor mocht Lea die nacht bij Jakob slapen, waardoor Lea zwanger van Issakar werd. Hij was dus het loon voor de liefdesappelen!
Vanuit Jozua 19 weten we dat de stam Issakar een zeer vruchtbaar landbouwgebied toegewezen werd. Het dal Jizreël was een goed bewerkbaar en uitstekend dal voor de landbouw. Tegenwoordig wordt deze streek nog steeds de ‘graanschuur’ van Israël genoemd. Het feit dat Issakar met een ‘bonkige’, lees: sterke ezel vergeleken wordt, heeft niets minderwaardigs in zich. Een ezel was in Israël een zeer geëerd dier. Issakar heeft zich met name bezig gehouden met landbouw en wist dat het goed rusten was na ‘gedane arbeid’. Het hardwerkende karakter van Issakar in de landbouw, met het verdiende loon, wordt met name in deze zegen van Jakob samengevat.
Wat gebeurt er bij de opname van de gemeente met de vele kleine kinderen, en worden er tijdens de grote verdrukking nog kinderen geboren? Had de Here God niet veel beter direct na de zondeval de duivel kunnen vernietigen, waarom moet dit zo lang (7000 jaar?) duren? (A. en M. O. te @)
Antwoord:
In Matteüs 18:5-6 spreekt de Here Jezus over de kleine kinderen: ‘Een ieder die zulk een kind ontvangt in mijn naam, ontvangt Mij. Maar een ieder die één dezer kleinen, die in Mij geloven tot zonde verleidt, het zou beter voor hem zijn dat een molensteen om zijn hals was gehangen en hij verzwolgen was in de diepte der zee.’
Hier spreekt de Here Jezus over kleine kinderen die, hoe jong ze ook zijn, in Hem geloven! Hoe dichter een mens bij zijn geboorte staat, hoe dichter hij ook bij God is. Ieder leven komt namelijk bij God vandaan, want Hij is de Schepper van al het leven. Zo weten we dat een atheïst niet geboren wordt, maar in deze goddeloze wereld gevormd wordt. Atheïsme is niet een natuurlijk, aangeboren verschijnsel, maar een actieve inspanning die zich bezig houdt met het geforceerd loochenen van God. Ieder mens die oprecht nadenkt en zich niet door het bestaand atheïsme laat beïnvloeden, zal tot de conclusie komen dat er geen leven zonder God is. Daarom zegt David heel duidelijk: ‘De dwaas zegt in zijn hart: er is geen God’ (Psalm 14:1).
We kunnen het lot van kleine kinderen rustig in Gods handen leggen die ook de honderdtwintigduizend mensen, die het onderscheid tussen hun rechterhand en hun linkerhand niet kenden (waarschijnlijk jonge kinderen) in Ninevé wilde behouden (Jona 4:11)! Daarbij dienen we wel rekening te houden met het feit, dat kinderen al op vroege leeftijd de Here Jezus kunnen leren kennen en een duidelijke beslissing voor Hem kunnen maken!
Waarom het zo lang duurt? God had een opdracht aan de mensen gegeven om de aarde te vervullen en te onderwerpen. Wanneer de Here God na de zondeval direct een punt achter de geschiedenis van de mensheid gezet zou hebben, zou Zijn plan met de mensheid niet vervuld zijn en God in Zijn plannen niet waarachtig geweest zijn. Hier valt nog heel veel over te zeggen. Misschien zal ik een andere keer hier meer over schrijven.
Theo Niemeijer