Vragen - jrg. 90-21 - Wat betekent het Oude Testament voor ons?

ds. Theo Niemeijer • 90 - 2014 • Uitgave: 21
In het Oude Testament spraken de profeten tot het volk Israël. Heel vaak worden deze teksten één op één toegepast als bemoediging voor ons. Mag dit zomaar? Hoe moeten we deze teksten goed lezen en interpreteren? Ik denk hierbij aan teksten zoals: ‘Mijn plan staat met jullie vast…’ (Jeremia 29:11) en ‘Ik heb je in mijn handpalm gegrift, uw muren zijn bestendig vóór Mij’ (Jesaja 49:16). (anoniem)

Antwoord:
Voor een goed begrip van Gods Woord is het van de het grootste belang om de Bijbel ‘heils-historisch’ te lezen. We zullen moeten ontdekken in welke tijd, onder welke omstandigheden en aan wie de verschillende gedeelten uit de Bijbel geschreven zijn. We zullen dan ontdekken dat het Oude Testament voor het grootste gedeelte over Gods handelen met Israël en de geschiedenis van dit uitverkoren volk handelt. Natuurlijk lezen we in 1 Korintiërs 10:6 dat al deze gebeurtenissen die Israël meegemaakt heeft en die in het Oude Testament beschreven worden, ons ten voorbeeld gegeven zijn. Het Nieuwe Testament heeft haar wortels in het Oude Testament en zijn beide onlosmakelijk aan elkaar verbonden.
De gedeelten in de Bijbel zijn lang niet allemaal over ons geschreven, maar wel voor ons! In zowel het Oude als het Nieuwe Testament gaat het om dezelfde God Die Zich over de mens ontfermt. Daarbij moeten we ons ervan bewust zijn dat Hij nooit verandert, maar in bepaalde tijden wel anders handelt. Zo zien we in Hebreeën 13:18-21 dat God zich in het Oude Testament aan Zijn volk openbaarde met vuur, donkerheid, bazuingeschal, rook, aardbevingen en onweer. Vandaag ontmoeten we de Here God in Christus als onze liefhebbende Vader. Het gaat hier om dezelfde God, maar toch ook weer heel anders!
Zo mogen de Oudtestamentische profetieën ook voor ons een bemoediging zijn, waarbij we nooit uit het oog moeten verliezen onder welke omstandigheden en met welk doel de profetieën in het Oude Testament geschreven zijn. We zien dat Paulus, met name in de Romeinenbrief, regelmatig tekstgedeelten uit de Thora, de Psalmen en Jesaja aanhaalt en deze toepast op de gemeente van Jezus Christus.


Hartelijk dank voor uw heldere antwoord over de opname van de gemeente vóór de grote verdrukking. De Schrift spreekt van de opname van de in Christus ontslapenen en daarbij zijn ook de gelovigen uit het Oude Testament begrepen. Romeinen 3:25-26 maakt ons dit duidelijk, maar ook de 24 oudsten (2x12) die in Openbaring 4:4 beschreven worden en rondom de troon van de Here gezeten zijn. Hoe denkt u hierover? (G. v. S. te W.)

Antwoord:
Het gaat hier om de vraag, wie er bij de opname opgenomen worden. Gaat het hierbij alleen om de gemeente of ook om alle Oudtestamentische gelovigen? In 1 Korintiërs 15:23 wordt gezegd dat ‘zij die van Christus zijn bij zijn komst’ uit de doden op zullen staan bij. Nu is dus de vraag, of de gelovigen uit het Oude Testament ook Christus toebehoren? In Efeziërs 4:8-10 lezen we hoe de Here Jezus na Zijn sterven aan het kruis naar het dodenrijk afdaalde om de ‘krijgsgevangenen’, waarmee waarschijnlijk alle gelovigen uit het Oude Testament bedoeld worden, uit het dodenrijk te bevrijden en met Hem mee nam naar het hemels paradijs. Tot het sterven van Christus aan het kruis daalde iedereen, gelovigen en ongelovigen, af naar het dodenrijk. Er was tussen gelovigen en ongelovigen wel een onoverkomelijke kloof in het dodenrijk, maar toch blijkt dat beiden na het sterven in het dodenrijk afdaalden. (Zie hiervoor de geschiedenis van de rijke man en de arme Lazarus in Lucas 16:19-31.)
Zo zien we dat na het volbrachte werk van de Here Jezus alle gelovigen uit het Oude Testament het dodenrijk hebben verlaten en hun intrek in de hemelse heerlijkheid genomen hebben. Voor hen werd vervuld wat Paulus schrijft: ‘Om alles tot volheid te brengen’. Ze mochten nu ook in de hemelse heerlijkheid komen omdat de vergeving van zonden pas nu werkelijkheid voor hen werd. Paulus schrijft in Romeinen 3:25 dat in het Oude Testament hun zonden bedekt werden en onder de verdraagzaamheid van God geplaatst. De offers die in het Oude Testament gebracht werden, konden hun zonden niet wegnemen (Hebreeën 10:3-4), maar brachten hun zonden steeds weer in gedachtenis. In afwachting op het volmaakte offer werden hun zonden bedekt, maar nog niet weggenomen.
Dit was ook de inhoud van het gesprek dat Mozes en Elia met de Here Jezus voerde, toen de Here Jezus op de berg verheerlijkt werd. Ze spraken met Hem over Zijn ‘uitgang die Hij in Jeruzalem zou volbrengen’, waarmee bedoeld wordt dat ze met Hem over de verlossing aan het kruis spraken. Zelfs Mozes en Elia hadden deze verlossing nodig, omdat ook hun zonden nog niet weggenomen, maar onder de verdraagzaamheid van God bedekt waren.
Bij hun verlossing uit het dodenrijk bleven hun lichamen echter op aarde achter. Zo spreekt Petrus over het graf van David, dat tot op heden nog steeds onder ons is (Handelingen 2:29). Het lijkt me onlogisch, dat wanneer ‘zij die van Christus’ zijn bij Zijn komst uit de doden op zullen staan, dat dan de lichamen van de gelovigen uit het Oude Testament in hun graven op aarde achter zullen blijven. Vandaar dat hun opstanding waarschijnlijk zichtbaar gemaakt wordt in het beeld van de 24 oudsten die rond de troon zitten. Het gaat hier dan om de gelovigen uit het Oude Testament als de 12 zonen van Jakob en de gelovigen uit het Nieuwe Testament als de 12 apostelen van het Lam.


Ik heb altijd het idee dat ik vergeving van God moet verdienen, maar dit is toch niet zo, je kunt het toch niet verdienen? Kunt u mij vertellen hoe ik vergeving krijg, de Heilige Geest ontvang en het eeuwige leven krijg? (M. @)

Antwoord:
In Efeziërs 4:32 lezen we dat God ons in Christus vergeving geschonken heeft. Op basis van dat wat Christus voor ons aan het kruis gedaan heeft mogen we God om vergeving vragen. In Efeziërs 1:7 lezen we hierover: ‘En in Hem hebben wij de verlossing door zijn bloed, de vergeving van de overtredingen, naar de rijkdom van zijn genade.’
In Psalm 32:5 kunnen we lezen: ‘Mijn zonde maakte ik U bekend, en mijn overtredingen verheelde ik niet; ik zeide: ik zal de Here mijn overtredingen belijden, en Gij vergaaft de schuld mijner zonde.’ We zien hier hoe David na zijn vreselijke zonde met Bathseba uiteindelijk zijn zonde aan God bekend maakte en daarbij geen enkel daad van zichzelf goed praatte! Zo leert Johannes ons: ‘Indien wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig om ons de zonden te vergeven en ons te reinigen van alle ongerechtigheid.’
Deze teksten laten ons zien dat we vergeving absoluut niet kunnen verdienen, maar uitsluitend door genade mogen ontvangen. Het middel van vergeving is de Here Jezus Zelf die al onze zonden in Zijn lichaam aan het kruis gebracht heeft (1 Petrus 2:24) en de straf die wij verdiend hadden, het oordeel en onze schuld op Zich genomen heeft.
Wanneer we dit grote geschenk van God aanvaarden, belooft Gods Woord ons het eeuwige leven. Dit eeuwige leven is niet in de eerste plaats een eindeloos leven, maar veel meer Christus Zelf die door de Heilige Geest in ons komt wonen. Zo ontvangen we op het moment waarop we tot het geloof in Christus komen niet alleen vergeving van zonden, maar ook een nieuwe leven, het eeuwig leven! Dit kan alleen maar door het ontvangen van de Heilige Geest. De Bijbel leert ons dat we Zijn Geest ontvangen op het moment waarop we tot het geloof in de Here Jezus komen (Efeziërs 1:13).
In 1 Johannes 5:11 en 13 lezen we dat God ons eeuwig leven gegeven heeft en dat dit leven in Zijn Zoon is, en door het geloof in de Here Jezus we zeker mogen weten dat we eeuwig leven hebben!
We weten dat we in de eindtijd leven en dat er niet veel tijd meer is. Ben u er zeker van dat u vergeving van zonde en eeuwig leven ontvangen hebt? Vanuit de overvloed van Zijn genade wil Hij u dit schenken, ook op dit moment, waarop u deze woorden leest! Stel het niet uit, anders kan het wel eens te laat zijn!

Theo Niemeijer