Vragen - jrg. 90-06 - De Gemeente is niet Gods ‘plan-B’

ds. Theo Niemeijer • 90 - 2014 • Uitgave: 6
In Efeziërs 1:4 staat dat we in Hem vóór de grondlegging der wereld uitverkoren zijn. Is er dus toch een uitverkiezing bij God? (M. O. te @)

Antwoord:
In deze brief laat Paulus ons het geheim en de uitverkiezing van de gemeente zien. Het gaat in dit vers niet in de eerste plaats om de individuele gelovige, maar om de gemeente in haar geheel. De gemeente bestond al in Gods plan vóór Hij de wereld geschapen had. We lezen dit in Handelingen 15:14 ‘hoe God van meet aan er op bedacht geweest is, een volk voor zijn naam uit de heidenen te vergaderen.’ De gemeente is in Gods gedachten niet pas ontstaan na het verwerpen van de Messias door Israël, als een soort ‘noodplan’! Petrus legt in Handelingen 2:23 uit ‘dat het naar de bepaalde raad en voorkennis van God was, dat het Joodse volk de Here Jezus uitgeleverd heeft en door de handen van wetteloze mensen aan het kruis genageld en gedood heeft.’
Paulus legt ons in Romeinen 11:11 uit dat door de val van Israël het heil naar de heidenen gekomen is, waarmee hij doelt op het ontstaan van de gemeente na de val van Israël. Om dit te bereiken heeft Hij Israël als heilsvolk uitverkoren om tot zegen te worden voor de gehele wereld en de gemeente uitverkoren om al van vóór de grondlegging ter wereld zijn eigendom te worden. Zo lezen we ook in Johannes 4:22 dat het ‘heil’ uit het Joodse volk is. Hij heeft Israël gebruikt om ons de Bijbel te geven, uit Israël is de Here Jezus geboren, in Jeruzalem werd de mensheid met God verzoend en werd de dood overwonnen. In Jeruzalem ontstond de eerste kerk en vanuit Jeruzalem werd voor het eerst het evangelie wereldwijd verkondigd. Al het heil is via Israël en Jeruzalem naar ons toe gekomen. Het mooiste moet echter nog komen: Zijn wederkomst en de vestiging van Zijn koninkrijk op aarde en ook dat zal in Jeruzalem plaatsvinden. Zo zien we dat Hij de gemeente al vóór de grondlegging der wereld uitverkoren heeft.
U zult zich misschien toch nog wel blijven afvragen hoe dit nu met ons persoonlijk zit? In Romeinen 8:28-30 lezen we over ‘hen, die volgens zijn voornemen geroepen zijn.’ Wie zou Hij dan geroepen hebben, alle mensen of enkelen?
We lezen in dit gedeelte dat Hij de mens tevoren gekend heeft en ook bestemd heeft tot gelijkvormigheid aan het beeld Zijns Zoons. We weten en geloven dat de Here God alle mensen van tevoren gekend heeft, zo ook u. Hij heeft ook alle mensen tot gelijkvormigheid aan Hem bestemd. We lezen namelijk dat Hij de mens naar Zijn beeld en gelijkenis geschapen heeft (Genesis 1:26). Dat was Gods doel met alle mensen, niemand uitgezonderd, dus ook met u! Zij die tot dit beeld bestemd zijn, dus alle mensen, heeft Hij ook geroepen. Dit roepen begon al in de Hof van Eden, waar we lezen dat Hij de in zonde gevallen mens tot Zich riep (Genesis 3:9). Zijn roepstem is de hele wereld over gegaan en klinkt nog steeds wereldwijd.
Waar deze roepstem klinkt, heeft de mens zelf de mogelijkheid deze roepstem te verwerpen of te gehoorzamen. De mens heeft van God de verantwoordelijkheid gekregen om zelf te kiezen. Zij die geluisterd hebben, heeft Hij gerechtvaardigd en zij die Hij gerechtvaardigd heeft, heeft Hij dan ook verheerlijkt, zo lezen we verder in Romeinen 8:30. Laat het dus duidelijk zijn dat Gods bestemmingsplan voor de mensheid vanaf de schepping ‘gelijkvormigheid aan Zijn beeld’ was en daar is Hij nooit van afgeweken.
De mensen zullen echter wel naar Zijn roepstem moeten luisteren om hiertoe te komen en daar ligt de verantwoordelijkheid bij de mens zelf! In 1 Timoteüs 2:4 lezen we dat ‘God, onze Heiland, wil dat alle mensen behouden worden’ en in 2 Petrus 3:9 staat dat ‘Hij niet wil dat sommigen verloren gaan, doch dat allen tot bekering komen.’ Beide teksten laten aan duidelijkheid niets te wensen over.
Daarom mag ik u op dit moment met vrijmoedigheid vragen: “Bent u behouden?” Weet u zeker dat, wanneer u hier op aarde uw ogen sluit, dat u ze in de hemelse heerlijkheid zult openen en niet in de plaats van pijniging, waar de rijke man zijn ogen opsloeg (Lucas 16:23)? Hij nodigt u uit om op dit moment uw zonden te belijden en de vergeving die Hij ons in Christus aanbiedt te aanvaarden. We mogen Hem op dit moment uitnodigen om in ons leven te komen, zodat ons lichaam een woonplaats van Hem mag worden (Openbaring 3:20). Stel het niet uit, doe het vandaag nog, dan mag u ook op dit moment zeker weten dat u het eigendom van Christus bent en dat u van vóór de grondlegging der wereld reeds door Hem bent uitverkoren!


David haalde de ark van het verbond naar Jeruzalem, terwijl de Tabernakel achterbleef. In 1 Kronieken 16:37-42 lezen we dat David een eredienst instelde voor de tent die hij in Jeruzalem voor de ark des verbonds gespannen had, maar tegelijkertijd werd er ook een eredienst ingesteld voor de altaren in de Tabernakel die nu zonder ark achtergebleven was. Een eredienst in de Tabernakel met een leeg heilige der heiligen, kan dat? (H. G. te R.)

Antwoord:
In Jozua 18:1 lezen we dat Jozua de Tabernakel in Silo, dat net boven Bethel ligt, oprichtte. Vanaf dat moment werd deze plaats het geestelijk centrum voor Israël en op deze plaats werd de eredienst onderhouden. Zo wordt in Richteren 18:31 over het Godshuis te Silo gesproken. Ook in 1 Samuël lezen we over de Tabernakel waar Eli de hogepriester zijn werk deed en het volk richtte. Vanaf deze tijd zien we dat de Ark des Verbonds en de Tabernakel regelmatig gescheiden werden.
Eerst wordt de Ark uit de Tabernakel meegenomen op oorlogspad, waarbij de Israëlieten de Ark kwijtraken aan de Filistijnen. De Filistijnen brengen de Ark naar Asdod, daarna naar Ekron en vervolgens sturen ze de Ark op een wagen met zogende koeien weer terug naar het land van Israël (1 Samuël 5 en 6). De Ark keert dan uiteindelijk niet terug naar Silo, maar naar het huis van Abinadab op de heuvel bij Kirtjat-Jearim. Zeer waarschijnlijk is Silo door de Filistijnen verwoest. In 2 Samuël 6:3 lezen we dat David de Ark uit het huis van Abinadab haalde om deze naar Jeruzalem te vervoeren. Met een tussenstop van zo’n drie maanden in Obed-Edom kwam de Ark uiteindelijk aan in Jeruzalem, waar David een tent voor haar gespannen had.
Uit 1 Samuël 21:1-6 blijkt echter dat de priester Achimelek in Nob (waarschijnlijk iets ten noordoosten van Jeruzalem) een heiligdom met de Efod had, waar David van de toonbroden gegeten heeft. Ook hier zien we al dat de Ark en het heiligdom gescheiden waren. In 1 Koningen 3:2-3 zien we echter dat er verschillende offerhoogten waren waar het volk de Here zocht, ‘omdat er nog geen huis voor de naam des Here gebouwd was.’ In die tijd was de offerhoogte in Gibeon de voornaamste hoogte (:4) waar de Here aan Salomo verscheen en hem niet alleen de gevraagde wijsheid, maar ook rijkdom en eer beloofde.
Kort nadat David de stad Jeruzalem had veroverd legde de Here het verlangen in het hart van David om de Ark des Verbonds naar Jeruzalem te halen, omdat Jeruzalem de plaats is die de Here uitgekozen heeft om daar te wonen: ‘Want de Here heeft Sion verkoren, Hij heeft het Zich ter woning begeerd; Dit is mijn rustplaats voor immer, hier zal Ik wonen, want haar heb ik begeerd’ (Psalm 132:13-14)!
Zolang Salomo de tempel nog niet gebouwd had, diende de offerdienst wel gehandhaafd worden. Zoals gezegd werden de offers niet meer op één plaats gebracht, maar op meerdere offerhoogten. Gibeon was de belangrijkste offerplaats, maar het is hoogst onwaarschijnlijk dat daar ook de Tabernakel gestaan heeft.

Theo Niemeijer