Vragen - jrg. 89-23

ds. Theo Niemeijer • 89 - 2013 • Uitgave: 23
Voor wie is de nieuwe aarde?

Wie wonen er straks, bij de voleinding, op de nieuwe aarde? Zijn dat alleen zij die bij het Joodse volk behoren, of gaat het hier om een andere groep mensen? (T. L. te @)

Antwoord:
In 1 Korintiërs 13:9 lezen we: ‘Want onvolkomen is ons kennen en onvolkomen ons profeteren’ en iets verder lezen we: ‘Want nu zien wij nog door een spiegel in raadselen, doch straks van aangezicht tot aangezicht’ (vers 12). Het is verleidelijk om in onze uitleg over de eindtijd verder te gaan dan de Bijbel ons aangeeft. We moeten hiervoor waken. Misschien is het goed om eerst na te gaan wanneer er sprake is van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde.
De Bijbel leert ons dat deze schepping eens voorbij zal gaan en er een nieuwe hemel en een nieuwe aarde zullen zijn. In Matteüs 5:18 lezen we hierover: ‘Want voorwaar, Ik zeg u: Eer de hemel en aarde vergaat, zal er niet één jota of titel vergaan van de wet, eer alles zal zijn geschied.’ Alle beloften vanuit het Woord van God zullen eerst vervuld worden.
Zo lezen we in de Bijbel dat er eerst een moment zal komen waarop de Here Jezus Zijn gemeente thuis zal halen. Als gemeente mogen we hier naar verlangen. De gemeente wordt dan voor de rechterstoel van Christus beoordeeld op haar inzet voor Hem hier op aarde.
Daarna zien we al gauw het moment komen, waarover Openbaring 19:6-16 handelt: de bruiloft van het Lam en de aanvaarding van het koningschap door de Here Jezus. De gemeente zal dan met de verheerlijkte koning der koningen op aarde wederkomen, waarop Hij Zijn koninkrijk op aarde vestigt en de gemeente met Hem duizend jaar zal regeren (1 Korintiërs 6:2, Openbaring 20:6). Vanuit Jeruzalem zal het (inmiddels bekeerde) Joodse volk Zijn koningschap wereldwijd verkondigen en de volkeren onderwijs geven vanuit Gods Woord (Jesaja 2:1-5). Dit duizendjarig Vrederijk moeten we niet verwisselen met de nieuwe hemel en de nieuwe aarde. Er worden gedurende deze periode nog gewoon mensen geboren en op hoge leeftijd zullen er ook nog mensen overlijden.
Uiteindelijk zullen ook nog velen van hen zich aan het einde van dit Messiaanse rijk tegen de Here God keren! Het gaat hierbij om de laatste volkerenopstand, waarbij de duivel eens voor altijd in de poel des vuurs zal verdwijnen (Openbaring 20:10). Direct hierna vindt het laatste oordeel plaats, waarbij de ongelovigen aller tijden voor de witte troon veroordeeld zullen worden. Ook zij zullen als veroordeelden in de poel des vuurs belanden en zo voor eeuwig verloren gaan.
Hierna, pas nadat voorgoed met de zonde en het kwade afgerekend is, lezen we in Openbaring 21:1 over de nieuwe hemel en de nieuwe aarde. Zij die geloven zullen deel uit maken van deze nieuwe schepping, zij die Hem hebben verworpen zullen verloren gaan. In Johannes 3:16 lezen we: ‘Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe.’ We zien hier dus twee mogelijkheden: verloren gaan of eeuwig leven hebben! Het verschil wordt gemaakt door het geloof in de Here Jezus. In vers 18 lezen we: ‘wie in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld; wie niet gelooft, is reeds veroordeeld.’ Iemand zei eens tegen mij: “Je hoeft er niets aan te doen om verloren te gaan, want dat zijn we al wanneer we op deze wereld komen. Je kunt er echter wel wat aan doen om behouden te worden: door het geloof in het plaatsvervangend sterven van de Here Jezus voor al onze zonden aan het kruis.”
Gelooft u dat Hij dat ook voor uw zonden gedaan heeft en hebt u de Here Jezus daar al eens persoonlijk voor gedankt? Pas dan ontvang je eeuwig leven en is het vreselijke oordeel van ons afgewend. Dit eeuwig leven ontvangen we niet pas bij de wederkomst van de Here Jezus, of na ons sterven, nee, we ontvangen dit leven nu al, op het moment waarop we tot het geloof in de Here Jezus komen. Met dit eeuwig leven in ons hebben we op dit moment al deel aan de nieuwe schepping (2 Korintiërs 5:17).
Wanneer er na het duizendjarig vrederijk sprake is van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, dan ligt het voor de hand dat alle mensen die door het geloof in de Here Jezus eeuwig leven ontvangen hebben, deel hebben aan deze nieuwe schepping. Dan is er geen verschil meer tussen culturen, bevolkingsgroepen, rassen. Ook dan zal zelfs het Joodse volk niet meer een unieke positie ten opzichte van de heidenen of de gemeente innemen! Dan wordt er alleen nog maar gesproken over: ‘God is bij de mensen’ (Openbaring 21:3). Dan is er geen afstand meer tussen hemel en aarde, maar woont de Here God bij de mensen. Deze heerlijkheid is voor ons nu nog niet te vatten, we zullen ontdekken dat het onze mooiste verwachtingen ver zal overtreffen. Maar dat geldt ook voor hen die verloren gaan, ook zij kunnen dit nu niet bevatten, maar het zal vele malen erger zijn dan zij het zich voor kunnen stellen. De Bijbel waarschuwt hiervoor met de woorden: ‘een vreselijk uitzicht op het oordeel en de felheid van vuur, dat de wederspannigen zal verteren... Vreselijk is het te vallen in de handen van de levende God!’ (Hebreeën 10:27-31).
Met de wetenschap van de spoedige wederkomst van Christus wil ik u, misschien wel voor de laatste keer, oproepen om, nu het nog kan, de Here Jezus als uw persoonlijke Verlosser en Heiland te aanvaarden. Hij droeg ook uw straf aan het kruis, zodat wij niet meer gestraft behoeven te worden. Doe het nog vandaag, voor het te laat is!


Ik neem aan dat de apostel Paulus zich bij zijn prediking en het schrijven van zijn brieven baseerde op de teksten van de Tenach (Hebreeuwse Oude Testament). Maar waar baseert hij zijn uitspraak van 2 Tessalonicenzen 2:3 op, het lijkt wel op Zacharia 5:3? (F. K. te B.)

Antwoord:
In Efeziërs 2:20, 3:5 en 4:11 wordt over de Apostelen en Profeten gesproken als de fundamentleggers van de gemeente. Apostelen waren Godsmannen bekleed met Goddelijk gezag. De Profeten konden zeggen: “Zo spreekt de Here”, waarmee hun woorden gelijk stonden met Gods woorden. Bij het ontstaan van de gemeente en het schrijven van het Nieuwe Testament heeft de Here Zijn apostelen en profeten op een unieke wijze ingezet. Aan het Nieuwe Testament hebben vier apostelen: Matteüs, Johannes, Petrus en Paulus en vier profeten: Lucas, Marcus, Jacobus en Judas meegewerkt. Zo kon Paulus spreken en schrijven over zaken die in de Tenach helemaal niet voorkwamen. Het geheim van het ontstaan van de gemeente was in het Oude Testament verborgen en werd aan de apostel Paulus door de Heilige Geest geopenbaard (Efeziërs 3:1-13, 6:18-10 en Kolossenzen 1:25-27). Zo had Paulus het regelmatig over ‘zijn evangelie’ (Romeinen 2:16, 16:25 en 2 Tessalonicenzen 2:14). En soms had hij het over ‘zijn woord’ naast de uitdrukking: ‘Dit zeggen wij u met een Woord des Heren.’
Wat betreft de vergelijking tussen 2 Tessalonicenzen 2:3 en Zacharia 5:3 het volgende:
In 2 Tessalonicenzen 2:3 wordt over de wetteloosheid gesproken en in Zacharia 5:3 lijkt het volgens de Naardense Bijbel over hetzelfde te gaan: ‘Wie steelt blijft ongestraft en wie zweert zal ook ongestraft blijven.’ Vreemd, dat er in de NBG-vertaling precies het omgekeerde staat: ‘Wie steelt… en wie vals zweert zullen weggevaagd worden.’ Kunt u mij vertellen wat nu de juiste vertaling is? Het Hebreeuwse woord ‘Niviheot’ dat hier gebruikt wordt, is door de meeste vertalers vertaald met de woorden ‘wegvagen en verdelgen’. Zelf geeft ik hier ook de voorkeur aan. Beide tekstgedeelten gaan, voor zover ik het kan inschatten, dus niet over dezelfde situatie. Paulus zal zijn tekst dan ook niet op dit tekstgedeelte gebaseerd hebben.

Ds. Theo Niemeijer