Vragen - jrg. 89-21

ds. Theo Niemeijer • 89 - 2013 • Uitgave: 21
Jezus van Nazareth (en Bethlehem)

Kunt u mij vertellen wat er in de eerste twee jaar van het leven van de Here Jezus gebeurd is? (J. W. te @)

Antwoord:
Naast de Bijbel zijn er ook nog andere boeken geschreven die over de kinderjaren van de Here Jezus gaan. We zullen ons daar niet mee bezighouden, omdat deze boeken zeer discutabel zijn. Wat de Bijbel ons vertelt over de jonge jaren van de Here Jezus moet genoeg zijn. Dit bewaart ons voor allerlei fantasieverhalen.
Toen Elisabeth, de tante van Maria, zes maanden zwanger was, verscheen de engel Gabriël aan Maria met de boodschap dat ze zwanger zou worden en een Zoon zou baren. De engel legde haar uit dat dit buiten Jozef om zou gaan en dat de Heilige Geest over haar zou komen en dat Maria zo de moeder van de Messias zou worden (Lucas 1:26-38). Direct na deze engelenboodschap neemt Maria de benen en vertrekt met spoed naar het bergland ten zuiden van Jeruzalem, naar de stad waar Zacharias en Elisabeth wonen. We lezen in vers 56 dat Maria drie maanden bij haar tante bleef en dus zeer waarschijnlijk de geboorte van Johannes de Doper nog meegemaakt heeft. Misschien heeft Maria daar nog wat geholpen en gekraamd, waarna ze weer terug gegaan is naar Nazareth. Maria was toen al drie maanden zwanger en had Jozef wel heel wat uit te leggen nu ze zwanger was. De gedachte van Jozef dat Maria hem ontrouw geweest was zijn na deze drie maanden van afwezigheid wel te begrijpen. Niemand kon Jozef van Maria’s onschuld overtuigen dan alleen een engel uit de hemel. Zo verscheen hem een engel die Jozef duidelijk maakte dat Maria niet uit een man zwanger was, maar uit de Heilige Geest. We lezen echter in Matteüs 1:24-25 dat Jozef Maria tot vrouw nam, maar dat hij geen gemeenschap met Maria had voordat de Here Jezus geboren was. Ze waren dus al getrouwd voor ze, gedwongen door de landelijke inschrijving, Nazareth verlieten en naar Bethlehem gingen.

In Lucas 2:4-6 lezen we dat de Here Jezus dus niet in Nazareth, maar in Bethlehem geboren werd. In Lucas 2:21 lezen we dat de Here Jezus na acht dagen besneden werd, waarbij Hij ook de naam Jezus ontving. Deze besnijdenis zal waarschijnlijk ook nog in Bethlehem plaatsgevonden hebben. Daarna, veertig dagen na de geboorte (lees hierover in Leviticus 12:3-8), trokken Jozef en Maria op naar Jeruzalem om hun zoon Jezus in de tempel aan de Here voor te stellen en een offer te brengen (Lucas 2:22-38). Hierbij ontmoetten ze Simeon en Hanna, die Jezus herkenden als de Messias. Toen de reinigingsdagen volbracht waren trokken ze volgens Lucas 2:39 weer terug naar Nazareth. Hoelang ze toen in Nazareth gebleven zijn, weten we niet, de Bijbel spreekt hier niet over. In ieder geval was deze periode korter dan de reistijd van de wijzen uit het Oosten naar Jeruzalem.
De wijzen vonden het kind in een huis in Bethlehem (Matteüs 2:11), dus niet meer in een stal van de herberg. Er wordt hier ook gesproken over het ‘kind’ (Grieks: Paidion) en niet meer over het ‘Kindje’ (Grieks: Brefos

), zoals de Here Jezus in Lucas 2:12 en 16 genoemd wordt.
In het feit dat Herodes de jongetjes tot twee jaar liet doden, lijkt het aannemelijk dat de geschiedenis van de kindermoord zo'n één tot twee jaar na de geboorte van Christus heeft plaatsgevonden, in ieder geval niet later. Vanuit Bethlehem zijn Jozef en Maria met hun Zoon naar Egypte gevlucht om aan de wreedheden van Herodes te ontkomen.
Na de dood van Herodes, uit de geschiedenis weten we dat dit kort na de kindermoord in Bethlehem was, keerden ze terug naar Nazareth, waar de Here Jezus verder opgroeide en timmerman werd, tot aan zijn vertrek naar Johannes de Doper (Matteüs 2:19-23).


Vorig jaar werd de eedaflegging van de ministers en staatsecretarissen via de TV uitgezonden. Sommigen deden dit met de woorden: “Zo waarlijk helpe mij God almachtig”, anderen met de woorden: “Dat beloof ik.” Bij de beëdiging onder koningin Wilhelmina legden nog 98% de eed af met de woorden: “Zo waarlijk helpe mij God almachtig”, nu was dit nog maar net de helft. Kunnen wij als mensen überhaupt wel een eed afleggen, of kun je alleen een belofte afleggen op je erewoord? (L. d. W. te A.)

Antwoord:
In Matteüs 5:33 staat: ‘Gij zult uw eed niet breken, doch aan de Here uw ede gestand doen. Maar Ik zeg u, in het geheel niet te zweren… laat uw ja, dat gij zegt, ja zijn en uw neen, neen.’ Ook in Jakobus 5:12 vinden we een dergelijke opmerking: ‘Maar vooral mijn broeders, zweert niet, noch bij de hemel, noch bij de aarde, noch welke andere eed ook. Laat uw ja bij u ja zijn en neen neen, opdat gij niet onder het oordeel valt.’ In Matteüs 23:16-22 veroordeelt de Here Jezus de Schriftgeleerden die veelvuldig zwoeren.
Op grond hiervan zijn er verschillende christelijke politici die met de eedaflegging problemen hebben. Bij de eedaflegging beloven zij echter ook hun trouw aan de grondwet en de Nederlandse wetten, ook als die tegen Gods Woord in gaan. Dit laatste zien we de laatste tijd steeds meer gebeuren.
Tegenwoordig wordt niet alleen van politici, maar ook van schoolbestuurders, medici en bankmedewerkers om een dergelijke eed gevraagd. Ook deze eden dreigen vaak in te gaan tegen onze christelijke overtuigingen. U begrijpt wel dat het voor christenen steeds moeilijker wordt om zich onvoorwaardelijk te conformeren aan het werk waarvoor men aangenomen is. Het is opmerkelijk dat het aantal fraudezaken juist toeneemt nu steeds meer om een eedaflegging gevraagd wordt. Een belofte afleggen lijkt dan meer in de christelijke lijn te liggen dan het afleggen van een eed. Zou deze eedaflegging uiteindelijk kunnen leiden tot een algemene eedaflegging tot volkomen toewijding en gehoorzaamheid aan de antichrist? De Bijbel kondigt het aan en de tijd zal het leren.


In het Zoeklicht nr. 17 schrijft u over de ‘Eeuwige Zoon’. Kunt u deze titel in de Bijbel terugvinden? In Psalm 2:7 staat toch: ‘Mijn Zoon zijt Gij, Ik heb U heden verwekt’? Hoe moet ik dit zien? (L.O. te @)

Antwoord:
In Hebreeën 7:3 lezen we van Melchisedek: ‘Zonder begin van dagen of einde des levens, en, aan de Zoon van God gelijkgesteld, blijft hij priester voor altoos.’ Hier wordt de Zoon van God beschreven als ‘zonder begin van dagen of einde des levens’, dus als de eeuwige Zoon van God. In Bethlehem werd de eeuwige Zoon van God als de Mensenzoon geboren. Daar werd het eeuwige Woord dat God Zelf was (Johannes 1:14) het vleesgeworden Woord. De uitdrukking ‘Ik heb U heden verwekt’ heeft niets te maken met de geboorte van de Zoon van God, maar met de geboorte van de Mensenzoon. Voor de uitdrukking ‘verwekt’ wordt dan ook in de Statenvertaling het woord ‘gegenereerd’ gebruikt. Dit woord heeft veel meer te maken met ‘voorbestemmen, aanwijzen, roepen’ van iemand voor een bepaalde taak.

Ds. Theo Niemeijer