Vragen - jrg. 89-18

ds. Theo Niemeijer • 89 - 2013 • Uitgave: 18
Alles wat God mij te zeggen heeft staat in de Bijbel

In Het Zoeklicht nr. 9 schrijft u over de apocriefe boeken. Kan het zijn dat u deze boeken met de deuterocanonieke boeken verwisseld? (P. C. te B.)

Antwoord:
Het woord apocrief is afgeleid van ‘verborgen’, de apocriefe boeken behoorden tot de ‘verborgen boeken’, die in de Hebreeuws canon niet opgenomen waren en oorspronkelijk ook niet in de Septuaginta, de Griekse vertaling van het Oude Testament, ook wel de LXX genoemd. De Vulgata, de Latijnse vertaling van de Bijbel van de kerkvader Hiëronymus nam de apocriefe boeken wel in zijn vertaling op, maar verwierp deze boeken wel als Goddelijk geïnspireerd.
De Rooms Katholieke Kerk gebruikt voor de uitdrukking apocriefe boeken de naam: ‘Deuterocanonieke’ boeken, wat ‘tweede canon’ betekent. Het gaat hier dus om boeken die de Rooms-katholieke Kerk aan de reeds bestaande canon van de Bijbel heeft toegevoegd en daarmee het standpunt van kerkvader Augustinus volgde.
Het gaat hier om Oudtestamentische boeken zoals: Judit, Tobias, Makkabeeën, Oden, Wijsheid van Salomo, De wijsheid van Jezus Sirach, Psalmen van Salomo, het boek van Baruch, de brief van Jeremia, aanhangsels van het boek Daniël en nog vele anderen. Deze boeken werden in de periode van de derde eeuw voor Chr. tot de eerste eeuwen na Chr. in het Grieks geschreven. Deze boeken behoren echter niet tot de Heilige Schrift, omdat zij zichzelf niet aandienen als het Woord des Heren, de inhoud meerdere malen in strijd is met de Heilige Schrift en om dat de Here Jezus en de apostelen over deze boeken niet spreken. Hij citeert alleen uit de boeken van de ons bekende canon van de Bijbel (Lucas 11:51 en 24:44).
Ook zijn er vele Nieuwtestamentische apocriefe boeken die tijdens of kort na de apostolische periode geschreven werden. Het gaat hier om verschillende evangeliën die over het leven (ook het kind-zijn) van de Here Jezus gaan, om de handelingen van de apostelen, de gebeurtenissen die tijdens de beginperiode van de kerk plaatsvonden, om verschillende brieven die in die tijd namens, of door de apostelen zelf geschreven zouden zijn en om de apocalyptische openbaringen. Zo kennen we bijvoorbeeld het evangelie van Petrus, het evangelie van Marcion, het evangelie van Basilides, het evangelie van Jakobus, het evangelie van Thomas en nog vele andere evangeliën, waaronder die van Judas, Bartelomeüs, enz. Daarnaast werden de handelingen van Paulus, Petrus, Andreas, Thomas, Filippus en nog vele anderen geschreven.
De derde groep omvat de apocriefe brieven van o.a. Paulus aan de Laodicenzen, de brief van Petrus aan Filippus, de briefwisseling tussen Jezus en Abgar en de brief van Maria aan Ignatius.
Als laatste bestaan er ook apocriefe openbaringen zoals de openbaring van Petrus, de Sibyllijnse orakelen en de openbaring van Paulus, van Stefanus, van Maria, van Bartelomeüs en van Jakobus.

De uiteindelijke samenstelling (Canon) van het Oude Testament was reeds voor de geboorte van Christus door het Joodse volk bepaald. De apocriefe boeken kwamen in de Hebreeuwse Tenach niet voor. In de eerste eeuw na Christus was ook de uiteindelijke samenstelling van het Nieuwe Testament bij alle gemeenten bekend, zowel in Israël, Klein-Azië als in Europa. Zo schreef Clemens van Alexandrië in de tweede eeuw al een commentaar in zeven delen over de 27 boeken van het Nieuwe Testament zoals wij die nu kennen, zonder de apocriefe boeken erbij gevoegd.
Toen men tijdens het Concilie van Nicea in 325 de definitieve canon van het Nieuwe Testament vast wilde stellen, bleek dat de meerderheid van de aanwezigen de apostolische geschriften reeds lang erkend had. Ze behoefden hier niet over te debatteren, maar datgene vaststellen wat men reeds lang beleden en geloofd had.
In de vierde eeuw geeft Athanasius ons een lijst van 27 boeken die gelijk is aan de huidige lijst boeken van het Nieuwe Testament. Hij schrijft daarin de brief van Hebreeën toe aan Paulus toe en het boek Openbaring aan Johannes.
In 397 werd het derde concilie van Carthago gehouden, waarin geboden werd uitsluitend de canonieke boeken in de kerk te lezen. Van toen af hield alle twijfel en verschil van inzicht op.
In het laatste hoofdstuk van de Bijbel lezen we in Openbaring 22:18 en 19 ‘Ik betuig aan een ieder, die de woorden der profetie van dit boek hoort: indien iemand hieraan toevoegt, God zal hem toevoegen de plagen, die in dit boek beschreven zijn; indien iemand afneemt van de woorden van het boek dezer profetie, God zal zijn deel afnemen van het geboomte des levens en van de heilige stad, welke in dit boek beschreven zijn.’
Laten we gewaarschuwd zijn om niets toe te voegen, maar er ook niets van af te halen. De Bijbel is compleet, alles wat God mij te zeggen heeft staat in dit heilige boek!


John Piper schrijft in één van zijn boeken over de wedergeboorte, zoals beschreven in Johannes 3:1-21, 1 Petrus 1:3 en Titus 3:5. Hij wijst hierbij ook op Ezechiël 36:24-28, maar dat gaat toch over de wedergeboorte van Israël? Kunnen we deze wedergeboorte zo één op één vergelijken met onze wedergeboorte? (H. v. N. te W.)

Antwoord:
We weten dat de Here God met Israël een bijzonder plan heeft en dat de weg naar de wedergeboorte van Israël heel anders is dan de weg naar onze wedergeboorte toe. Het ongelovige deel van Israël zal zich bekeren vanuit de Harmagedon-situatie, waarin Israël geen kant meer op kan. Het is het moment waarop de Here Jezus persoonlijk in zal grijpen en als vanouds voor Zijn volk gaat strijden. We lezen dan ook in de Bijbel, dat ze Hem zullen aanschouwen en over Hem een rouwklacht aan zullen heffen, als over een kind (Zacharia 12:10).
Het unieke van de bekering van Israël is, dat deze bekering niet op individuele basis plaats zal vinden, maar dat Israël zich als geheel volk, in één keer zal bekeren. Wij bekeerden ons persoonlijk, Israël zal zich als volk bekeren. Daarbij bekeert Israël zich als ze Hem zien, terwijl wij ons bekeerd hebben zonder Hem gezien te hebben (1 Petrus 1:8). De vrucht van deze bekering zal echter wel vergelijkbaar zijn met onze wedergeboorte. Israël zal een nieuw hart ontvangen, Gods Geest zal in hen komen en zij zullen wandelen naar Zijn verordeningen, lezen we in Ezechiël 36:26-27. Daarin is de wedergeboorte van Israël vergelijkbaar met onze wedergeboorte.
Maar ook daarin zien we weer, dat dit met een heel volk tegelijker tijd gebeurt, terwijl het bij ons individueel plaatsvindt. Over de bekering van Israël lezen we namelijk: ‘En aldus zal gans Israël behouden worden.’ Het gaat hier niet om gans Nederland, of gans Engeland, was het maar zo, nee het gaat hier om geheel Israël! Dat is het unieke van Israël ten opzichte van alle andere landen.

Ds. Theo Niemeijer