Vragen - jrg. 89-16

ds. Theo Niemeijer • 89 - 2013 • Uitgave: 16
Allah en de God van Abraham

Bij ons in de kerk gaat men er vanuit dat de moslims in dezelfde God geloven als wij doen. Allah en God maakt geen verschil. Hoe denkt u hierover? (J. J. te E)

Antwoord:
De naam Allah is waarschijnlijk een samentrekking van al-ilâh en betekent ‘de god’. De naam Allah is niet specifiek islamitisch, aangezien ook Arabische christenen God met deze naam aanduiden. Eigenlijk is Allah of God helemaal geen naam, maar een titel, net zoals koning of president. Er zijn zoveel mensen die in een God geloven, maar dan betekent dit nog niet dat ze in dezelfde God geloven waar wij in geloven? Ook al geloven ze in een God als schepper van hemel een aarde, dan wil dit nog niet zeggen, dat dit onze God is. De God van Abraham, Isaäk en Jakob draagt niet alleen de titel ‘God’, maar heeft een naam en deze naam is alleen van toepassing op de God van Israël en niet op de god van de moslims. God noemt Zijn naam in Exodus 20, waarin Hij Zich voor het eerst aan Zijn volk Israël voorstelt: “Ik ben de Here, uw God” (vers 2). Hier verbindt de God van Israël zich aan Zijn naam Jahweh, die afgeleid is van het gedeelte uit Exodus 3:14 ‘Ik ben’. Daarmee onderscheidt de God van Israël zich met alle andere goden die in er wezen ‘niet zijn’.
De god van de moslims draagt de naam Jahweh niet en is dus niet dezelfde god als de God van Israël. Het mag dan wel lijken dat ze dezelfde god aanbidden omdat ook zij menen van het nageslacht van Abraham te zijn, maar hun God draagt de naam Jahweh ‘Ik ben er’ niet, dus het gaat hier duidelijk om een ander god!
Daarom heeft de Here in Exodus gezegd: ‘Gij zult geen andere goden voor mijn aangezicht hebben en u geen gesneden beeld van God maken.’ De mens was vroeger heel goed in het ontwerpen van allerlei afgoden, de één nog mooier dan de ander. Ook Israël werd hierin verleid om de Baäl te zien als dezelfde God van hun voorvaderen. Het ging immers toch om dezelfde God? Vandaag ontstaan allerlei nieuwe goden in de menselijke gedachten. Zo hebben vele mensen hun eigen God gecreëerd en denken dat het om dezelfde God van de Bijbel gaat.
Het hogepriesterlijk gebed van de Here Jezus tot Zijn Vader in de hemel was: ‘Dit nu is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God. en Jezus Christus, die Gij gezonden hebt’ (Johannes 17:3). De enige waarachtige God is de Vader van onze Here Jezus Christus en alleen door Hem kun je de Here (Jahweh) God leren kennen (Johannes 14:6).
In Galaten 4:8-9 staat: ‘Maar in die tijd, dat Gij God niet kendet, hebt gij goden gediend, die het niet zijn (letterlijk: ‘goden die niet zijn’ i.t.t. tot ‘Ik ben’). Nu gij echter God hebt leren kennen, ja meer nog, door Hem gekend zijt...’
God leren kennen vanuit ons verstand leidt tot een filosofisch godsbeeld. Hem leren kennen vanuit onze wil, leidt tot een moralistisch godsbeeld en Hem leren kennen vanuit ons gevoel leidt tot een mysterieus godsbeeld. Zo hebben veel mensen hun eigen godsbeeld ontwikkeld. De enige, waarachtige God leren we alleen kennen door Zijn Zoon de Here Jezus Christus. Dat geldt ook voor orthodoxe Joden, ook zij zullen Jahweh pas echt leren kennen wanneer ze Christus aanvaarden.
Allah of God maakt dus geen verschil. Beiden zijn een aanduiding voor God. Het gaat echter om de naam van God en dan is er maar één die Jahweh heet, de enige God die bestaat, de ‘Ik Ben’, de God van Abraham, Isaäk en Jakob, de God van de Bijbel en de Vader van onze Here Jezus Christus. Dit is dus kennelijk niet dezelfde God als die van de moslims!


In Het Zoeklicht nr. 9 heb ik in mijn vragenbeantwoording dingen geschreven over het kerkgenootschap van de Zevende-dags-Adventisten die anders blijken te zijn. Na een brief van hen lijkt het me goed om enkele dingen uit mijn gepubliceerd antwoord te wijzigen:
De profetieën van Ellen White zijn ondergeschikt aan de Bijbel. Zo luidt hun 18e geloofspunt hierover: ‘Deze geschriften (van Ellen White) maken duidelijk, dat de Bijbel de norm is waaraan alle onderwijs en ervaring moet worden getoetst.’
Jezus heeft in zijn menswording niet de zondige natuur van de mens aangenomen. Hij heeft geen zonde gekend, maar heeft de zonde van ons op Zich genomen.
De behoudenis berust niet op het volbrengen van de wet. Uit de geloofspunten 9 en 10 blijkt duidelijk dat redding slechts plaatsvindt op basis van het in geloof aanvaarden van het verzoenend werk van Jezus Christus.
De Zevende-dags-Adventisten onderscheiden zich van de protestantse kerken onder andere in het volgende:
- zij vieren de sabbat op zaterdag
- zij geloven niet in de onsterfelijke ziel
- zij geloven dat de doden nu rusten in het graf (zgn. zielenslaap)
- zij leggen veel nadruk op het houden van de tien geboden
- zij geven een tiende van hun inkomsten terug aan God
- zij geloven dat er een duizend jaar durende vrede zal zijn in de hemel voor alle gelovigen en daarna zal er voor altijd vrede zijn op aarde
Het lijkt me goed om u deze informatie niet te onthouden en zo mijn eerder gegeven antwoord aan te passen.



Graag wil ik u enkele vragen van mij broer die op Bonaire woont, voorleggen. (R. v. A. te @)
1. Na zijn opstanding zegt de Here Jezus tegen Maria: “Raak mij niet aan, want Ik ben nog niet opgevaren naar mijn Vader” (Johannes 20:17), maar in Lucas 24:39 nodigt de Here Jezus Zijn discipelen uit Hem te betasten, om hen zo te overtuigen dat Hij werkelijk opgestaan is. Spreekt dit elkaar niet tegen?


Antwoord:
In Matteüs 28:9 lezen we dat de vrouwen Zijn voeten vastgrepen en de Here Jezus het hen niet verbood. In de NBG-vertaling staat dat de Here Jezus tegen Maria zei: “Houdt Mij niet vast.” Maria wilde Jezus bij haar houden en het aardse leven met Hem weer voortzetten zoals het was vóór de kruisiging. Het gaat hier dus in de eerste plaats niet om het aanraken, maar veel meer om het vasthouden van Hem in het aardse leven. Hij had echter de opdracht om naar de hemel te gaan, daarom moest Maria Hem loslaten en laten gaan.

2. Waren de scheppingsdagen dagen van 24 uur of veel langere tijdsperioden?

Antwoord:
De uitdrukking aan het einde van ieder scheppingsdag ‘Het was avond geweest en het was morgen geweest’ staat er niet voor niets. Het laat ons zien dat het hier inderdaad om dagen van 24 uur gaat. Trouwens, een telwoord voor een dag betekent in het Hebreeuws altijd dat het om een dag van 24 uur gaat. In Psalm 33:9 staat: ‘Hij sprak en het was er, Hij gebood en het stond er.’ Hij had deze aarde ook in zes seconden kunnen scheppen. In Hebreeën 11:1-3 wordt ons duidelijk gemaakt dat Hij uit het niet waarneembare alles gemaakt heeft. Een lange evolutie had God niet nodig om deze aarde te scheppen. Laten we de majesteit van God niet naar beneden halen!

De volgende keer zal ik proberen om nog enkele vragen te beantwoorden.

Ds. Theo Niemeijer