Vragen - jrg. 89-11

ds. Theo Niemeijer • 89 - 2013 • Uitgave: 11
‘…en zij kwamen om in het water’

In Lucas 8:26-39 lezen we over de genezing van een bezetene. De Here Jezus staat toe dat de boze geesten in een kudde zwijnen mochten varen, waarop de kudde van de helling afstormde en in het meer verdronk. Waarom liet de Here Jezus deze varkens verdrinken? Varkens zijn toch ook schepselen van de Here God? (S. B. te D.)

Antwoord:
Het schijnt hier om een groot aantal boze geesten te gaan, waardoor deze man bezeten was. Een legioen is een Romeinse uitdrukking voor een legerafdeling van zo'n vier- tot zesduizend getrainde soldaten. Deze demonen, gevallen engelen, zijn door de duivel uitgezonden tot kwelling en vernietiging van de mensen, zoals de gehoorzame engelen uitgezonden zijn ten dienste van hen die het heil beërven.
Zodra een demon uitgedreven wordt gaat deze driftig op zoek naar een nieuw prooi, waarin hij zijn intrek kan nemen. We lezen dit in Lucas 11:24 ‘Zodra de onreine geest van de mens is uitgevaren, gaat hij door dorre plaatsen om rust te zoeken.’ Het zijn met name de dorre plaatsen waar demonen op zoek zijn naar behuizing. In de Duitse vertaling wordt zelfs gesproken over waterloze plekken. De Heilige Geest wordt met het water des levens vergeleken (Johannes 7:37-39) en u begrijpt wel dat mensen die vol zijn van dat water door de demonen gemeden worden. Zorg er dus voor, dat dit water in u is en dat door de wedergeboorte Gods Geest in u gekomen is. Waar dit water is, zullen demonen zich niet thuis voelen, ze zoeken namelijk op waterloze plekken! Ironisch, dat deze demonen juist hun einde in het water vinden!
Als demonen echter geen rustplaats vinden, zullen ze voortijdig in de afgrond neerdalen om gepijnigd te worden (Matteüs 8:29 en Judas :6).
Met de uitweg om in de zwijnen te varen denken de demonen wat uitstel voor deze pijniging te krijgen. Deze varkens zijn voor de Joden onreine dieren en Hij laat zien dat één mens ‘vele vogels te boven gaat’ (Matteüs 6:26). Hij staat inderdaad toe, dat de demonen in de zwijnen varen en geen kans meer krijgen om andere mensen te overmeesteren, want in het sterven van de zwijnen ligt ook het einde van deze demonische machten verankerd. Het ‘en zij kwamen om in het water’ uit Matteüs 8:32 kan zowel op de zwijnen, maar ook op de demonen slaan. Dan betekent het omkomen of sterven voor de demonen, het afdalen in de afgrond. Daarnaast werd het Overjordaanse land, waar ook vele Joden woonachtig waren, van de zwijnen gereinigd.


In nummer 5 schreef u over de Bijbelse visie op de vrouw in het ambt. Nu lezen we in Richteren 4 en 5 over Debora als richter in Israël. Deze geschiedenis laat ons toch zien dat de vrouw ook de gemeente mag leiden? (I. D. te @)

Antwoord:
We hebben in nummer 5 duidelijk kunnen zien hoe de Bijbel spreekt over de vrouw in het ambt. Het optreden van Debora kun je niet zomaar toepassen op de Nieuwtestamentische gemeente. We zien in het Nieuwe Testament hoe in de evangeliën het fundament van de gemeente gelegd werd, hoe in het boek Handelingen de gemeente ontstond en gevormd werd en hoe in de brieven van Paulus en de andere apostelen de gemeente onderwezen werden. Met name deze brieven vormen het onderwijs voor de Nieuwtestamentische gemeente. De geschiedenissen uit het Oude Testament zijn voor ons natuurlijk leerzaam en tot voorbeeld, maar het zijn juist de brieven van het Nieuwe Testament die tot lering en onderwijs voor de gemeente geschreven zijn. Zo is de gemeente ook niet een voortzetting of vervanging van het verbondsvolk volk Israël.
Er wordt vaak gesproken over de gemeente in het Oude Testament (Israël) en de gemeente in het Nieuwe Testament, waarvoor dezelfde inzettingen gelden. Dit is echter een grote misvatting en leidt tot de vervangingstheologie, ook wel de continuïteitstheologie genoemd, terwijl er bij de vorming van de gemeente juist sprake is van discontinuïteit! Met de gemeente is iets geheel nieuws ontstaan, dat er in het Oude Testament nog niet was. Zodoende gelden de inzettingen voor Israël in het Oude Testament niet één op één voor de regels in de gemeente.


In het Nieuwe Testament wordt verschillende keren over het lasteren van de Heilige Geest gesproken. Wanneer is hier sprake van? (L. V. te A.)

Antwoord:
Willens en wetens wezen de Farizeeërs de Here Jezus af en schreven de kracht van de wonderen die de Here Jezus verrichtte toe aan Beëlzebul, de overste van de boze geesten. Wanneer men zich keer op keer, willens en wetens, verhardt en verzet tegen de werking van de Heilige Geest, bestaat de mogelijkheid dat met zo iemand hetzelfde gebeurt als met de Farao uit Egypte. Een aantal keren lezen we over deze farao, dat hij zich, ondanks de tekenen en wonderen die Mozes verrichtte, verhardde en weigerde het volk te laten gaan (Exodus 7:13,22; 8:15,19,32; 9:7). Maar dan in hoofdstuk 9:12 lezen we ineens dat God zijn hart verhardde. Voor farao was er geen weg meer terug. Nu kon hij God niet meer gehoorzamen en bleef hij weigeren, totdat hij zelf omkwam in de Schelfzee.
In Hebreeën 3 en 4 worden ook wij gewaarschuwd voor deze verharding. Een mens die de zonde tegen de Heilige Geest begaan heeft, is uiteindelijk verhard en immuun geworden voor de uitnodiging tot het heil. Voor deze blijvende afwijzing van het heil is geen vergeving en gaat men verloren. Het zorgen maken of je de zonde tegen de Heilige Geest begaan hebt, vormt juist het bewijs dat je deze zonde niet begaan hebt. Iemand die zich hierover zorgen maakt, is niet verhard en ook niet immuun voor de werking van de Heilige Geest. Alle zonden worden ons in de naam van Christus vergeven. Wanneer het middel van vergeving, het offer van Christus aan het kruis, verworpen wordt, dan plaatst men zichzelf buiten de vergeving.


Kunt u mij uitleggen wat Jesaja bedoelt met de profetie uit 54:1? ‘Jubel, gij onvruchtbare, die niet gebaard hebt; breek uit in gejubel en juich, gij die geen weeën gekend hebt, want de kinderen der eenzame zijn talrijker dan de kinderen der gehuwde.’ (M. O. te @)

Antwoord:
Zowel Sara, Rebekka en Rachel, de vrouwen van de aartsvaders Abraham, Isaäk en Jakob, waren onvruchtbaar. Hierin werd al aangekondigd dat de geboorte van Israël een Godswonder is. De ‘onvruchtbare’ uit deze profetie is het volk Israël, dat door haar ongehoorzaamheid uit het beloofde land verdreven werd en over de gehele aarde verstrooid werd. In Matteüs 21:18-21 vervloekt de Here Jezus de onvruchtbare Vijgenboom, waarmee Israël bedoeld wordt. In Matteüs 24:32-35 wordt echter gesproken over het opnieuw uitlopen van deze Vijgenboom, waarmee op het herstel van Israël gedoeld wordt. Binnenkort zal Israël, dat vele eeuwen alleen gewoond heeft en onvruchtbaar was, tot zegen worden voor de gehele wereld en de aarde met haar vruchten vullen.

Ds. Theo Niemeijer