Vragen - jrg. 89-06

ds. Theo Niemeijer • 89 - 2013 • Uitgave: 6
Iedereen is uitgenodigd

In 2 Samuël 6:6 lezen we dat Uzza stierf omdat hij de ark des Heren vastgreep om haar zo voor vallen te behoeden. Eerder lezen we dat David de toonbroden at (1 Samuël 21) en hem overkwam helemaal niets, hoewel dit ook verboden was. De Here Jezus keurt het zelfs goed (Lucas 6:3-4)! Hoe denkt u hierover? (H. G. te @)

Antwoord:
In Exodus 25:15 lezen we dat de draagstokken nooit uit de ringen van de ark verwijderd mochten worden. Onder geen voorwaarde mocht men met zijn handen aan de ark komen, waarmee de heiligheid van God duidelijk gemaakt wordt. In 1 Samuël 6:19 lezen we dat in Bet-Semes zeventig mannen stierven omdat ze de ark des Heren, toen deze door de Filistijnen teruggezonden werd, bekeken hebben. Letterlijk staat hier, dat ze in de ark gekeken hadden! Ze wilden natuurlijk controleren of alles er nog in zat. Ze beseften echter niet dat ze daardoor oog in oog met de stenen tafelen kwamen te staan. De Here zegt: ‘Want geen mens zal Mij zien en leven’ (Exodus 33:20). Als het om de heiligheid van God gaat, maakt God korte metten! Met Zijn heiligheid valt niet te spotten en dat zien we door het gehele Oude Testament terugkomen.
Het eten van het toonbrood had echter een andere betekenis. Het toonbrood was een uitnodiging om van het brood Gods te eten, het brood dat in Christus werkelijkheid geworden is. In het Oude Testament wordt dit gesymboliseerd in het eten van dit brood alleen door de priesters, in het Nieuwe Testament worden allen uitgenodigd. Daarin is David als profeet een voorbeeld geworden voor alle gelovigen die met vrijmoedigheid mogen naderen om te eten. Zo ging de handeling van David niet in tegen Gods heiligheid.


In nummer 3 stelt u een vraag over Leviticus 12:1-5 aan de orde. Het gaat hier om de vraag, waarom de tijd van de reiniging van een vrouw die een zoon gebaard heeft de helft korter is dan bij het baren van een dochter. Verschillende reacties kwamen hierover bij ons binnen, waarvan ik u graag verslag wil doen.

• dr. W.J. de Wilde verklaart in de ‘Bijbel met kanttekeningen’ dat het moeilijk is om na te gaan waarom deze tijd verdubbeld werd. Echter dient wel in aanmerking genomen worden dat op de achtste dag wel de jongen besneden werd en het meisje niet.
• Uit oude Joodse geschriften leidt men af, dat de vloeiing van bloed bij de geboorte van een meisje overvloediger is dat bij de geboorte van een jongen, met als gevolg een trager herstel van de kraamvrouw bij de geboorte van een meisje.
• Hippocrates schrijft dat een vrouw na de geboorte van een zoon eerder ‘ontzwangerd’ is dan bij de geboorte van een meisje.
• Het verschil in tijd van afzondering moet niet zozeer gezocht worden in natuurlijke, maar veel meer in geestelijke oorzaken. 1 Timoteüs 2:14 leert ons dat niet de man, maar de vrouw door verleiding in overtreding gevallen is. Dit is dan ook de reden dat de reinigingsperiode bij de geboorte van een dochter dubbel zo lang is.
• Dat de reinigingstijd bij de geboorte van een zoon korter is, ligt in het feit dat we allemaal gereinigd worden door de geboorte van de Zoon, Jezus Christus, waarvan hierin een beeld getoond wordt.
• In het boek over 450 jaar Nederlandse Geloofsbelijdenis ‘Geloofstaal trekt haar spoor’ wordt ook een verklaring over dit onderwerp op blz. 162-163 gegeven. Wellicht een reden om dit boek eens aan te schaffen.
• Weer anderen zien de zeven en drieëndertig dagen meer profetisch en zien in de geboorte van de mannelijke zoon de komst van Christus voor de gemeente, met daarna de zeven jaren van verdrukking tot de besnijdenis, de wederkomst van Christus op aarde, waarna Israël drieëndertig jaar onrein zal zijn en de tempel nog niet binnen mag gaan. Na deze jaren van reiniging zal het volkerenoordeel plaatsvinden en zal de Here Zijn koninkrijk op aarde oprichten.
Zo ziet u maar dat er heel wat meningen over dit vers gegeven worden. Een overtuigend antwoord heb ik hierin nog steeds niet gevonden. Wie weet komt het nog, of anders zal het ons later wel duidelijk worden! Hartelijk dank voor uw reacties!


In een foldertje van W. Malgo las ik wat informatie over het ontstaan van het kaartspel. Zo las ik het volgende: “De speelkaarten werden in het jaar 1392 voor het persoonlijk gebruik van koning Karel in Frankrijk ontworpen, toen hij geestesziek was. De ontwerper van de kaarten was een ontaarde, boze man, die spotte met God en zijn geboden. Voor zijn creatie koos hij Bijbelse figuren: de koning stelde de duivel voor, de dame Maria, de moeder van de Here Jezus. Zo maakte hij op lasterlijke wijze, onze Heiland tot een zoon van satan en Maria. Het hart en de aas stellen het bloed van de Here Jezus voor en de boer de Here Zelf. Het klaverblad en de overige tekens betekenen de vervolging en vernietiging van alle heiligen. Zijn verachting voor de tien geboden bracht hij in het getal tien tot uitdrukking. Geen wonder dat waarzeggerij met kaartspelen zo goed uitkomt, het zijn immers duivels tekenen!”
Wat vindt u van deze verklaring? (G. H. te V.)


Antwoord:
Over het ontstaan van het kaartspel zijn vele meningen. De oudste kaartspelen stammen echter uit China. Vele eeuwen voor het Europese kaartspel zoals wij dit kennen, werd in China al gekaart.
Het Europese kaartspel werd zeer waarschijnlijk door Karel de Zesde, die ook wel ‘Karel de Waanzinnige’ genoemd werd, geïntroduceerd. Karel de Zesde (1368-1422) regeerde 42 jaar over Frankrijk. Hij kwam al heel jong, als kind, aan de macht en begon zijn koningschap onder regentschap. Toen hij in het jaar 1392 de eerste tekenen van waanzinnigheid begon te vertonen, werd zijn koningschap weer opnieuw onder regentschap geplaatst. In deze periode verzwakte Frankrijk ten opzichte van Engeland en kwam Frankrijk hopeloos in de problemen. Het is in deze periode waarin deze godslasterlijke koning de opdracht gaf om dit kaartspel te maken. Het lijkt er op dat zijn waanzinnigheid veroorzaakt werd door bezetenheid. Een spel afkomstig van zo iemand is dan ook zeer geschikt voor het occult voorspellen van de toekomst en de verslavende gokspelen, die velen tot slaven gemaakt heeft. Het lijkt mij, dat we ons als christenen van dit spel dienen te onthouden. Hierin zou ik het zekere voor het onzekere kiezen!

Ds. Theo Niemeijer