Vragen - jrg. 88-18

ds. Theo Niemeijer • 88 - 2012 • Uitgave: 18
‘Ik ben van Paulus…’

Iemand binnen mijn familie doet aan dromenuitleg, vlaggen, vallen in de geest, twijfelt aan de zesdaagse schepping en is daarbij ook nog aanhanger van Benny Hinn en andere zeer charismatische leiders. Mag ik zo iemand als volwaardig medechristen aanvaarden? Sommigen zeggen op grond van Filippenzen 1:15-18 dat het niets uitmaakt: "Hetzij met een bijoogmerk, hetzij in oprechtheid: Christus wordt verkondigd". Zelf heeft me dit niet overtuigd. (F. T. te @)

Antwoord:
Het is altijd heel moeilijk aan te geven in hoeverre je met andersdenkenden mee kunt gaan. Al heel vroeg kreeg je binnen de gemeente verschillende stromingen. Je kunt hier al over lezen in 1 Korintiërs 1:12, ‘Iedereen heeft zijn eigen leus: Ik ben van Paulus! Ik ben van Apollos! Ik ben van Cefas! Ik ben van Christus!’ Dit alles leidde tot twist en scheuringen in de gemeente te Korinthe. In het verdere gedeelte van deze Korinthebrief, zien we dat Paulus alles terugbrengt naar de boodschap van het kruis (1:17-19) en tot ‘Christus en Die gekruisigd’ (2:2). Niet de leer over de doop (1:14-17), niet de leer over de Heilige Geest, niet de leer over de toekomst, maar het geloof in Christus en Die gekruisigd is bepalend voor ons behoud.
Als een leer over de Heilige Geest echter in strijd is met de boodschap van Christus en Die gekruisigd, dan zal deze leer zeker verworpen moeten worden. Dit geldt ook voor elke andere leer. Het komt vaak voor dat medebroeders en -zusters over bepaalde gedeelten van de Bijbel anders denken en hierover een andere visie ontwikkeld hebben die met onze visie niet overeenkomt. Dan moeten we er voor waken dat we Christus niet uit nijd en twist gaan verkondigen (Filippenzen 1:15) om ons gelijk binnen te willen halen! Dit wil niet zeggen dat we zomaar alles wat geloofd en verkondigd wordt goed moeten keuren.
Natuurlijk worden we, juist in deze eindtijd, opgeroepen om te onderscheiden waar het echt op aankomt. Soms gaat men in de leer over de Heilige Geest zover, dat bekering vervangen wordt door aanraking en zonden als demonische machten in ons gezien worden die niet beleden, maar uitgedreven dienen te worden. Wanneer het fundament van bekering en wedergeboorte aangetast wordt, dan is het belangrijk om helder te zijn en andersdenkenden hierin in liefde terecht te wijzen.


Uit de Bijbel begrijp ik dat het in de hemel volmaakt is en geen herinnering meer is aan lijden, angsten, pijn en verdriet. Toch lezen we in Openbaring 6:10 over de martelaren onder het altaar: ‘Tot hoelang, o Heilige en waarachtige Heerser, oordeelt en wreekt Gij ons bloed niet aan hen, die op aarde wonen?’ Hieruit blijkt dat de martelaren in de hemel weet hebben van het leed op de aarde. Hoe valt dit te rijmen? (J. S. te @)

Antwoord:
Om deze vraag te kunnen beantwoorden zullen we eerst moeten weten wie deze martelaren zijn. In Openbaring 6 zijn we inmiddels al beland in het eerste gedeelte van de grote verdrukking. De gemeente is dan al opgenomen en behoort niet meer bij hen die op de aarde wonen, over wie deze wraak afgeroepen wordt (zie vers 10). Na de opname van de gemeente zullen nog velen tot het geloof komen. In 7:9-17 wordt zelfs over een schare gesproken die niet te tellen is. Bij de wederkomst van Christus zullen deze martelaren uit de dood opstaan om dan met Christus duizend jaar te regeren (Openbaring 20:4) Let wel, er wordt hier uitsluitend over de martelaren gesproken die op zullen staan, de gemeente is dus al op een eerder moment uit de doden opgestaan, bij de opname, voor de grote verdrukking!
In Openbaring 6:9-11 hebben we dus met een andere groep te maken en niet met broeders en zusters van de gemeente. Stefanus bad bij zijn steniging: ‘Reken hun deze zonde niet toe!’ De martelaren echter: ‘Wanneer oordeelt en wreekt Gij ons bloed.’ Dit is dus hele andere taal. Zij roepen ook niet hun hemelse Vader aan, zoals Stefanus dat deed, maar de heilige waarachtige Heerser. Paulus spreekt over zijn martelaarsdood als over een plengoffer op het altaar. De martelaren hebben zich als het ware op het altaar geofferd en symbolisch is hun bloed onder het altaar terechtgekomen. Nu leert de Bijbel ons dat in het bloed de ziel is. En net zoals het bloed van Abel tot God van de aardbodem omhoog riep (Genesis 6:10), zo roept dit bloed ook van de aardbodem tot God. Nergens lezen we dat deze martelaren zich al in de hemel bevonden. In Openbaring 20:4 lezen we zelfs dat ze na hun opstanding mee zullen regeren op aarde. Als ze in 6:9-11 al in de hemel zouden zijn, hadden ze daar beter kunnen blijven, want het vrederijk eindigt ook weer met een wereldwijde opstand tegen de Here God en Jeruzalem.
Wat we ons wel en niet in de hemelse heerlijkheid kunnen herinneren, weten we niet precies. In ieder geval weten we dat de hemelse heerlijkheid veel grootser zal zijn, dan wij kunnen bevatten. Er zal in de hemel geen enkele negatieve gedachte zijn en geen plaats voor wraakgevoelens.


Ik lees momenteel een boek van Ronald Weinland getiteld ‘Gods laatste getuigenis’. In dit boek, dat over het boek Openbaring gaat, noemt hij zichzelf in hoofdstuk 1 (pag.18) één van de twee getuigen uit Openbaring 11. Hij schrijft ook in hoofdstuk 2 (pag.41) dat de islam haar oorsprong in Hagar heeft. Klopt dit allemaal wel? (J. B. te @)

Antwoord:
Ronald Weinland is ruim 25 jaar als predikant verbonden aan ‘The Church of God’, waar hij de diensten op zaterdag (Zevendedags) leidt. In 1997 heeft God hem duidelijk gemaakt dat hij als eindtijdprofeet geroepen is en de mensheid moet voorbereiden op de wederkomst van Christus. Als resultaat hierop verscheen in 2005 zijn eerste boek, ‘De profetische eindtijd’, dat in vele talen vertaald en gelezen werd. Jaarlijks bezoekt hij vele landen, waar hij spreekbeurten houdt over het einde der tijden en de vervulde profetieën.
In 2008 verscheen het boek ‘Gods laatste getuigenis’, waarin Weinland een uitleg over het boek Openbaring geeft. Hij meent dat dit laatste Bijbelboek door niemand zomaar te begrijpen is. God heeft Weinland de geheimenissen van het boek Openbaring geopenbaard, waardoor dit boek alleen te begrijpen is door de uitleg van Weinland. Hij meent dat de laatste 4½ jaar eindtijdverdrukking op 14 december 2008 ingegaan is, het moment waarop de neerwaartse spiraal van de wereldeconomie begonnen is. Dit leidt uiteindelijk tot de derde wereldoorlog, waaraan de wederkomst van Christus gekoppeld is. Elk moment kan het zevende zegel van Openbaring verbroken worden want de eerste zes zijn al verbroken.
Het is zeker op zijn plaats om u voor ‘profeten’ als Weinland te waarschuwen. Het feit dat hij zichzelf één van de getuigen uit Openbaring 11 noemt, spreekt al boekdelen! Lees dit hoofdstuk maar eens door en u zult ontdekken dat dit nooit op Weinland kan slaan, tenzij je de zaak gaat vergeestelijken.
Zijn opmerking over Hagar als de oorsprong van de islam raakt kant noch wal! Niet Hagar, maar Mohamed is verantwoordelijk voor de oorsprong van de islam (zevende eeuw na Chr.!). God komt Hagar tegemoet in de woestijn en geeft Ismaël ook een zegen (Genesis 21).
Petrus waarschuwt ons tegen mensen zoals Weinland met de woorden: ‘Dit moet gij vooral weten, dat geen profetie der Schrift een eigenmachtige uitlegging toelaat; want nooit is profetie voortgekomen uit de wil van een mens, maar, door de Heilige Geest gedreven, hebben mensen van Godswege gesproken.’

Ds. Theo Niemeijer