Vragen - jrg. 87-07

ds. Theo Niemeijer • 87 - 2011 • Uitgave: 7
Vragen

In Matteüs 2 lezen we dat Jozef in een droom de opdracht krijgt om met spoed naar het land Egypte te vluchten om aan de wraak van Herodes te ontkomen. In Lucas 2 lezen we echter dat de Jozef en Maria met de Here Jezus nog langere tijd in Israël gebleven waren. We lezen daar namelijk over de besnijdenis op de achtste dag en het voorstellen in de tempel op de veertigste dag. Was de vlucht naar Egypte dan toch niet zo overhaast? (K. L. te G.)

Antwoord:
De komst van de wijzen uit het Oosten was waarschijnlijk op een veel later tijdstip dan men over het algemeen aanneemt. Het zou wel eens één tot twee jaar na de geboorte van de Here Jezus kunnen zijn. De volgende aanwijzingen pleiten hiervoor:
• In Lucas 2:12 en 16 wordt in het Grieks voor het woord ‘kind’ steeds het woord ‘Brephos’ gebruikt, hetgeen de betekenis heeft van een ongeboren, of heel jong kindje, dus een baby’tje. In Matteüs 2:8 en 11 wordt voor het woord ‘kind’ het Griekse woord ‘Paidion’ gebruikt, waarmee al wat grotere jongetjes en meisjes aangeduid worden.
• In Lucas wordt gesproken over een naastgelegen stal van een herberg, waarin Jozef en Maria verbleven, terwijl we in Matteüs over een huis lezen waar de wijzen het kind vonden. Ze hadden zich in de loop van de tijd dus kennelijk in een huis in Bethlehem gevestigd.
• Er werd door Herodes navraag gedaan wanneer de ster verschenen is en deze periode wordt door hem dan ook aangehouden bij het doden van de jongetjes in Bethlehem: van twee jaar en jonger.
Uit bovenstaande zouden we kunnen afleiden dat het bezoek van de wijzen in Bethlehem dus niet direct bij de geboorte plaats gevonden heeft, maar één tot twee jaar later.


Hangen we niet de vervangingsleer aan, wanneer we beweren dat de gemeente de bruid van Christus is? Volgens mij is er een huwelijksverbond tussen de Here en Israël gesloten! (J. E. te R.)

Antwoord:
In Ezechiël 16:8 lezen we hoe de Here God onder ede een verbond met Zijn volk Israël sloot en waarover de Here zegt: “Zo werd gij de Mijne.” In Ezechiël 23:5 lezen we echter dat Israël overspel pleegde, terwijl zij de ‘vrouw’ van de Here was. In Hosea 2:18 zien we dan uiteindelijk dat Israël zich zal bekeren van haar afgoderij en zich tot de Here zal keren, waarop de Here Zijn volk Israël opnieuw tot Zijn bruid zal verwerven. Hieruit blijkt dus heel duidelijk dat aan de verbintenis tussen de Here en Zijn volk Israël nooit een einde zal komen, ondanks de ontrouw van Zijn volk Israël.
We lezen echter dat uit Israël, die door de afvalligheid een ‘onvruchtbare’ genoemd wordt, uiteindelijk de Here Jezus geboren wordt, als de mooiste vrucht die een vrouw ooit voort kan brengen. De verhouding tussen de Here Jezus en Israël is dan ook niet een man-vrouw relatie, maar een moeder-zoon relatie! Zo zal het volk Israël over de Here Jezus bij Zijn wederkomst een rouwklacht aanheffen als over ‘een enig kind’. Wanneer de Here Jezus over het huwelijksgeheim tussen Hem en de gemeente spreekt dan zegt Hij: “Zo zal een man zijn vader en moeder verlaten en zijn vrouw aanhangen… dit geheimenis is groot, doch ik spreek met het oog op Christus en de gemeente” (Matteüs 19:5 en Efeziërs 5:31-32). De Here Jezus heeft Zijn vader en moeder verlaten: Zijn Vader, toen Hij bereid was naar deze wereld af te dalen en de zonden te dragen en Zijn moeder toen Israël Hem verwierp! We hebben dus eigenlijk twee verbintenissen, de ene tussen God de Vader en Israël en de andere tussen Christus en de gemeente. Deze twee verbintenissen moeten we, hoewel ze niet los van elkaar staan, niet met elkaar verwisselen!


Wie was nu eigenlijk verantwoordelijk voor de kruisiging van de Here Jezus? Waren het de Joden of de Romeinen? (K. te V.)

Antwoord:
De apostel Petrus geeft ons hier een duidelijk antwoord op: ‘Gij hebt door handen van wetteloze mensen Hem aan het kruis genageld en gedood’ (Handelingen 2:23) en iets verderop zegt Petrus tegen de Joden: “Deze Jezus, die gij gekruisigd hebt.” Toch kunnen we in vers 23 van dit hoofdstuk ook lezen dat het allemaal ‘naar de raad en voorkennis van God’ voltrokken is. In het gesprek met Pilatus zegt de Here Jezus: “Gij zoudt geen macht tegen mij hebben, indien het u niet van boven gegeven ware.” In wezen was het, net zoals bij Abraham, die zijn zoon Isaäk offerde, de Vader Zelf die Zijn zoon liet sterven en offerde op de heuvel Golgotha. Onder Gods toelating en naar Gods plan, liet Hij de Joden de Here Jezus aan de Romeinen overleveren. Onder Gods toelating en naar Gods eeuwige raadsbesluit liet Hij Zijn Zoon kruisigen, precies zoals reeds lang door David in Psalm 22 en door de profeet in Jesaja 53 was aangekondigd. De kruisiging was Gods eeuwige plan, het Joodse volk en de Romeinen waren Gods instrumenten om Zijn plan ten uitvoer te brengen en de oorzaak van Zijn sterven ligt bij de zondige mens, dus bij ons allemaal!


Ik heb onlangs een boek over de hel gelezen. De schrijfster is in haar geest zelf op bezoek in de hel geweest en vanuit deze ervaringen heeft ze dit boek geschreven. Moeten we de mensen niet veel meer waarschuwen voor de vreselijke dingen van de hel? (Y. B. te J)

Antwoord:
Het lijkt me dat de informatie die de Bijbel ons over de hel geeft voldoende moet zijn. De Here Jezus spreekt trouwens heel wat meer over de hel dan dat we vaak denken! Bij Het Zoeklicht verscheen onlangs het boek De Hel, Jezus sprak er het meest over, geschreven door J. W. Embregts. Het boek laat ons, aan de hand van wat de Bijbel ons er over leert, zien wat we ons van de hel moeten voorstellen. Visioenen en gezichten kunnen ons nog wel eens verleiden, maar Gods Woord is zeker en veilig en daar behoeven we nooit aan te twijfelen.


In het geslachtsregister van Lucas 3 staat toch heel duidelijk dat Jozef de zoon van Eli was en niet Maria de dochter van Eli? (M. S. te@)

Antwoord:
Er staat in Lucas 3:23 Jezus, een zoon, naar men meende, van Jozef, de zoon van Eli… de zoon van David (:31) …de zoon van Abraham (:34) …de zoon van God (:38). Voor de oplettende lezer valt het op dat er een overgang is van een zoon naar de zoon. Als er gesproken wordt over de zoon van Eli, dan gaat het hier om Jezus, de zoon van Eli en niet om Jozef de zoon van Eli. Net zoals verderop in deze geslachtslijn steeds weer gezegd wordt: "(Jezus), de zoon van David, (Jezus), de zoon van Abraham, (Jezus), de zoon van God. Het gaat hier dus steeds weer om Jezus de zoon van… en niet zoals in Matteüs het geval: is de zoon van de zoon van de zoon van, enz.
In Matteüs 1:16 lezen we dat Jakob Jozef verwekte, de man van Maria, uit wie Jezus geboren is. De vader van Jozef was dus niet Eli, maar Jakob, waaruit blijkt dat de geslachtslijn in Lucas de lijn van Maria aangeeft en die van Matteüs die van Jozef.

ds. Theo Niemeijer