Vragen - jrg. 86-19
Vragen
Terecht waarschuwt Het Zoeklicht ons voor de gevaren van de islam, maar hoe ga je nu om met de individuele moslim, die vaak best sympathiek zijn? (T. N. te ?)
Antwoord:
De moslims hebben de opdracht van Allah gekregen om van de aarde één groot Kalifaat (gebied) te maken waarover de grote Iman , de verwachte Madin/Mahdi, als Messias van deze wereld zal regeren. Dan zal de islamitische wetgeving wereldwijd ingevoerd worden en zullen alle mensen aan Allah onderworpen zijn. In veel opzichten lijkt de toekomstleer van de islam op die van de christenen. Zij zien de laatste tijd ook veel dezelfde apocalyptische tekenen als de christenen. Ook zij verwachten een Messias die vrede op aarde zal brengen. Het is duidelijk dat de islam vele raakvlakken met het christendom en het Jodendom heeft.
De Bijbel biedt ons in de Here Jezus volkomen vergeving en eeuwig leven aan, iets dat je bij de islam niet kunt vinden. Iedere moslim is verantwoordelijk voor zijn eigen daden, die op de dag des oordeels gewogen en vergolden zullen worden. De moslims zijn bezig om met geweld het wereldwijde Kalifaat op aarde te vestigen en schromen niet om daarbij het zwaard te gebruiken. Bij laster meent de moslim Mohammed en Allah zelf in bescherming te moeten nemen, alsof hun God het zelf niet af kan! De Vader van Gideon, Joas, had het bij het rechte eind toen Gideon, nadat hij het altaar van Baäl omvergehaald had, door de mannen van de stad bedreigd werd, door te zeggen: “Wilt gij voor Baäl strijden, of wilt gij hem helpen? Indien hij een god is, laat hij voor zichzelf strijden!” (Richteren 6:31) Juist omdat moslims voor Allah strijden, wordt het signaal afgegeven dat deze god zelf niet in staat is om voor zichzelf op te komen en dus niet bestaat of zwak is.
De islam wordt met name door geweld en dwang in stand gehouden. In islamitische landen hebben christenen weinig of geen kans zich op school te ontwikkelen en een goede baan te krijgen. Het gaat hierbij om een opgelegde, gedwongen godsdienst en niet om een verlangen van binnenuit.
Individuele moslims kunnen natuurlijk heel sympathiek zijn, maar eigenlijk bestaan er geen individuele moslims, die zelfstandig optreden en beslissingen nemen. Nog veel meer dan bij christenen vormen de moslims een collectiviteit. Een moslim zal nooit zelfstandig belangrijke levensbeslissingen nemen. Belangrijke beslissingen worden vrijwel altijd binnen familieverbanden en plaatselijke moskeeverbanden genomen. Daarom is het zo moeilijk voor een moslim om tot het geloof in de Here Jezus te komen. Hij of zij negeert daarmee de gemeenschap en neemt buiten deze collectiviteit een beslissing, waardoor zo iemand de hele gemeenschap over zich heen - en vaak tegen - zich krijgt.
We hebben vooral de opdracht om de vele moslims om ons heen de liefde van de levende God te tonen en te laten proeven. We mogen hen laten zien dat het geloof een vrije keuze is die vanuit het hart komt en ons niet van boven dwingend wordt opgelegd.
Er zijn Messiasbelijdende gelovigen, die het maar niets vinden dat de kerk gebroken heeft met de Joodse tradities en die heidense feestdagen viert zoals Kerst, Pasen en de zondag in plaats van de zaterdag, de Sabbat. Wat vindt u daarvan? (L. P. te A.)
Antwoord:
In Handelingen 15 maakt Jakobus, de toenmalige oudste en leider van de gemeente te Jeruzalem, ons duidelijk dat christenen die zich uit de heidenen tot Christus bekeren zich niet aan allerlei Joodse regels behoefden te houden. Ze bekeerden zich immers niet tot het Jodendom, maar tot Christus. In Efeziërs 2:11 22 maakt Paulus ons duidelijk, dat de gemeente niet een voortzetting van het Jodendom is, maar een ‘Nieuwe mens’. De ‘tussenmuur’ die uit allerlei Joodse inzettingen bestond en die vele eeuwen tussen de heidenen en Joden in stond, is aan het kruis afgebroken, waardoor Joden en heidenen tot één nieuwe mens samengevoegd werden. Natuurlijk staat het dan wel vrij om als Jood de Sabbat - en daarbij allerlei andere joodse inzettingen - te blijven vieren, maar deze kunnen en mogen niet opgedrongen worden aan de gelovigen uit de heidenen. In Kolossenzen 2:16 17 neemt de apostel Paulus hierin duidelijk stelling: ‘Laat niemand u blijven oordelen inzake eten en drinken of het stuk van een feestdag, nieuwe maan of sabbat, dingen die slechts een schaduw zijn van hetgeen komen moest terwijl de werkelijkheid in Christus is.’
Zo lezen we ook in Hebreeën 8:5 13 dat de priesterdienst gedurende het Oude Testament slechts een schaduw van het hemelse en tijdelijk was: ‘Dezen verrichten slechts dienst bij een afbeelding en schaduw van het hemelse’ (vers 5) ‘Nu echter heeft Hij een zoveel verhevener dienst verkregen, als middelaar van een beter verbond’ (vers 6) ‘Als Hij spreekt van een nieuw (verbond), heeft Hij daarmee het eerste voor verouderd verklaard. En wat veroudert en verjaart, is niet ver van verdwijning’ (vers 13).
In Christus hield het oude verbond op te bestaan. Bij Zijn sterven scheurde het voorhangsel in de tempel, waarmee de aardse tempeldienst overbodig werd. De hogepriester scheurde bij de veroordeling zijn klederen, waarmee het aardse hogepriesterschap voorbij was (lees Matteüs 26:65 en Leviticus 21:10). Daarbij moeten we niet vergeten dat tot het jaar 70, het jaar waarin de tempel verwoest werd, de tempeldienst in Jeruzalem gewoon werd voortgezet. Veel Joodse christenen deden daar, zoals ze gewend waren, gewoon aan mee. Vandaar het ontstaan van de Hebreeënbrief, waarin duidelijk gemaakt werd dat er vanaf Golgotha een geheel ander hemels priesterschap ontstaan is. De kerk van Rome heeft deze priesterdienst met al haar heilige sacramenten en middelaarsrol van het Joodse volk overgenomen en heeft de tempel van Jeruzalem als het ware naar Rome verhuisd.
Volgens Paulus mogen christenen niet meer geoordeeld worden op grond van de Joodse spijswetten, feestdagen en sabbat. In Christus zijn deze inzettingen werkelijkheid geworden. De vervulling van het Pascha vond plaats toen ons Paaslam, Christus, geslacht werd (1 Korinthiërs 5:7), het Joodse Wekenfeest, oftewel het Pinksterfeest, werd vervuld toen Gods Geest in het hart van de gelovigen uitgestort werd en de gemeente geboren werd. Alleen het Loofhuttenfeest wacht noch op haar vervulling en zal plaatsvinden bij de wederkomst van Christus. Ook de Sabbat is in het volbrachte werk van Christus vervuld. In Hem vinden we de ware rust waar de sabbat slechts een schaduw van was. Christenen die zich nog steeds aan allerlei Joodse inzettingen houden, kiezen daarmee voor een leven onder het oude verbond.
ds. Theo Niemeijer
Terecht waarschuwt Het Zoeklicht ons voor de gevaren van de islam, maar hoe ga je nu om met de individuele moslim, die vaak best sympathiek zijn? (T. N. te ?)
Antwoord:
De moslims hebben de opdracht van Allah gekregen om van de aarde één groot Kalifaat (gebied) te maken waarover de grote Iman , de verwachte Madin/Mahdi, als Messias van deze wereld zal regeren. Dan zal de islamitische wetgeving wereldwijd ingevoerd worden en zullen alle mensen aan Allah onderworpen zijn. In veel opzichten lijkt de toekomstleer van de islam op die van de christenen. Zij zien de laatste tijd ook veel dezelfde apocalyptische tekenen als de christenen. Ook zij verwachten een Messias die vrede op aarde zal brengen. Het is duidelijk dat de islam vele raakvlakken met het christendom en het Jodendom heeft.
De Bijbel biedt ons in de Here Jezus volkomen vergeving en eeuwig leven aan, iets dat je bij de islam niet kunt vinden. Iedere moslim is verantwoordelijk voor zijn eigen daden, die op de dag des oordeels gewogen en vergolden zullen worden. De moslims zijn bezig om met geweld het wereldwijde Kalifaat op aarde te vestigen en schromen niet om daarbij het zwaard te gebruiken. Bij laster meent de moslim Mohammed en Allah zelf in bescherming te moeten nemen, alsof hun God het zelf niet af kan! De Vader van Gideon, Joas, had het bij het rechte eind toen Gideon, nadat hij het altaar van Baäl omvergehaald had, door de mannen van de stad bedreigd werd, door te zeggen: “Wilt gij voor Baäl strijden, of wilt gij hem helpen? Indien hij een god is, laat hij voor zichzelf strijden!” (Richteren 6:31) Juist omdat moslims voor Allah strijden, wordt het signaal afgegeven dat deze god zelf niet in staat is om voor zichzelf op te komen en dus niet bestaat of zwak is.
De islam wordt met name door geweld en dwang in stand gehouden. In islamitische landen hebben christenen weinig of geen kans zich op school te ontwikkelen en een goede baan te krijgen. Het gaat hierbij om een opgelegde, gedwongen godsdienst en niet om een verlangen van binnenuit.
Individuele moslims kunnen natuurlijk heel sympathiek zijn, maar eigenlijk bestaan er geen individuele moslims, die zelfstandig optreden en beslissingen nemen. Nog veel meer dan bij christenen vormen de moslims een collectiviteit. Een moslim zal nooit zelfstandig belangrijke levensbeslissingen nemen. Belangrijke beslissingen worden vrijwel altijd binnen familieverbanden en plaatselijke moskeeverbanden genomen. Daarom is het zo moeilijk voor een moslim om tot het geloof in de Here Jezus te komen. Hij of zij negeert daarmee de gemeenschap en neemt buiten deze collectiviteit een beslissing, waardoor zo iemand de hele gemeenschap over zich heen - en vaak tegen - zich krijgt.
We hebben vooral de opdracht om de vele moslims om ons heen de liefde van de levende God te tonen en te laten proeven. We mogen hen laten zien dat het geloof een vrije keuze is die vanuit het hart komt en ons niet van boven dwingend wordt opgelegd.
Er zijn Messiasbelijdende gelovigen, die het maar niets vinden dat de kerk gebroken heeft met de Joodse tradities en die heidense feestdagen viert zoals Kerst, Pasen en de zondag in plaats van de zaterdag, de Sabbat. Wat vindt u daarvan? (L. P. te A.)
Antwoord:
In Handelingen 15 maakt Jakobus, de toenmalige oudste en leider van de gemeente te Jeruzalem, ons duidelijk dat christenen die zich uit de heidenen tot Christus bekeren zich niet aan allerlei Joodse regels behoefden te houden. Ze bekeerden zich immers niet tot het Jodendom, maar tot Christus. In Efeziërs 2:11 22 maakt Paulus ons duidelijk, dat de gemeente niet een voortzetting van het Jodendom is, maar een ‘Nieuwe mens’. De ‘tussenmuur’ die uit allerlei Joodse inzettingen bestond en die vele eeuwen tussen de heidenen en Joden in stond, is aan het kruis afgebroken, waardoor Joden en heidenen tot één nieuwe mens samengevoegd werden. Natuurlijk staat het dan wel vrij om als Jood de Sabbat - en daarbij allerlei andere joodse inzettingen - te blijven vieren, maar deze kunnen en mogen niet opgedrongen worden aan de gelovigen uit de heidenen. In Kolossenzen 2:16 17 neemt de apostel Paulus hierin duidelijk stelling: ‘Laat niemand u blijven oordelen inzake eten en drinken of het stuk van een feestdag, nieuwe maan of sabbat, dingen die slechts een schaduw zijn van hetgeen komen moest terwijl de werkelijkheid in Christus is.’
Zo lezen we ook in Hebreeën 8:5 13 dat de priesterdienst gedurende het Oude Testament slechts een schaduw van het hemelse en tijdelijk was: ‘Dezen verrichten slechts dienst bij een afbeelding en schaduw van het hemelse’ (vers 5) ‘Nu echter heeft Hij een zoveel verhevener dienst verkregen, als middelaar van een beter verbond’ (vers 6) ‘Als Hij spreekt van een nieuw (verbond), heeft Hij daarmee het eerste voor verouderd verklaard. En wat veroudert en verjaart, is niet ver van verdwijning’ (vers 13).
In Christus hield het oude verbond op te bestaan. Bij Zijn sterven scheurde het voorhangsel in de tempel, waarmee de aardse tempeldienst overbodig werd. De hogepriester scheurde bij de veroordeling zijn klederen, waarmee het aardse hogepriesterschap voorbij was (lees Matteüs 26:65 en Leviticus 21:10). Daarbij moeten we niet vergeten dat tot het jaar 70, het jaar waarin de tempel verwoest werd, de tempeldienst in Jeruzalem gewoon werd voortgezet. Veel Joodse christenen deden daar, zoals ze gewend waren, gewoon aan mee. Vandaar het ontstaan van de Hebreeënbrief, waarin duidelijk gemaakt werd dat er vanaf Golgotha een geheel ander hemels priesterschap ontstaan is. De kerk van Rome heeft deze priesterdienst met al haar heilige sacramenten en middelaarsrol van het Joodse volk overgenomen en heeft de tempel van Jeruzalem als het ware naar Rome verhuisd.
Volgens Paulus mogen christenen niet meer geoordeeld worden op grond van de Joodse spijswetten, feestdagen en sabbat. In Christus zijn deze inzettingen werkelijkheid geworden. De vervulling van het Pascha vond plaats toen ons Paaslam, Christus, geslacht werd (1 Korinthiërs 5:7), het Joodse Wekenfeest, oftewel het Pinksterfeest, werd vervuld toen Gods Geest in het hart van de gelovigen uitgestort werd en de gemeente geboren werd. Alleen het Loofhuttenfeest wacht noch op haar vervulling en zal plaatsvinden bij de wederkomst van Christus. Ook de Sabbat is in het volbrachte werk van Christus vervuld. In Hem vinden we de ware rust waar de sabbat slechts een schaduw van was. Christenen die zich nog steeds aan allerlei Joodse inzettingen houden, kiezen daarmee voor een leven onder het oude verbond.
ds. Theo Niemeijer