Vragen - jrg. 82-11

ds. Theo Niemeijer • 82 - 2006/07 • Uitgave: 11
Laten de twee verschillende geslachtsregisters van Christus in Lucas (de lijn van Maria) en Matteüs (de lijn van Jozef)
ons ook de koninklijke afstamming en de priesterlijke afstamming van Christus zien? Jezus als koning vanuit de stam Juda en priester vanuit de stam Levi? (M. S.)




ANTWOORD:

Zowel in de geslachtlijn in Matteüs als in die van Lucas
komen we de Here Jezus tegen als de zoon van Juda en David. We lezen echter wel, dat Zacharia tot de priesterafdeling
van Abia behoorde en dat Elisabeth, een verwante van Maria (Lucas 1:36) ook bij de dochters van Aäron behoorde. Zijdelings was Maria dus wel verwant aan het priesterlijk geslacht,
maar niet in een rechte geslachtslijn via Levi de zoon van Jacob. De Here Jezus zet het Aäronitische priesterschap
niet voort, maar in Hem ontstaat een geheel nieuw priesterschap, dat naar de ordening van Melchizedek.
De Hebreeënbrief is hier heel duidelijk over.



In de N.B.G. vertaling gebruikt Paulus heel vaak in de aanhef “broeders”, terwijl in de N.B.V. “broeders en zusters” vertaald wordt. Weet u wat er nu eigenlijk in de grondtekst staat? (D. K. te N.)



ANTWOORD:

In het Grieks wordt hier het woord “Adelphos” gebruikt
dat in één woord samengevat “broeders en zusters” betekent. In het Nederlands hebben we hier geen woord voor. In het Duits wordt dit woord met “Geschwister” vertaald. “Broeders en Zusters” is in dit verband dus een correcte vertaling. Jammer dat hier geen Nederlands woord voor bestaat!



Romeinen 9:14-19 vind ik heel erg moeilijk te begrijpen. Vooral vers 15-16 “Want Hij zegt tot Mozes: Over wie Ik Mij ontferm, zal Ik Mij ontfermen,en jegens wie Ik barmhartig
ben, zal Ik barmhartig zijn. Het hangt dus niet af, of iemand wil, dan wel of iemand loopt, maar van God, die Zich ontfermt.” Kunt u mij helpen, om deze verzen iets beter te begrijpen? (J. V. te Nw.L)




ANTWOORD:

In de hoofdstukken 9,10 en 11 schrijft Paulus over Gods plan met zijn verbondsvolk Israël.
Dit plan is voor ons niet te begrijpen, vandaar dat hij dit gedeelte dan ook eindigt met de woorden: “O diepte van rijkdom, van wijsheid en van kennis Gods, hoe ondoorgrondelijk zijn zijn beschikkingen en hoe onnaspeurlijk zijn wegen…of wie heeft Hem eerst iets gegeven, waarvoor hij vergoeding ontvangen moet?” (11:33v.v.)

In dit gedeelte gaat het om de soevereiniteit en de vrije wil van God, die door geen mens omgekocht kan worden.
Wij denken vaak recht te hebben op zijn ontferming en barmhartigheid door naar zijn wil te leven en Hem te behagen. Op deze manier denken we zijn goedheid te ‘kopen’, juist zoals Paulus in 11:35 schrijft: God eerst iets geven om dan vervolgens
op ‘terugbetaling’ van God te kunnen rekenen. De Bijbel leert ons echter dat het alles ‘Genade’, onverdiende gunst is, wanneer God ons ontferming en barmhartigheid
bewijst.

Het is bij God dus niet een ‘voor wat hoort wat’, maar enkel en alleen genade, vanuit Gods vrije wil.



Bij onze Bijbelstudie in het evangelie van Matteüs kwamen
we, voor ons, enkele onduidelijkheden tegen. Kunt u ons hierbij helpen? De algemene gedachte heerst, dat heel de wereld het evangelie gehoord moet hebben voordat Christus terug zal komen.

Wat wordt bedoeld met:
Mat. 10:23 ”gij zult niet alle steden van Israël zijn rondgekomen,
voordat de Zoon des Mensen komt.”

Mat. 16:28…”er zijn sommigen…die de dood niet zullen
smaken, voordat zij de Zoon des Mensen hebben zien komen in zijn koninklijke waardigheid.”

Mat. 24:14…”dit evangelie van het koninkrijk zal in de gehele wereld gepredikt worden…en dan zal het einde gekomen zijn.” (J. K. te A.)




ANTWOORD:

Het eerste vers (10:23) laat ons de korte tijd zien die de apostelen kregen om, nog voor de verwoesting van Jeruzalem en de diaspora van het joodse volk, het evangelie in de verschillende joodse steden te brengen.
We weten dat het Matteüs evangelie kort voor de verwoesting van Jeruzalem geschreven is en daarmee in zijn tijd zeer actueel was. Het meest voor de hand liggend is om aan te nemen dat het aangekondigde oordeel gelijk gesteld wordt aan de komst van de Zoon des Mensen. De apostelen waren voor dit oordeel dat over Israël kwam nog niet alle steden van Israël rondgereisd,
Het tweede vers (16:28) laat ons zien, dat sommigen van de apostelen
de koninklijke waardigheid van de Here Jezus zouden zien, eer ze zouden sterven. Petrus, Jacobus
en Johannes hebben kort daarna deze heerlijkheid gezien, toen Christus op de berg verheerlijkt
werd. (Mat. 17:1-8) Zij hebben
dus zijn heerlijkheid gezien voordat ze stierven.

Het laatste vers (24:14) wijst ons op het feit dat pas, nadat aan de gehele wereld het evangelie van het koninkrijk gepredikt is, het einde gekomen zal zijn. Het gaat hier niet om het evangelie van genade,
waardoor men door het geloof
in Christus met God verzoend - en een kind van God wordt. In dit vers gaat het om de proclamatie
dat Jezus koning op aarde is waarbij alle mensen opgeroepen worden om zich voor de Koning der koningen te buigen en alleen Hem te aanbidden.
In 1 Korintiërs 15:25-28 kunnen we over dit einde meer lezen. Het gaat bij dit einde niet zozeer om de wederkomst van Christus, maar om het feit dat Christus alle macht overdraagt aan zijn Vader en deze aarde plaats zal maken voor een nieuwe hemel en een nieuwe aarde.

In Matteüs 24:14 wordt het einde aangekondigd met het woord “Telos”,
wat we met de voleinding…”het tot zijn doel komen” kunnen vertalen. Wanneer het koningschap van Jezus Christus wereldwijd gevestigd
is en alles onder zijn voeten onderworpen is, zal Hij alle macht aan zijn Vader overdragen en ook Zichzelf aan Hem onderwerpen, zodat “God alles in allen” is…en dat is de uiteindelijke “Telos” die in Mat. 24:14 bedoeld wordt.