Vragen - jrg. 82-07

ds. Theo Niemeijer • 82 - 2006/07 • Uitgave: 7
Steeds meer mensen lenen geld bijv. via de creditcard. Ze maken schulden, kopen op afbetaling en alles loopt vast. Jongeren nemen daarin een steeds grotere plaats in, ook bijv. door mobiel bellen en het aanschaffen van dure kleding,
scooter etc. Hoe moeten christenen tegen het maken van schulden aankijken? (T.v.B. te Z.)




De Bijbel is helder:

1. “Wees niemand iets schuldig…” (Rom. 13:8).

2. Door slordig te leven, komt er oordeel over je, je faalt (Deut. 28:15) en gaat geld lenen, zodat je afhankelijk wordt (vers 44).

3. De man die leent is de knecht van de uitlener (Spr. 22:7). God wil dat Zijn kinderen vrij zijn om Hem te dienen.

4. Lenen komt voort uit ongeduld en hebzucht en het grijpt vooruit op de veronderstelling, dat je later wel terug kunt betalen. Maar je weet niet of er ‘een later’ zal zijn (Jak. 4:13-14).

5. Lenen geeft een vals gevoel van onafhankelijkheid
en zekerheid en blokkeert Gods mogelijkheid
om te voorzien in je noden.

6. Het toont ontevredenheid, waardoor groot gevaar
dreigt (1Tim. 6:8-10).

7. Het brengt schade aan Gods reputatie, want Hij belooft te voorzien in onze behoeften (Fil. 4:19).

8. Makkelijk geld lenen verzwakt het persoonlijk
geloof. Je leert niet te volharden
in gebed en uit te zien naar Gods verhoring.

9. Je sluit anderen uit te helpen, zoals dat in de Gemeente behoort
te functioneren. De rijke en de behoeftige
komen in Christus tot elkaar
en krijgen beide genade: de gever bij het helpen, de ontvanger
als gebedsverhoring.

10. Velen in de Schrift geven ons het goede voorbeeld.
Paulus had kunnen lenen voor zijn zendingsreizen.
Maar hij besloot er zélf voor te werken.
(Hand. 20:33-35).



Is het mogelijk dat iemand altijd moet kunnen vergeven? In het pastoraat merk ik dat het voor sommigen heel moeilijk is. Ze kunnen het gewoon niet. Wat moet je dan adviseren? (G.v.H. te M.)


Vergeven is één van de mooiste woorden in de Bijbel en uniek voor het christelijk geloof. Alleen bij God en door Jezus krijgen we te maken met het begrip ‘vergeving’.

Het is een gave en het is een opgave. Maar er zijn mensen die door buitengewoon moeilijke en soms traumatische ervaringen zijn heengegaan. Ze hebben hulp aangereikt gekregen, het gaat ook wel wat beter met ze, maar toch. Heel diep van binnen is er het weten dat vergeven heel moeilijk is. Het lukt gewoon niet. Het kan gaan om ouders of andere familieleden. Een vroegere werkgever of collega, of zelfs medekerkleden of de dominee. Praten, bidden, wachten…niets helpt. Langzaam groeit er dan van binnen iets dat grote verwoesting in een mensenleven kan aanrichten: bitterheid. Je wilt het niet, ontkent het, duwt het weg, tracht het te vergeten. Maar het is er altijd, meestal onbewust. Die ene persoon, die ene situatie, die vernedering, die afwijzing, die pijn van binnen…bitterheid. Men heeft uitgevonden dat een mens gaat lijken op de persoon over wie men verbitterd is geraakt. Ongemerkt wordt hij je dictator. Mensen die als kind zijn mishandeld door een ouder, gaan vaak hun eigen kinderen mishandelen.

Juist dat wat ze haten gaan ze doen. Is een mens aan dergelijk noodlot overgeleverd? Moet hij of zij er maar mee leren leven? Beslist niet. Wat kan nu wel helpen? De Bijbel is de beste raadgever, omdat
we dan de Here horen
spreken. Zijn Geest kan ons diepste binnenste
bereiken en doorzoeken.

Het eerste is dat we dát moeten toestaan. Er moeten deuren geopend worden, van binnen. Maar soms zie je die niet en weet al helemaal niet waar de deurkruk zit.

Daarom moet er eerst, voordat er aan ‘vergeven’ gedacht
kan worden, iets anders gebeuren. Namelijk: ‘overgeven’ aan God. De Here Jezus is daarin ons tot voorbeeld. Hem overkwam van alles in Zijn lijden
en sterven. Maar Hij deed niets terug, maar gaf alles, heel bewust, over “aan Hem die rechtvaardig oordeelt” (1Petr. 2:23). Dat deed Hij niet uit passieve
gelatenheid, maar uit een bewuste keuze. Het was Zijn hartsgesteldheid. Zijn kijk op het gebeuren.

Hij wist: álles wat Mij overkomt is bij de Vader bekend. Al die vernederingen,
al die geselslagen, die valse beschuldigingen, dat spugen in Zijn gezicht, die scheldwoorden en dan…de spijkers door handen en voeten. Denk nu een ogenblik even aan Hem, uw Heiland. Wat deed Hij? Hij gaf het over aan Vader.

En uiteindelijk kwam het van Zijn lippen: “Vader, vergeef het hun…”


Van óvergeven kwam vérgeven. En dat is bij ons ook zo. We moeten
het leren(!) overgeven. Dat geldt voor alles in ons leven. Ook de bedreiging die anderen voor ons zijn of lijken te zijn. Als we ons nietig voelen en overdonderd worden door anderen in onze omgeving. Wat kan dat moeilijk zijn. Je voelt dat je je zou moeten verdedigen, maar je weet niet zo gauw hoe. Je zegt dan soms ondoordachte
dingen, er ontstaat spanning, ruzie, het escaleert en je blijft in verwarring achter. Wat te doen? Het óvergeven aan Hem, die rechtvaardig oordeelt. In dat proces van léren overgeven groeit de genade van God die je hart kan leiden naar vergeving schenken. Vergeven schenken doe je niet primair
voor die ander. Die hoeft er niet van te weten. Je doet het voor jezelf en voor de Here. Hij zegt dat we altijd moeten vergeven, maar Hij wist ook dat we dat niet uit onszelf kunnen. Daarom heeft Hij de Heilige Geest gegeven. Bij het volle leven dat de Geest schenkt, komt ook de genade van het ‘vergeven’
mee. Jezus zegt ons dat we altijd moeten vergeven, omdat Hij als geen ander weet dat er anders de verwoestende kracht van de bitterheid bij komt.