Vragen - jrg. 79-25

ds. Theo Niemeijer • 79 - 2003/04 • Uitgave: 25
In Marcus 11:11-14 las ik over de geschiedenis van de onvruchtbare vijgenboom, die door de Here Jezus vervloekt werd en daarop verdorde. Waarom vervloekte de Here Jezus deze vijgenboom? Het was immers nog niet de tijd voor vijgen? (M. M. te D.)

Antwoord:
In de geschiedenis van de onvruchtbare vijgenboom vinden we ook de geschiedenis van Israël terug. Zoals de Here Jezus bij de vijgenboom naar vrucht zocht, zo zocht Hij ook onder het volk Israël naar geloofsvruchten. Hij vond slechts bladeren bij de vijgenboom, uiterlijke vroomheid bij Israël maar geen vrucht. Deze vruchteloosheid leidde voor, zowel de vijgenboom, als Israël tot vervloeking. De vijgenboom verdorde tot aan de wortel (vs. 20) terwijl Israël na de verwerping van de Messias ook verdorde, tot aan de wortel. In Jesaja 6:13 lezen we: “Evenals van een Terebint en een Eik na het vellen een tronk overblijft, zo zal zijn tronk een heilig zaad zijn”. Hoewel Israël vergeleken werd met dorre doodsbeenderen die zeer dor waren (Ezechiël 37:2) bestaat er voor dit volk toch nog een geweldige hoop! (Ezechiël 37:11-14). Aan het einde van dezelfde dag, waarop de Here Jezus deze vijgenboom vervloekte, verliet de Here Jezus de tempel en zette zich neer op de Olijfberg, waarop Hij zijn discipelen leerde: “Let op de vijgenboom... zodra zij uitloopt weet gij, dat de zomer (mijn wederkomst) reeds nabij is” (Lucas 21:29 en Mattheüs 24:32-35). Iets over de tijd van de vijgen: de vijgenboom draagt gemiddeld drie keer vrucht per jaar. In maart verschijnen reeds de voorvruchten, in juni de vroege vruchten en in september de late vruchten. De voorvruchten zijn klein en bevatten niet veel sap, de vroege vruchten zijn sappig en erg lekker maar nog niet zo groot en de late vruchten zijn wel groot, zeer voedzaam maar weer niet zo sappig als de vroege vruchten. Bij de vijgenoogst is het met name te doen om de late oogst, deze brengt namelijk het meeste op. Toen de Here Jezus naar vijgen zocht, zouden, naar de tijd gerekend (het liep tegen het Paasfeest), er wel voorvruchten aan gezeten kunnen hebben. De tijd van de vroege- en late vruchten was inderdaad nog niet gekomen.
In deze geschiedenis zit nog een veel diepere betekenis, die wij nooit helemaal zullen begrijpen. Natuurlijk wist de Here Jezus al voor Hij vrucht in de vijgenboom ging zoeken, dat Hij niets zou vinden. Hij wist dus ook al op afstand, dat er geen vrucht aan de vijgenboom te vinden was. Zo wist de Here Jezus ook al van tevoren, dat Hij onder zijn broeders in Israël wel veel uiterlijke vroomheid (bladeren) zou vinden, maar geen vruchten. Hij werd niet verrast, toen ze Hem als volk verwierpen, Hij wist het allemaal al van tevoren. Uiteindelijk was het Gods plan dat in vervulling ging want door de verwerping van de Messias, werd op Golgotha het Lam Gods geslacht, de mens met God verzoend en kwam het heil tot de heidenen! (Romeinen 11:11-12). Veel zullen we hier nooit ten diepste van begrijpen. In stille verwondering en dankbaarheid mogen we zijn ondoorgrondelijke liefde voor de verloren wereld aanvaarden en stil worden voor Gods wonderlijke plan met zijn verbondsvolk Israël.


We vinden in l Koningen 13 de geschiedenis van de man Gods uit Juda. Deze man kwam uit Juda om tegen het altaar in Bethel te prediken. Hij had een opdracht van God gekregen om daarna zonder brood te eten en water te drinken langs een andere weg weer naar Juda terug te keren. Een oude profeet echter wist hem om te praten en nodigde hem uit om bij hem te komen eten en drinken, waarop de man Gods uit Juda door een leeuw onderweg gedood werd. De leeuw en de ezel stonden nog naast het lijk, toen de profeet hem op kwam halen om hem in zijn eigen graf te begraven. Men rouwklaagde over hem en het was zijn wens om later in hetzelfde graf begraven te worden. Toonde deze profeet hierin berouw voor zijn daad? (J. I. te L.)

Antwoord:
Het gaat hier om een wonderlijke geschiedenis. Onder leiding van Jerobeam hadden de tien noordelijke stammen zich van Juda en Benjamin afgescheiden en, ter vervanging van de tempel te Jeruzalem, hun eigen godsdienstige centra opgericht te Bethel en Dan. Wat was het een gruwel voor de Here, dat de Israëlieten zich daar voor de opgerichte gouden kalveren neerbogen en hun goden aanbaden. Vanuit Juda wordt nu een man Gods gestuurd om tegen deze afgoderij te prediken. Juist terwijl Jerobeam het altaar in Bethel beklom om het aan te steken kwam de man Gods ten tonele en veroordeelde de handelwijze van Jerobeam. Hij kondigde aan dat het altaar zou scheuren en de as daarvan over de heuvel uitgestrooid zou worden. Ook zullen op dezelfde plaats de priesters van de hoogten geslacht - en de mensenbeenderen verbrand worden. Zodra de man Gods uitgesproken was, strekte Jerobeam zijn hand uit om hem te grijpen, waarop zijn hand verstijfde en het altaar scheurde. De man Gods verliet het altaar en ging weer op weg, langs een andere weg, naar Juda. Een oude profeet in Bethel had via zijn zonen van de gebeurtenis gehoord en stond er op deze man Gods te ontmoeten. Hij ging hem tegemoet en nodigde hem uit, te komen eten en drinken. Eerst weigerde de man Gods, maar toen de profeet hem vertelde, dat hij ook een profeet was, en dat de Here hem hierover een boodschap gegeven had, liet hij zich ompraten en ging met hem mee. Terwijl ze aan tafel zaten kwam echter Gods Woord tot de man Gods uit Juda: “zo zegt de Here, omdat gij weerspannig zijt geweest.. .zal uw lijk niet komen in het graf uwer vaderen”. Onderweg werd hij door een leeuw aangevallen die hem doodde. God laat niet met zich spotten! We kunnen hieruit leren, dat God zichzelf nooit zal tegenspreken. De profeet kwam met een andere boodschap tot hem, dan de boodschap, die God hem eerder gegeven had. Wat is het belangrijk, dat we ons in deze tijd onverkort houden aan het feilloze, gezaghebbende Woord van God. Natuurlijk kunnen we de nieuwsgierigheid van de oude profeet in Bethel begrijpen. We kunnen ons afvragen, waarom helemaal uit Juda een man Gods moest komen, terwijl deze oude profeet zo dicht bij woonde. Ik geloof, dat deze profeet het niet zo nauw nam met Gods Woord. God had hem aan de kant geschoven, misschien had hij zelfs wel ingestemd met de offerhoogten te Bethel en Dan. Misschien waren zijn zonen wel actief betrokken bij deze afgoderij... wie zal het weten? Of het berouw van de oude profeet is, dat hij hem in zijn eigen graf legt, de Bijbel zegt het ons niet. Hij zal zeker wel onder de indruk geweest zijn van het gezag van Gods Woord. Dit wordt in ieder geval beloond in 2 Koningen 23:15-18, waar we kunnen lezen over koning Josia, die de offerhoogte in Bethel omverhaalt en de graven op deze offerhoogte leeghaalde om de beenderen te verbranden. Het graf van de profeet dat zich daar ook bevond en waaruit blijkt, dat de profeet de offerhoogte in Bethel goedkeurde, werd echter met rust gelaten, omdat daar de man Gods uit Bethel begraven lag.. .en hij met hem.


Volgens B. B. te M. eindigt de grote verdrukking met de opening van het zesde zegel uit Openbaring 6 en wordt de wederkomst van Christus reeds in Openbaring 14:14-16 beschreven. Graag uw reactie.

Antwoord:
Zoals u waarschijnlijk zult weten, zijn over het boek Openbaring veel commentaren geschreven met net zo veel verschillende visies op dit boek. Zo geloof ik, dat het boek Openbaring met name gaat over de apocalipsis (onthulling) van de Here Jezus in heerlijkheid. Wanneer de grote verdrukking reeds ophoudt na de opening van het zesde zegel, behoren dan de vreselijke oordelen, behorend bij de zeven oordeels bazuinen en de zeven oordeelsschalen die aan het einde over de wereld uitgegoten worden niet tot de grote verdrukking? De Bijbel leert ons, dat na de grote verdrukking de Here Jezus terug komt om zijn vrederijk op aarde te stichten. Daniël leert ons in hoofdstuk 2:44, dat de wederkomst van de Here Jezus een einde zal maken aan de wereldheerschappij. Openbaring 17, 18 en 19 laten ons de val van Babylon zien, waarna de Here Jezus, samen met zijn bruidsgemeente, op aarde nederdaalt om het messiaanse rijk te stichten. We vinden dit niet in Openbaring 14, maar in hoofdstuk 19-20. In Openbaring 14:14 lezen we wel over de Mensenzoon op een witte wolk gezeten. We lezen echter niet, dat Hij op aarde nederdaalde. Hij kondigde het oordeel over de aarde aan omdat de oogst der aarde rijp geworden was. Hierna worden de zeven oordeelsschalen over de aarde uitgegoten waarover we in 16:9 kunnen lezen, dat de mensen door grote hitte verzengd werden en de naam van God lasterden, maar zich ondanks alles niet bekeerden! Dit kan natuurlijk nooit plaatsvinden na de wederkomst van Christus! Bij de wederkomst van Christus lezen we, dat iedere tong Hem zal belijden en elke knie zich voor Hem zal buigen. In Openbaring 19:11-16 wordt op een duidelijke manier de wederkomst van Christus beschreven, na de val van Babyion (de wereldregering) en voor de vestiging van het Messiaanse rijk.

ds. Theo Niemeijer