Vragen - jrg. 78-21
Vragen
Onlangs schreef u over Irenaeus en haalde u een aantal citaten van hem aan waaruit zou blijken, dat hij op de hoogte was van de opname der gemeente vóór de grote verdrukking. Uit andere citaten van hem blijkt dit echter niet zo duidelijk. Kunt u hier nog wat dieper op ingaan? (B. B. te M.)
Antwoord:
Na Openbaring 4:1 moeten we de gemeente niet meer op de aarde maar in de hemel zoeken!
Uit sommige citaten van Irenaeus zou je de gedachte kunnen afleiden dat de gemeente wél door de grote verdrukking zou moeten gaan maar daarbij moeten we rekening houden met de volgende twee argumenten:
• Irenaeus leefde in de tijd van christenvervolgingen (130-202) en het hoeft ons niet te verwonderen dat hij verwachtte dat de kerk een verdrukking moest doormaken: hij zat er middenin! Hij verwachtte dat tijdens zijn leven Rome nog verdeeld moest worden in tien koninkrijken, en dat dan de antichrist openbaar zou worden.
• Uit het opsommen door Irenaeus van bepaalde toekomstige gebeurtenissen hoeft nog niet de conclusie getrokken te worden dat de opname na of voor de grote verdrukking plaats zal vinden. We bezitten namelijk geen uitgewerkte leer van Irenaeus, waarin hij duidelijk alles op volgorde gezet heeft.
In ieder geval is het duidelijk dat de kerkvader Irenaeus als ook andere kerkvaders: Tertullianus (160-240) en Cyrillus (400-440) de opname der gemeente leerden, afgezien van het moment waarop. In Openbaring 3:10 schrijft Johannes heel duidelijk, dat "Hij ons wil bewaren vóór de ure der verzoeking, die over de gehele wereld komen zal om te verzoeken, hen die op de aarde zijn". De gemeente zal dan niet meer op de aarde zijn, ze is dan inmiddels opgenomen in heerlijkheid.
In 2 Thessalonicenzen 2:5-8 lezen we dat de mens der wetteloosheid (de antichrist) zich niet kan openbaren zolang de "wederhouder" waarmee de Heilige Geest, woonachtig in de gemeente, bedoeld wordt. Zolang de gemeente als een zoutend zout nog op aarde is, kan het verderf niet toeslaan... maar zodra de gemeente weggenomen wordt kan het verderf niet meer tegengehouden worden. Tien rechtvaardigen in Sodom zouden Gods oordeel tegengehouden hebben.. .zij zouden "wederhouders" geweest zijn. Op dezelfde wijze is de gemeente vandaag de wederhouder en kan Gods oordeel in de grote verdrukking nog niet komen!
De grote verdrukking komt als de "toom van het Lam" over de mensen, die dan nog op aarde leven. Volgens Openbaring 6:15-17 zullen de mensen op aarde zich in de rotsen en bergen voor de toom van het Lam verbergen en tot de bergen smeken, op hen te vallen om hen zo voor de toom van het Lam te verbergen. U begrijpt wel dat dit niets te maken heeft met de toekomst van de gemeente... maar met de toekomst voor hen, die na de opname van de gemeente op aarde achterblijven. Heel duidelijk is het dat na Openbaring 4:1, waar we een geopende deur in de hemel vinden en het woord "klim hierheen op" geklonken heeft en de gemeente inderdaad dan "op zal klimmen" en de aarde zal verlaten, er steeds sprake is van "hen die op de aarde wonen" en "hen die in de hemel zijn". Na Openbaring 4:1 moeten we de gemeente niet meer op de aarde maar in de hemel bij de Here Jezus zoeken!
M. T. te P. vraagt naar een uitleg van Psalm 110:7 "Hij drinkt onderweg uit de beek; daarom heft hij het hoofd op."
Antwoord:
Psalm 110 is één van de Messiaanse Psalmen die door de Here Jezus, Petrus en Paulus in het Nieuwe Testament aangehaald wordt. Het gaat hier om de uiteindelijke overwinning van de Messias als Koning en Priester. Hij wordt hier vergeleken met Melchizedek, de koning van Salem (Jeruzalem) en de Priester van God de Allerhoogste. In vers 7 vinden we dan de woorden: "Hij drinkt onderweg uit de beek". Sommige uitleggers denken hierbij aan het drinken van de "lijdensbeker", voordat Hij verhoogd werd en zijn hoofd voor altijd op zal heffen.
Anderen denken hierbij meer aan de geschiedenis van Gideon, waar de helden niet de tijd namen om netjes het water te drinken maar het als honden opslurpten. Het onderweg uit de beek drinken heeft dan te maken met: door volkomen toewijding aan de goddelijke opdracht, jezelf geen rust te gunnen om thuis water te drinken. In vers 5 lezen we: "De Here is aan uw rechterhand", waarmee aangegeven wordt dat de "beek om uit te drinken" altijd in zijn nabijheid is. In Psalm 65:10 vinden we de woorden: "De beek Gods is vol water", de beek, waar we altijd onze (geestelijke) dorst mogen lessen. Onderweg mocht de Here Jezus bij deze beek altijd zijn dorst lessen, tot op het moment waarop Hij aan het kruis hing en smachtend de woorden uitriep: "Mij dorst"! Toen kon Hij niet meer uit de beek drinken omdat God Hem verlaten had. Omdat Hij geslagen werd, ontsprong voor ons de nimmer opdrogende stroom van "levend water" waar we ons dagelijks bij mogen laven om ons hoofd steeds weer opnieuw op te heffen. Is dit misschien de reden waarom zoveel christenen met neergebogen hoofd door dit leven gaan omdat ze zich niet dagelijks laven aan deze stroom van levend water?
De beek Gods is vol water en onderweg mogen we telkens weer uit deze beek drinken om ons hoofd in deze, steeds donkerder wordende, wereld op te heffen.
Waar kunnen we lezen, dat na de grote verdrukking de gemeente met Christus op aarde terugkeert? (C. V. te K.)
Antwoord:
De zichtbare wederkomst van de Here Jezus op aarde wordt ook wel de Parousia genoemd. Het woord Parousia werd wel gebruikt voor de overwinningsintocht van de keizer. Nadat de grote steden overwonnen werden, maakte de keizer met groot machtsvertoon zijn intocht in de overwonnen stad. Hij zat dan op een prachtig wit paard en werd door zijn helden en onderdanen bij zijn intocht begeleid en gevolgd. Ook zij mochten delen in de overwinning die zij samen met hun koning behaald hadden. Nooit kwam de keizer alleen.. .hij had altijd velen in zijn gevolg. Zo lezen we van de Here Jezus dat Hij op dezelfde wijze weer terug zal komen, als Hij ook ten hemel gevaren is. (Handelingen 1:11). Hij voer heen, terwijl zij het zagen… en zal ook wederkomen terwijl ieder oog Hem zal zien; Hij voer heen op de wolken… Hij zal ook wederkomen op de wolken; Hij voer heen vanaf de Olijfberg… Hij zal ook wederkomen op de Olijfberg! (Zacharia 14:4).
In Zacharia 14:5 kunnen we lezen: "En de Here, mijn God zal komen, alle heiligen met Hem". Met deze heiligen worden de gelovigen bedoeld. Leest u maar eens in de brieven van Paulus, waarin de gelovigen meestal als heiligen aangesproken worden. In Openbaring 19:14 lezen we over de heerscharen, die in de hemelen zijn, en Hem bij zijn wederkomst volgen op witte paarden, gehuld in wit en smetteloos fijn linnen. In vers 8 lezen we over dit blinkend, smetteloos fijn linnen, dat het de "rechtvaardige daden der heiligen zijn". Ook hier zien we duidelijk, dat de Here Jezus niet alleen wederkomt maar dat de verheerlijkte gemeente, zonder vlek of rimpel in zijn gevolg met Hem wederkomt.
Verder lezen we in Colossenzen 3:4 "Wanneer Christus verschijnt, die ons leven is, zult ook gij met Hem verschijnen in heerlijkheid". Hiermee wordt duidelijk aangegeven, dat bij het verschijnen van Christus in heerlijkheid ook de gemeente met Hem zal verschijnen.
Ook 2 Thessalonicenzen 1:10 spreekt van de wederkomst van Christus, samen met de gemeente: "Wanneer Hij komt, om op die dag verheerlijkt te worden in zijn heiligen en met verbazing aanschouwd te worden in allen, die tot geloof gekomen zijn…" In zijn gemeente zal de Here Jezus in heerlijkheid wederkomen. De gemeente zal dan de volmaakte woonplaats zijn van de verheerlijkte Heer en Heiland. Bij dit grote moment zal de gemeente niet ontbreken maar juist dan, samen met Christus, verheerlijkt worden.
ds. Theo Niemeijer
Onlangs schreef u over Irenaeus en haalde u een aantal citaten van hem aan waaruit zou blijken, dat hij op de hoogte was van de opname der gemeente vóór de grote verdrukking. Uit andere citaten van hem blijkt dit echter niet zo duidelijk. Kunt u hier nog wat dieper op ingaan? (B. B. te M.)
Antwoord:
Na Openbaring 4:1 moeten we de gemeente niet meer op de aarde maar in de hemel zoeken!
Uit sommige citaten van Irenaeus zou je de gedachte kunnen afleiden dat de gemeente wél door de grote verdrukking zou moeten gaan maar daarbij moeten we rekening houden met de volgende twee argumenten:
• Irenaeus leefde in de tijd van christenvervolgingen (130-202) en het hoeft ons niet te verwonderen dat hij verwachtte dat de kerk een verdrukking moest doormaken: hij zat er middenin! Hij verwachtte dat tijdens zijn leven Rome nog verdeeld moest worden in tien koninkrijken, en dat dan de antichrist openbaar zou worden.
• Uit het opsommen door Irenaeus van bepaalde toekomstige gebeurtenissen hoeft nog niet de conclusie getrokken te worden dat de opname na of voor de grote verdrukking plaats zal vinden. We bezitten namelijk geen uitgewerkte leer van Irenaeus, waarin hij duidelijk alles op volgorde gezet heeft.
In ieder geval is het duidelijk dat de kerkvader Irenaeus als ook andere kerkvaders: Tertullianus (160-240) en Cyrillus (400-440) de opname der gemeente leerden, afgezien van het moment waarop. In Openbaring 3:10 schrijft Johannes heel duidelijk, dat "Hij ons wil bewaren vóór de ure der verzoeking, die over de gehele wereld komen zal om te verzoeken, hen die op de aarde zijn". De gemeente zal dan niet meer op de aarde zijn, ze is dan inmiddels opgenomen in heerlijkheid.
In 2 Thessalonicenzen 2:5-8 lezen we dat de mens der wetteloosheid (de antichrist) zich niet kan openbaren zolang de "wederhouder" waarmee de Heilige Geest, woonachtig in de gemeente, bedoeld wordt. Zolang de gemeente als een zoutend zout nog op aarde is, kan het verderf niet toeslaan... maar zodra de gemeente weggenomen wordt kan het verderf niet meer tegengehouden worden. Tien rechtvaardigen in Sodom zouden Gods oordeel tegengehouden hebben.. .zij zouden "wederhouders" geweest zijn. Op dezelfde wijze is de gemeente vandaag de wederhouder en kan Gods oordeel in de grote verdrukking nog niet komen!
De grote verdrukking komt als de "toom van het Lam" over de mensen, die dan nog op aarde leven. Volgens Openbaring 6:15-17 zullen de mensen op aarde zich in de rotsen en bergen voor de toom van het Lam verbergen en tot de bergen smeken, op hen te vallen om hen zo voor de toom van het Lam te verbergen. U begrijpt wel dat dit niets te maken heeft met de toekomst van de gemeente... maar met de toekomst voor hen, die na de opname van de gemeente op aarde achterblijven. Heel duidelijk is het dat na Openbaring 4:1, waar we een geopende deur in de hemel vinden en het woord "klim hierheen op" geklonken heeft en de gemeente inderdaad dan "op zal klimmen" en de aarde zal verlaten, er steeds sprake is van "hen die op de aarde wonen" en "hen die in de hemel zijn". Na Openbaring 4:1 moeten we de gemeente niet meer op de aarde maar in de hemel bij de Here Jezus zoeken!
M. T. te P. vraagt naar een uitleg van Psalm 110:7 "Hij drinkt onderweg uit de beek; daarom heft hij het hoofd op."
Antwoord:
Psalm 110 is één van de Messiaanse Psalmen die door de Here Jezus, Petrus en Paulus in het Nieuwe Testament aangehaald wordt. Het gaat hier om de uiteindelijke overwinning van de Messias als Koning en Priester. Hij wordt hier vergeleken met Melchizedek, de koning van Salem (Jeruzalem) en de Priester van God de Allerhoogste. In vers 7 vinden we dan de woorden: "Hij drinkt onderweg uit de beek". Sommige uitleggers denken hierbij aan het drinken van de "lijdensbeker", voordat Hij verhoogd werd en zijn hoofd voor altijd op zal heffen.
Anderen denken hierbij meer aan de geschiedenis van Gideon, waar de helden niet de tijd namen om netjes het water te drinken maar het als honden opslurpten. Het onderweg uit de beek drinken heeft dan te maken met: door volkomen toewijding aan de goddelijke opdracht, jezelf geen rust te gunnen om thuis water te drinken. In vers 5 lezen we: "De Here is aan uw rechterhand", waarmee aangegeven wordt dat de "beek om uit te drinken" altijd in zijn nabijheid is. In Psalm 65:10 vinden we de woorden: "De beek Gods is vol water", de beek, waar we altijd onze (geestelijke) dorst mogen lessen. Onderweg mocht de Here Jezus bij deze beek altijd zijn dorst lessen, tot op het moment waarop Hij aan het kruis hing en smachtend de woorden uitriep: "Mij dorst"! Toen kon Hij niet meer uit de beek drinken omdat God Hem verlaten had. Omdat Hij geslagen werd, ontsprong voor ons de nimmer opdrogende stroom van "levend water" waar we ons dagelijks bij mogen laven om ons hoofd steeds weer opnieuw op te heffen. Is dit misschien de reden waarom zoveel christenen met neergebogen hoofd door dit leven gaan omdat ze zich niet dagelijks laven aan deze stroom van levend water?
De beek Gods is vol water en onderweg mogen we telkens weer uit deze beek drinken om ons hoofd in deze, steeds donkerder wordende, wereld op te heffen.
Waar kunnen we lezen, dat na de grote verdrukking de gemeente met Christus op aarde terugkeert? (C. V. te K.)
Antwoord:
De zichtbare wederkomst van de Here Jezus op aarde wordt ook wel de Parousia genoemd. Het woord Parousia werd wel gebruikt voor de overwinningsintocht van de keizer. Nadat de grote steden overwonnen werden, maakte de keizer met groot machtsvertoon zijn intocht in de overwonnen stad. Hij zat dan op een prachtig wit paard en werd door zijn helden en onderdanen bij zijn intocht begeleid en gevolgd. Ook zij mochten delen in de overwinning die zij samen met hun koning behaald hadden. Nooit kwam de keizer alleen.. .hij had altijd velen in zijn gevolg. Zo lezen we van de Here Jezus dat Hij op dezelfde wijze weer terug zal komen, als Hij ook ten hemel gevaren is. (Handelingen 1:11). Hij voer heen, terwijl zij het zagen… en zal ook wederkomen terwijl ieder oog Hem zal zien; Hij voer heen op de wolken… Hij zal ook wederkomen op de wolken; Hij voer heen vanaf de Olijfberg… Hij zal ook wederkomen op de Olijfberg! (Zacharia 14:4).
In Zacharia 14:5 kunnen we lezen: "En de Here, mijn God zal komen, alle heiligen met Hem". Met deze heiligen worden de gelovigen bedoeld. Leest u maar eens in de brieven van Paulus, waarin de gelovigen meestal als heiligen aangesproken worden. In Openbaring 19:14 lezen we over de heerscharen, die in de hemelen zijn, en Hem bij zijn wederkomst volgen op witte paarden, gehuld in wit en smetteloos fijn linnen. In vers 8 lezen we over dit blinkend, smetteloos fijn linnen, dat het de "rechtvaardige daden der heiligen zijn". Ook hier zien we duidelijk, dat de Here Jezus niet alleen wederkomt maar dat de verheerlijkte gemeente, zonder vlek of rimpel in zijn gevolg met Hem wederkomt.
Verder lezen we in Colossenzen 3:4 "Wanneer Christus verschijnt, die ons leven is, zult ook gij met Hem verschijnen in heerlijkheid". Hiermee wordt duidelijk aangegeven, dat bij het verschijnen van Christus in heerlijkheid ook de gemeente met Hem zal verschijnen.
Ook 2 Thessalonicenzen 1:10 spreekt van de wederkomst van Christus, samen met de gemeente: "Wanneer Hij komt, om op die dag verheerlijkt te worden in zijn heiligen en met verbazing aanschouwd te worden in allen, die tot geloof gekomen zijn…" In zijn gemeente zal de Here Jezus in heerlijkheid wederkomen. De gemeente zal dan de volmaakte woonplaats zijn van de verheerlijkte Heer en Heiland. Bij dit grote moment zal de gemeente niet ontbreken maar juist dan, samen met Christus, verheerlijkt worden.
ds. Theo Niemeijer