Vragen - jr.g. 77-18

ds. Theo Niemeijer • 77 - 2001/02 • Uitgave: 18
In de gemeente, waartoe ik behoor, is door het boek 'vrouwen in de gemeente van Christus", geschreven door George en Dora Winston, veel verwarring en verdeeldheid ontstaan over de positie van de vrouw in de gemeente. Kunt u mij vertellen hoe we als gemeente met dit onderwerp om behoren te gaan? (W. G. te E.)

Antwoord:
“Het is heel jammer dat tegenwoordig veel gevestigde kerken, maar ook evangelische gemeenten overstag gaan en voor de “vrouw in het ambt” kiezen en daarmee het gezaghebbende woord van God loslaten”.

Over dit onderwerp hebben we reeds verschillende keren geschreven. Daarom wil ik me beperken tot een aantal fundamentele uitspraken van Gods Woord hierover. Het is juist binnen het christendom dat de vrouw haar gelijkwaardige positie ten opzichte van de man ontvangt. Vergelijkt u de positie van de vrouw binnen de Islam, het Boeddhisme, het Hindoeïsme maar eens met die binnen het christendom. Ook in de atheïstische, goddeloze wereld wordt de gelijkwaardige positie van de vrouw ontkend en vervalt ze tot een lustobject voor mannen en krijgt ze van de maatschappij geen enkele ruimte om aan haar diepste verlangens (moederschap, vrouw zijn) tegemoet te komen. Paulus was met zijn uitspraak in Galaten 3:27,28 heel revolutionair: "Want gij allen, die in Christus gedoopt zijt, hebt u met Christus bekleed. Hierbij is geen sprake van Jood en Griek, van slaaf of vrije, van mannelijk en vrouwelijk; gij allen zijt immers één in Christus".

In Christus worden de nationale, seksuele en maatschappelijke verschillen overbrugd en zijn we één in het lichaam van Christus, de gemeente. Het aanvaarden van deze gelijkwaardigheid wil niet zeggen dat er geen verscheidenheid is. Zo leert de Bijbel ons heel duidelijk, dat de man, zowel binnen het huwelijk als in de gemeente, door God geroepen is om gezag te dragen. We lezen in Efeziërs 5:22-24 dat de man het hoofd van de vrouw is, evenals Christus het hoofd van de gemeente is. Zowel de vrouw als de gemeente zijn geroepen om aan hun hoofd onderdanig te zijn.

Verwerping van deze scheppingsorde is een regelrecht verzet tegen de Heer van de Gemeente. Als een vrouw haar man niet als hoofd accepteert, hoe zal zij dan Christus als hoofd van de gemeente accepteren? Beide zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Goed is het te weten dat het hoofd er niet in de eerste plaats is om te heersen, maar juist om "het lichaam in stand te houden" (vs. 23). Gezag uitoefenen heeft niets te maken met heerschappij voeren, maar veel meer met dienen en de verantwoordelijkheid dragen om het huwelijk en de gemeente in stand te houden. Nu lezen we in 1 Timotheus 2:12 dat de apostel Paulus niet toestaat, dat een vrouw onderricht geeft - of gezag over de man uitoefent. Deze woorden van Paulus zijn geheel in overeenstemming met de scheppingsorde die God ingesteld heeft. Daarom bruist iedere gezaghebbende taak die door een zuster in de gemeente uitgeoefend wordt in tegen de gehoorzaamheid aan het onfeilbaar eeuwig Woord van God. Predikanten en ambtsdragers, zowel oudsten als diakenen (de gezagsdragers in de gemeente), kunnen bijbels gezien nooit vrouwen zijn. Het is geweldig, dat zoveel werk in de gemeente door vrouwen gedaan wordt. We denken hierbij aan het kinderwerk, het diaconale werk, allerlei praktische werkzaamheden in de gemeente.

De scheppingsorde met de man als gezagsdrager zien we al in het begin van de Bijbel. Na de zondeval riep de Here God niet Eva, maar Adam ter verantwoording omdat Hij de verantwoordelijke was! We lezen bij de priesterdienst, dat niet de vrouwen, maar de mannen tot priesters geroepen werden om in het heiligdom verzoening voor het volk te doen. Geen enkele vrouw mocht in het heiligdom verschijnen! De omliggende volkeren met andere godsdiensten kenden wel de vrouwelijke priesters. We zien de gezagsverhoudingen bij de aartsvaders, binnen Gods volk Israël, bij de roeping van de apostelen en later binnen de gemeente.

God wijkt niet af van de scheppingsorde, die vanaf de schepping bestaat. De maatschappij en goed bedoelde boeken dwingen ons misschien onze kijk hierop te herzien en de taken anders in te vullen... maar vergeet dan niet dat we tegen de ingestelde scheppingsorde van God ingaan. Het is heel jammer dat tegenwoordig veel gevestigde kerken, maar ook evangelische gemeenten overstag gaan en voor de "vrouw in het ambt" kiezen en daarmee het gezaghebbende Woord van God loslaten. Ik zie deze ontwikkeling als een teken van de eindtijd, en als onderdeel van de grote afval die binnen de kerk begonnen is. Het begon al in de hof van Eden, waar satan Eva van Adam isoleerde en door list en bedrog aangezet werd om, buiten de goedkeuring van Adam om, van de verboden vrucht te eten. Satan heeft zijn strategie niet veranderd en is vandaag op deze manier nog steeds bezig. Voor de kerk in de eindtijd is het woord: "maar gij hebt mijn Woord bewaard" (Openbaring 3:8) van onschatbare waarde. De gemeente is in Jeruzalem begonnen met de woorden: "zij dan die zijn Woord aanvaarden”, helaas gaat de gemeente te gronde door het verwerpen en verwaarlozen van het gepredikte Woord Gods. Ook al gaat het hier om kerken en gemeenten die een numerieke groei beleven, terwijl ze met vrouwelijke ambtsdagers functioneren, dan hoeft dit niet als bewijs te dienen dat God deze gemeente zegent.

De gemeente van Laodicea wordt in de Bijbel beschreven als een gemeente die aan niets gebrek had. Het kan dan een grote, wervende gemeente geweest zijn die een prachtig eigen gebouw bezat met talloze activiteiten, maar toch… was het een gemeente, waar de Here Jezus Zelf buiten voor de deur stond en er niet in betrokken werd. Groei heeft in de eerste plaats te maken met de vrucht van de Heilige Geest, waardoor Christus in ons persoonlijk leven én in de gemeente zichtbaar wordt. Moge onze gemeenten deze groei beleven!


Onlangs was er bij ons een gastpredikant, die voor zijn prediking de tekst Efeziërs 1:3,4 uitkoos: "Gezegend zij de God van onze Here Jezus Christus, die ons met allerlei geestelijke zegen in de hemelse gewesten gezegend heeft in Christus. Hij heeft ons immers in Hem uitverkoren vóór de grondlegging der wereld, opdat wij heilig en onberispelijk zouden zijn voor zijn aangezicht. In liefde heeft Hij ons tevoren bestemd als zonen van Hem te worden aangenomen door Jezus Christus…"
Na de preek bleef ik met veel vragen zitten: was satan er al voor de schepping… en wist God al voor de schepping van de zondeval en de kruisdood van Christus… en wist Hij toen al wie behouden zou worden en wie niet??? (T. K. te E.)


Antwoord:
Wanneer het over de uitverkiezing en de voorkennis van God gaat krijgen wij met, voor ons, ondoorgrondelijke zaken te maken. Sommige dingen zijn ons vanuit Gods Woord geopenbaard, andere zijn voor ons verborgen en zullen we dan ook met eerbiedige afstand moeten bezien. De Bijbel leert ons dat satan voor zijn val een beschuttende cherub was en een plaats op de heilige berg der goden had (Ezechiël 28:14). We lezen echter dat hij ter aarde neder geworpen werd toen zijn hart trots werd (vs. 17) en Jesaja vertelt ons in dit verband dat hij zich aan de Allerhoogste gelijk wilde stellen (Jesaja 14:14).

Toen de Here God de mens geschapen had, gaf Hij hem onder andere de opdracht de aarde te onderwerpen (Genesis 1:28), hetgeen een heen-wijzing zou kunnen zijn tot de overwinning op de satan, die de aarde na zijn val onderworpen had. De mens heeft gefaald, waarna de gehele mensheid aan de macht van satan onderworpen werd. Uiteindelijk verscheen de Messias om de falende mensheid weer terug te winnen voor God en te brengen tot haar oorspronkelijk doel: beelddrager van God, die over zijn schepping heerst. In Christus komen we tot Gods oorspronkelijke doel met de mensheid… en nog meer! Waren Adam en Eva nog schepselen van God, de wedergeboren mens is zelfs een kind van God geworden!

Het is niet de schepping maar juist de verlossing in Jezus Christus, waardoor we de liefde van God hebben leren kennen. "Hieraan hebben wij de liefde leren kennen, dat Hij zijn leven voor ons heeft ingezet" (1 Johannes 3:16) ..."Hierin is de liefde Gods jegens ons geopenbaard, dat God zijn eniggeboren Zoon gezonden heeft in de wereld..." (4:9) God heeft de mens met een wil geschapen en niet als een robot of marionet die willoos gehoorzaamt. Het feit, dat God al van tevoren weet, wie er behouden wordt staat hier buiten. Voor God bestaat er geen tijd.. .Hij kijkt net zo gemakkelijk vooruit in de geschiedenis als de mens naar het verleden kijkt. Het zijn goddelijke eigenschappen, die wij mensen niet kunnen bevatten. Zo heeft God ons ook al van voor de grondlegging der wereld in Christus uitverkoren. Het gaat hier in dit gedeelte niet zo zeer om de individuele gelovige, maar veel meer om de gemeente in haar geheel. Zoals Jacobus in Handelingen 15:14-18 uitlegt, dat de gemeente niet een soort "Noodplan" is, dat pas in werking trad na het verwerpen van de Messias door Israël. Jacobus zegt in dit gedeelte, dat de gemeente, Gods oorspronkelijke plan was en dat Hij, wanneer de gemeente voltooid is, Hij weder zal komen om de draad met Israël weer op te pakken en de vervallen hut van David te herstellen. In Efeziërs 1:4 gaat het niet in de eerste plaats om de uitverkorenen maar om Hem, die God uitverkoren en ons aangewezen heeft en in Wie wij nu ook uitverkorenen geworden zijn. Het uitverkoren zijn heeft niets te maken met de verwerping van anderen. In Christus kan iedere zondaar een uitverkorene worden! In Hem komen we tot Gods oorspronkelijke plan met ons: "Als zonen te worden aangenomen". In Johannes 1:12 lezen we, dat "Allen die Hem aangenomen hebben, recht gekregen hebben om kinderen Gods te worden". Het gaat hier niet om een select gezelschap, maar om een uitnodiging voor ieder mens.

ds. Theo Niemeijer