Vragen - jrg. 77-16

ds. Theo Niemeijer • 77 - 2001/02 • Uitgave: 16
In het boek 'valsheid in geschrifte, de gespleten pen van de Bijbelschrijvers'. geschreven door Jacob Slavenburg las ik, dat het Nieuwe Testament in de loop der eeuwen sterk aan verandering onderhevig is geweest en dat de vroegere kerkvaders bewust bepaalde boeken uit de Bijbel gelaten hebben. Wat vindt u hiervan?

Antwoord:
De vraag die altijd weer opduikt is de vraag of de Bijbel, die we vandaag in onze handen houden, werkelijk Gods Woord is en door alle eeuwen foutloos bewaard gebleven, zoals Hij het tot de Bijbelschrijvers gesproken heeft. Heel belangrijk is het dan te weten, dat er van het Nieuwe Testament talloze manuscripten gevonden zijn die de nauwkeurige overdracht van het begin van onze jaartelling tot de 21e eeuw bevestigen.

We bezitten meer dan 4000 zeer oude manuscripten van het Griekse Nieuwe Testament, waarvan enkele vrij kort na de oorspronkelijke tekst werden geschreven. De oudste tekst, op papyrus, bevat een kort fragment van het evangelie van Johannes en dateert uit het begin van de tweede eeuw. De Chester Beatty Papyri, uit de derde eeuw, zijn belangrijker; zij bevatten hele boeken van het Nieuwe Testament. Meer dan 200 manuscripten zijn op perkament geschreven met unciaalletters (Griekse hoofdletters) en dateren uit de vierde tot de achtste eeuw. De meest beroemde en beste manuscripten van het Nieuwe Testament zijn:

• De Codex Sinaïticus, ontdekt door Tischendorf in 1859 in het Sint Catharina-klooster in de Sinaï. Deze dateert uit het begin van de vierde eeuw en bevat het gehele Nieuwe Testament.

• De Codex Vaticanus, ook uit de vierde eeuw, in de bibliotheek van het Vaticaan. Hij is geschreven op 559 vellen en 142 daarvan bevatten het gehele Nieuwe Testament.

• De Codex Alexandrinus, uit de vijfde eeuw, bevindt zich in het Brits Museum en bevat bijna het gehele Oude Testament (in het Grieks) en het hele Nieuwe Testament.

• De Ephraemi Syri codex, uit de vijfde eeuw bevindt zich in de nationale bibliotheek van Parijs en omvat 64 vellen voor het Oude Testament en 145 voor het Nieuwe Testament.

Vergeleken met de overvloed van manuscripten van de Bijbel berusten de geschiedkundige werken uit de oudheid op een veel minder uitgestrekte documentaire basis. Zo bestaan bijvoorbeeld over de bekende Gallische oorlog van Julius Caesar maar enkele manuscripten waarvan de oudste ongeveer uit 900 dateert.

Het bestuderen van de oude manuscripten van het Nieuwe Testament en het vergelijken van deze met het huidige Nieuwe Testament heeft een opzienbarend resultaat opgeleverd. De, aanvankelijk gevonden, varianten bleken na verder onderzoek geen enkele invloed op de betekenis van de tekst te hebben. Het ging hier vooral om de volgorde van de woorden in de zinnen en het verwisselen van één letter, wat op de betekenis absoluut geen invloed had. De tekstcritici, die objectief en op een zeer gedegen wetenschappelijke manier hun onderzoek naar de tekstvarianten gedaan hebben, (het waren zeker niet gelovigen, integendeel!) kwamen tot het volgende oordeel: "De christen kan de hele Bijbel in zijn hand nemen en zonder vrees of aarzeling zeggen, dat hij daarin het ware Woord van God vasthoudt dat zonder wezenlijk verlies door de eeuwen heen van geslacht tot geslacht is overgedragen."

Daarnaast hebben we te maken met de samenstelling van het Nieuwe Testament. Welke boeken werden in de Bijbel opgenomen, welke niet en wat was het criterium?

We hebben hierbij te maken met de "Canon" (letterlijk: (meet)stok) van de Bijbel. Bij het ontstaan van de Bijbel gebeuren drie wonderen:

• Inspiratie aan de bijbelschrijvers

• Verlichting aan de lezer, die zich daarvoor openstelt, zodat de geïnspireerde tekst begrepen wordt

• Onderscheiding aan de gemeente om te herkennen welke boeken var goddelijke oorsprong zijn om in de canon bewaard te worden en welke niet.

Het is niet een boeket bloemen dat langzaam, al wandelend en plukkend samengesteld wordt, nee het complete boeket was al compleet, toen het laatste Bijbelboek, Openbaring, geschreven werd. De Evangeliën en de brieven zijn niet het product, maar de basis van de aanvaarding van de kerk toen deze hun inspiratie erkende. De kerk hoefde niet de vraag te stellen: "Zullen er één of meer evangeliën zijn, of een harmonie van de vier evangeliën. Moeten we er nog andere verhalen aan toevoegen die minder gezaghebbend zijn?" De evangeliën waren er eenvoudigweg, evenals de brieven en de Openbaring, en zij waren enkel en alleen gebaseerd op het apostolisch gezag en op het innerlijke getuigenis van de Heilige Geest. De geschiedenis van de canon van de Bijbel is zeer leerzaam en laat ons het volgende zien:

1. De canon is niet vastgesteld krachtens één of ander menselijk gezag. Integendeel, werken voortgebracht door bovennatuurlijke inspiratie, werden door het stille werk van de Heilige Geest door de gehele christenheid aanvaard. Immers, de Schrift is ouder dan de kerk, en verschafte aan de kerk haar grondslag, haar vormgeving, haar leer en haar geestelijk voedsel. In grote meerderheid waren de apostolische geschriften door het merendeel der gelovigen erkend reeds vóór het concilie van Nicea in 325, en wel in die mate, dat het concilie niet eens over de canon hoefde te debatteren! De eerste christenen hebben dus niet eerst een canon van 'nieuwe boeken’ gevormd waaraan zij slechts van lieverlede hetzelfde goddelijke karakter en hetzelfde gezag toekende als aan de boeken van het Oude Testament. Zij aanvaarden de nieuwe boeken uit de apostolische kring successievelijk evenzeer als zijnde de Schrift als de oudere geschriften. Voor een dergelijk feit is slechts één verklaring mogelijk: De eenstemmige overtuiging werd in de harten teweeggebracht door het innerlijk getuigenis van de Heilige Geest, die zonder ophouden heeft bijgedragen tot dit drievoudig wonder ten gunste van Gods volk: het schrijven van de Bijbelboeken, het samenstellen van de canon en het bewaren van de Heilige Schrift, door de eeuwen heen.

2. Door de voorzienigheid Gods zijn de kerken, gedurende de twee en een halve eeuw waarin de canon tot stand kwam, ervoor bewaard gebleven ook maar enig boek te aanvaarden dat niet in de canon thuis hoorde. Zij onderzochten geheel vrij en zonder overhaasting de boeken die zij ontvingen. Soms waren er enkele kerken die een tijd lang aarzelden voordat ze volledig instemden. Maar het kwam nooit voor dat de gelovigen als geheel een definitieve keuze deden waar zij later op terug moesten komen. Daarin erkennen wij opnieuw de tussenkomst van de Goddelijke Voorzienigheid. Hoe zou het anders te verklaren zijn, dat de volgende boeken resoluut van de hand werden gewezen en in de canon geen plaats kregen:

• De eerste brief van Clemens, geschreven vanuit Rome aan de gemeente Gods te Corinthe (omstreeks 96).

• De Didaché (omstreeks 120), of de leer der twaalf apostelen die Clemens van Alexandrië en Origenes als behorend tot de Schrift beschouwden.
• De brief van Barnabas (omstreeks 130). opgenomen in de codex Sinaïticus.

• De herder van Hermas (omstreeks 140). ook opgenomen in de codex Sinaïticus.

Deze boeken zijn niet zonder belang maar staan op een veel lager geestelijk pijl dan de apostolische werken. Langzamerhand zijn ze definitief ter zijde gesteld. Andere boeken vertoonden reeds terstond niet genoeg kenmerken van authenticiteit, zoals:

- De Openbaring van Petrus (vóór 150)

- De Handelingen van Paulus (apocrief)

- Apocrieve evangeliën zoals van:
Petrus, Matthias, Jacobus en van de Geboorte.

3. De canon is ook bewaard gebleven voor de dwalingen die langzamerhand in het christendom openbaar werden.
Ondanks, dat de kerk het Woord losliet en de praktijk van de kerk in strijd was met de Schrift, heeft de kerk de canon van de Bijbel bewaard.

4. De canon overleeft de toenemende strijd tegen haar! Hoewel de laatste tijd steeds meer de vraag gesteld wordt, waarom er niet meer boeken aan de Bijbel toegevoegd mogen worden, of soms ook boeken verwijderd kunnen worden, zien we ondanks alles, dat de 27 boeken van het Nieuwe Testament nog steeds gezaghebbend zijn in de Gemeente Gods.

In 1 Petrus 1 lezen we dat we "Wedergeboren zijn, niet uit vergankelijk, maar uit onvergankelijk zaad, door het levende en blijvende Woord van God. Want: Alle vlees is als gras; het gras verdort en de bloem valt af, maar des Heren Woord blijft in der eeuwigheid."

ds. Theo Niemeijer

Geraadpleegde lectuur:
"Inspiratie en het gezag van de Bijbel" van Réné Pache.