Vragen - jrg. 77-07

ds. Theo Niemeijer • 77 - 2001/02 • Uitgave: 7
Van de Ahmadidiyya Moslim Gemeenschap ontvingen de inwoners van Den Haag een introductie foldertje, waarin deze Moslim Gemeenschap voorgesteld werd. Wat zou er met christenen gebeuren, wanneer zij zulk soort acties in Moslimlanden zouden houden? Ik denk wel dat christenen hun leven hiermee op het spel zouden zetten. In ons land heeft de Moslim Gemeenschap alle ruimte om zending te bedrijven. Ik vind deze ontwikkeling erg zorgelijk. (J. V. te S.)

Antwoord:
Deze ontwikkeling zou ons juist tot nadenken moeten zetten! Veel groeperingen zijn zeer actief met het uitdragen van hun idealen, maar hoe zit het met de christenen? Zijn zij niet vaak te passief? De Here Jezus heeft het Zelf aangegeven dat Hij de gelovigen als schapen onder de wolven uitzendt. Als christenen leven we in een vijandige wereld en deze wereld zal steeds vijandiger worden, juist naarmate de wederkomst van Christus nabij is. In het introductie foldertje van deze Moslim Gemeenschap las ik dat deze gemeenschap in twintig jaar een zeer sterke groei meegemaakt heeft van 11390 leden in 1986 tot 41.308.975 leden in 2000. Ieder lid van deze gemeenschap draagt een deel van het inkomen af aan de Gemeenschap om aldus behulpzaam te zijn bij het financieren van het omvangrijke netwerk van plaatselijke, landelijke en internationale organisaties, zoals missies, educatieve instellingen, ziekenhuizen, drukkerijen, literatuur, bijeenkomsten, enz., aldus het foldertje. U ziet wel, we hebben hier te maken met een wereldomvattende organisatie, die haar zaakjes goed op orde heeft! Opnieuw zullen we ons als christenen moeten bezinnen op de "Grote Opdracht" die de Here Jezus ons voor zijn hemelvaart gaf: "Gaat heen, maakt als de volken tot mijn discipelen". Wat is uw aandeel hierin?

Zijn we bereid om te gaan… of anderen helpen te gaan. Hoe is het met onze financiële bijdrage gesteld… dragen we ook daarin ons steentje bij?


Nog niet zo lang geleden schreef u over het avondmaal dat het lichaam van de Here Jezus niet verbroken werd. In de Staten Vertaling lezen we in 1 Corinthiërs 11:24 echter over het lichaam van Christus dat wel voor ons verbroken werd. Hoe staat het er nu in het Grieks? (V. V. te P.)

Antwoord:
Zoals ik reeds aangegeven heb, lezen we in Exodus 12:46 duidelijk dat geen been van het Lam gebroken mocht worden en in Johannes 19:31-37 hoe deze profetie letterlijk vervuld werd.

De letterlijke vertaling van 1 Corinthiërs 11:24 luidt vanuit het Grieks: "En het dankgebed gesproken hebbende brak Hij en zei: dit is mijn lichaam voor u, doe dit tot mijn gedachtenis". De meeste vertalers hebben deze woorden "dit is mijn lichaam voor u" dan ook zo overgenomen. De Staten Vertaling vormt hierop een uitzondering, deze heeft het als volgt overgenomen: "Dat is mijn lichaam, dat voor u verbroken wordt". Dit 'verbreken' komt niet overeen met de profetie uit Exodus 12, waaraan de voorkeur gegeven wordt bij de andere vertalingen.


In het "Onze Vader" komt de zin voor. "en leidt ons niet in verzoeking". In Jacobus 1:13-15 staat echter, dat God niemand in verzoeking brengt. Is dit niet tegenstrijdig?

Antwoord:
Bij betrouwbare bijbeluitleg zal de context (samenhang), waarin een bijbelvers geschreven is altijd een belangrijke rol spelen. Zo ook bij dit bijbelgedeelte. Het “Onze Vader” is een onderdeel van de "Bergrede" die de Here Jezus aan het begin van zijn openbare dienst voor het Joodse volk uitspreekt. Deze Bergrede begint in Mattheus 5:1 en eindigt in hoofdstuk 7:29. Hij leert zijn volk over het koninkrijk der hemelen, dat door velen in Israël verwacht werd en dat in de komst van de Here Jezus dichtbij gekomen was. In het Onze Vader vinden we belangrijke elementen, die met de komst van dit koninkrijk te maken hebben. Zo vinden we in dit gebed de vraag: "Uw koninkrijk kome", een belofte die in vervulling zou gaan, wanneer het Joodse volk de Messias aanvaard zou hebben. Door de verwerping van de Messias wacht dit gebed nog op de verhoring. Het koninkrijk der hemelen zal pas bij de wederkomst van Christus komen. Wanneer we vanuit deze Joodse achtergrond dit gebed gaan lezen dan zullen we tot een verantwoord begrip t.a.v. het Onze Vader komen. Vanuit de Joodse achtergrond weten we, dat het hier om Gods heilige naam gaat, wanneer Hij tot zijn doel met Israël komt: "Niet om uwentwil doe Ik het, o huis Israëls, maar om mijn heilige naam, die gij ontheiligd hebt onder de volken in wier gebied gij gekomen zijt" (Ezechiël 36:22). Bij het herstel van Israël wordt de ontheiligde naam van God weer opnieuw geheiligd. Wanneer Israël de Messias zal aanvaarden zal het volk ook met stoffelijke zaken gezegend worden. De vroege en de late regen zullen vallen, het land zal vruchtbaar worden en het verwoeste land zal weer een sieraad onder alle landen worden.

Dan zullen ze iedere dag hun dagelijks brood ontvangen. De Here zal de hemel openen en hen met al het goeds verzadigen. Dan zal de Here ook volkomen de schuld van het Joodse volk vergeven, Hij zal hun zonde ziet meer gedenken en rein water zal Hij over hen sprenkelen. Dan zal het volk ook niet meer in de verzoeking geleid worden, maar volkomen veilig in hun eigen land wonen. De grootste en ergste verzoeking waarin de Here God zijn volk zal leiden is de Grote Verdrukking, die in Openbaring beschreven wordt, of ook wel de "benauwdheid voor Jacob" genoemd, maar waaruit Jacob gered zal worden.

Als Nieuwtestamentische gemeente mogen we weten, dat ons alle schuld in Christus vergeven is, dat Hij ons juist zal bewaren voor de ure der verzoeking (Openbaring 3:10), dat we nu al in ons persoonlijk leven deel mogen hebben aan zijn koninkrijk, dat Hij ons in de eerste plaats met geestelijke zegen gezegend heeft en het niet vanzelfsprekend is dat Hij ons ook met stoffelijke zaken zegent. Daarom is het belangrijk, dit gebed niet zomaar klakkeloos over te nemen als een gebed voor iedere situatie en voor iedere christen. Wel vinden we hier een aantal principes die voor ieder gebed gelden. We vinden in het Onze Vader een opbouw van twee keer drie principes, eerst: Uw naam, Uw koninkrijk en Uw wil, en dan: geef ons, vergeef ons en leidt ons.


In 1 Thessalonicenzen 3:13 staat: "…om uw harten te versterken, zodat zij onberispelijk zijn in heiligheid voor onze God en Vader bij de komst van onze Here Jezus met al zijn heiligen". In dit vers worden we als christenen aangemoedigd om ons voor te bereiden op de komst van Christus met al de heiligen. Ik meende altijd, dat wij met Christus terug zullen komen. Nu ik dit vers lees, begin ik daar aan te twijfelen. Kunt u mij dit vers uitleggen? (M. B. te W.)

Antwoord:
In Colossenzen 3:4, 2 Thessalonicenzen 1:10, Openbaring 19:14 en Zacharia 14:5 kunnen we duidelijk lezen dat de gelovigen de Here Jezus bij zijn wederkomst op aarde zullen begeleiden. We zullen met Hem wederkomen om dan ook samen met Hem als koningen te regeren. In 1 Thessalonicenzen gaat het echter om het moment wanneer Christus voor zijn gemeente terug komt om de gemeente tot zich te nemen. Wanneer Christus zijn, nog op aarde levende, gemeente tot Zich zal nemen, dan zullen met Hem ook alle heiligen terugkeren om vervolgens uit de doden op te staan en samen met de nog op aarde levende gelovigen de Here Jezus tegemoet te gaan in de lucht. Dus de komst van Christus voor de gemeente houdt ook in, dat met deze komst we voor altijd met al onze geliefden, die reeds gestorven zijn, verenigd zullen worden.

ds. Theo Niemeijer